Bijbelboek nummer 23 — Jesaja
Schrijver: Jesaja
Waar geschreven: Jeruzalem
Geschrift voltooid: Na 732 v.G.T.
Beschreven periode: ca. 778–na 732 v.G.T.
1. Hoe was de situatie in het Midden-Oosten, en in het bijzonder in Israël en Juda, in de achtste eeuw v.G.T.?
DE DREIGENDE schaduw van de wrede Assyrische monarch hing zwaar boven de andere rijken en kleinere koninkrijken van het Midden-Oosten. Overal in het gebied werd druk gesproken over samenzweringen en bondgenootschappen (Jes. 8:9-13). Het afvallige Israël in het noorden zou spoedig ten prooi vallen aan dit internationale geïntrigeer, terwijl Juda’s koningen in het zuiden in grote onzekerheid regeerden (2 Kon. hfdst. 15–21). Nieuwe oorlogswapens werden ontwikkeld en in gebruik genomen, wat tot de verschrikking der tijden bijdroeg (2 Kron. 26:14, 15). Waar zou men bescherming en redding kunnen vinden? Hoewel de naam van Jehovah het volk en de priesters in het kleine koninkrijk Juda op de lippen lag, keerde hun hart zich in heel andere richtingen, eerst naar Assyrië en later naar het zuidelijk gelegen Egypte (2 Kon. 16:7; 18:21). Het geloof in Jehovah’s macht taande. Waar geen volslagen afgoderij werd beoefend, heerste een huichelachtige vorm van aanbidding, die op formalisme en niet op de ware vrees voor God was gebaseerd.
2. (a) Wie gaf gehoor aan de oproep om voor Jehovah te spreken, en wanneer was dit? (b) Wat is in verband met de naam van deze profeet betekenisvol?
2 Wie zou dan voor Jehovah spreken? Wie zou zijn reddende macht verkondigen? „Hier ben ik! Zend mij”, luidde het prompte antwoord. De spreker was Jesaja, die al eerder had geprofeteerd. Het was het jaar waarin de melaatse koning Uzzia stierf, omstreeks 778 v.G.T. (Jes. 6:1, 8). De naam Jesaja betekent „Redding van Jehovah”, wat, hoewel in omgekeerde volgorde geschreven, ook de betekenis is van de naam Jezus („Jehovah is redding”). Van begin tot eind wordt dit feit, dat Jehovah redding is, in Jesaja’s profetie beklemtoond.
3. (a) Wat is er over Jesaja bekend? (b) Gedurende welke periode profeteerde hij, en wie waren andere profeten uit zijn tijd?
3 Jesaja was de zoon van Amoz (niet te verwarren met Amos, een andere profeet uit Juda) (1:1). De Schrift zwijgt over zijn geboorte en zijn dood, hoewel hij volgens de joodse overlevering door de goddeloze koning Manasse aan stukken is gezaagd. (Vergelijk Hebreeën 11:37.) Uit zijn geschriften blijkt dat hij met zijn vrouw, een profetes, en op zijn minst twee zonen met profetische namen in Jeruzalem verblijf hield (Jes. 7:3; 8:1, 3). Hij diende tijdens de regering van ten minste vier koningen van Juda: Uzzia, Jotham, Achaz en Hizkia; klaarblijkelijk begon zijn bediening omstreeks 778 v.G.T. (toen Uzzia stierf, of mogelijk eerder) en heeft ze op zijn minst tot na 732 v.G.T. (Hizkia’s 14de jaar), of niet minder dan 46 jaar, voortgeduurd. Ongetwijfeld had hij tegen het laatstgenoemde jaar zijn profetie ook te boek gesteld (1:1; 6:1; 36:1). Andere profeten uit zijn tijd waren Micha in Juda en, in het noorden, Hosea en Oded. — Micha 1:1; Hos. 1:1; 2 Kron. 28:6-9.
4. Waaruit blijkt dat Jesaja de schrijver van het boek was?
4 Dat Jehovah Jesaja gebood profetische oordelen op te tekenen, wordt gestaafd door Jesaja 30:8: „Kom nu, schrijf het in hun bijzijn op een tafel en teken het zelfs op in een boek, opdat het mag dienen voor een toekomstige dag, als een getuigenis tot onbepaalde tijd.” De joodse rabbi’s uit de oudheid erkenden Jesaja als de schrijver en beschouwden het boek als het eerste boek van de grote profeten (Jesaja, Jeremia en Ezechiël).
5. Wat getuigt van de eenheid van het boek Jesaja?
5 Hoewel sommigen op de verandering van stijl in het boek vanaf hoofdstuk 40 hebben gewezen als een aanduiding dat hier sprake is van een andere schrijver, of een „Tweede Jesaja”, moet de verandering van onderwerp toch voldoende zijn om de verandering in schrijfstijl te verklaren. Er zijn veel bewijzen voor dat Jesaja het gehele boek dat zijn naam draagt, heeft geschreven. Zo blijkt de eenheid van het boek bijvoorbeeld uit de uitdrukking „de Heilige Israëls”, die 12 maal in hoofdstuk 1 tot 39 en 13 maal in hoofdstuk 40 tot 66 voorkomt, in totaal dus 25 maal, terwijl ze in de rest van de Hebreeuwse Geschriften slechts 6 maal voorkomt. De apostel Paulus getuigt ook van de eenheid van het boek door uit alle delen van de profetie aanhalingen te doen en het gehele werk aan één auteur, Jesaja, toe te schrijven. — Vergelijk Romeinen 10:16, 20; 15:12 met Jesaja 53:1; 65:1; 11:1.
6. Hoe levert de Dode-Zeerol van Jesaja het overtuigende bewijs (a) dat onze huidige bijbels met het oorspronkelijke geïnspireerde geschrift overeenkomen, en (b) dat het gehele boek door de ene Jesaja geschreven werd?
6 Het is interessant dat er sinds 1947 enkele oude documenten te voorschijn zijn gebracht uit de duisternis van grotten in de buurt van Chirbet Qumran, bij de noordwestkust van de Dode Zee. Dit waren de Dode-Zeerollen, die ook de profetie van Jesaja bevatten. Deze is prachtig geschreven in goed bewaard gebleven premasoretisch Hebreeuws en is ongeveer 2000 jaar oud, uit het eind van de tweede eeuw v.G.T. De tekst ervan is dus ongeveer 1000 jaar ouder dan het oudste bestaande handschrift van de masoretische tekst, waarop hedendaagse vertalingen van de Hebreeuwse Geschriften zijn gebaseerd. Er zijn enkele onbetekenende variaties in de spelling en enkele verschillen in de zinsbouw, maar in leerstellig opzicht verschilt ze niet van de masoretische tekst. Dit is een overtuigend bewijs dat onze huidige bijbels de oorspronkelijke geïnspireerde boodschap van Jesaja bevatten. Bovendien weerleggen deze oude rollen de beweringen van de critici dat er twee „Jesaja’s” geweest zouden zijn, daar hoofdstuk 40 begint op de laatste regel van de schriftkolom die hoofdstuk 39 bevat en deze eerste zin in de volgende kolom wordt voltooid. De afschrijver was zich dus kennelijk niet bewust van enige veronderstelde verandering van schrijver of van de omstandigheid dat op dit punt een ander gedeelte van het boek begon.a
7. Welke talloze bewijzen zijn er voor de authenticiteit van Jesaja?
7 Er zijn bewijzen in overvloed voor de authenticiteit van Jesaja’s boek. Met uitzondering van Mozes wordt geen enkele andere profeet vaker door de christelijke bijbelschrijvers aangehaald. Er is eveneens een schat aan historisch en archeologisch materiaal dat de echtheid ervan bewijst, zoals de historische documenten van de Assyrische monarchen, waartoe ook het zeskantige prisma behoort waarop Sanherib zijn eigen verslag van de belegering van Jeruzalem geeft (Jes. hfdst. 36, 37).b De puinhopen van wat eens Babylon was, getuigen nog steeds van de vervulling van Jesaja 13:17-22.c Elk van de duizenden joden die uit Babylon terugkeerden, bevrijd door een koning wiens naam, Cyrus, bijna 200 jaar voordien door Jesaja was opgetekend, vormde een levend getuigenis. Het kan heel goed zijn dat dit profetische geschrift later aan Cyrus werd getoond, want toen hij het joodse overblijfsel bevrijdde, zei hij dat dit hem door Jehovah was opgedragen. — Jes. 44:28; 45:1; Ezra 1:1-3.
8. Hoe wordt door de vervulling van de Messiaanse profetieën bewezen dat het boek geïnspireerd is?
8 Opvallend in het boek Jesaja zijn de Messiaanse profetieën. Jesaja is wel „de evangelist-profeet” genoemd, zo talrijk zijn de voorzeggingen die in de gebeurtenissen van Jezus’ leven zijn vervuld. Hoofdstuk 53, lange tijd een raadselachtig hoofdstuk — niet alleen voor de Ethiopische eunuch over wie in Handelingen hoofdstuk 8 wordt gesproken, maar ook voor het joodse volk in zijn geheel — voorzegt de behandeling die Jezus werd gegeven zo levendig dat het net een ooggetuigeverslag is. In de christelijke Griekse Geschriften staan de profetische vervullingen van dit opmerkelijke hoofdstuk van Jesaja opgetekend, zoals de volgende vergelijkingen laten zien: vs. 1 — Johannes 12:37, 38; vs. 2 — Johannes 19:5-7; vs. 3 — Markus 9:12; vs. 4 — Mattheüs 8:16, 17; vs. 5 — 1 Petrus 2:24; vs. 6 — 1 Petrus 2:25; vs. 7 — Handelingen 8:32, 35; vs. 8 — Handelingen 8:33; vs. 9 — Mattheüs 27:57-60; vs. 10 — Hebreeën 7:27; vs. 11 — Romeinen 5:18; vs. 12 — Lukas 22:37. Wie anders dan God zou de bron van zulke nauwkeurige voorspellingen kunnen zijn?
DE INHOUD VAN JESAJA
9. In welke gedeelten laat de inhoud van Jesaja zich indelen?
9 De eerste zes hoofdstukken laten zien hoe het er in Juda en Jeruzalem voor staat en vertellen over de schuld die Juda voor het aangezicht van Jehovah draagt en over de opdracht die Jesaja ontvangt. Hoofdstuk 7 tot 12 handelt over dreigende vijandelijke invallen en de belofte dat de door Jehovah aangestelde Vredevorst bevrijding zou brengen. Hoofdstuk 13 tot 35 bevat een reeks uitspraken tegen vele natiën en een voorzegging van redding waarin Jehovah zal voorzien. Historische gebeurtenissen tijdens de regering van Hizkia worden in hoofdstuk 36 tot 39 beschreven. De resterende hoofdstukken, 40 tot 66, hebben de bevrijding uit Babylon, de terugkeer van het joodse overblijfsel en het herstel van Sion als thema.
10. (a) Waarom doet Jesaja een beroep op de natie om de zaken recht te zetten? (b) Wat profeteert hij voor het laatst der dagen?
10 Jesaja’s boodschap „betreffende Juda en Jeruzalem” (1:1–6:13). Zie hoe hij daar in zakkleding gehuld en met sandalen aan zijn voeten in Jeruzalem staat en uitroept: Dictators! Volk! Luistert! Uw natie is van top tot teen ziek, en gij hebt Jehovah met uw in gebed opgeheven, met bloed bevlekte handen vermoeid. Komt, zet de zaken met hem recht, opdat scharlaken zonden zo wit als sneeuw gemaakt mogen worden. In het laatst der dagen zal de berg van Jehovah’s huis verheven worden, en alle natiën zullen erheen stromen om onderricht te worden. Zij zullen de oorlog niet meer leren. Jehovah zal verhoogd en geheiligd worden. Maar nu brengen Israël en Juda, hoewel ze als een uitgelezen wijnstok geplant zijn, druiven van wetteloosheid voort. Zij maken het goede slecht en het slechte goed, want zij zijn wijs in hun eigen ogen.
11. Samen met welk visioen ontvangt Jesaja zijn opdracht?
11 „Ik [kreeg] echter Jehovah te zien, zittend op een hoge en verheven troon”, zegt Jesaja. Het visioen gaat vergezeld van Jehovah’s opdracht: „Ga, en gij moet tot dit volk zeggen: ’Hoort steeds weer.’” Hoe lang? „Totdat de steden werkelijk tot puinhopen instorten.” — 6:1, 9, 11.
12. (a) Hoe worden Jesaja en zijn zonen als profetische tekenen gebruikt? (b) Welke opmerkelijke belofte wordt in Jesaja hoofdstuk 9 gedaan?
12 Dreigende vijandelijke invallen en belofte van bevrijding (7:1–12:6). Jehovah gebruikt Jesaja en zijn zonen als profetische ’tekenen en wonderen’ om te tonen dat eerst het verbond van Syrië en Israël tegen Juda zal falen, maar dat Juda te zijner tijd in gevangenschap zal gaan en slechts een overblijfsel zal terugkeren. Een meisje zal zwanger worden en een zoon baren. Zijn naam? Immanuël (wat „Met ons is God” betekent). Laten de vijanden die zich tegen Juda aaneengesloten hebben, er nota van nemen! „Omgordt u en wordt verbrijzeld!” Er zullen moeilijke tijden komen, maar dan zal er een groot licht op Gods volk schijnen. Want een kind is ons geboren, „en zijn naam zal worden genoemd: Wonderbaar Raadgever, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst”. — 7:14; 8:9, 18; 9:6.
13. (a) Welke afloop wacht de onbeschaamde Assyriër? (b) Wat zal het resultaat zijn van de heerschappij van het „rijsje” uit Isaï?
13 „Ha, de Assyriër,” roept Jehovah uit, „de roede voor mijn toorn.” Na die roede tegen „een afvallige natie” gebruikt te hebben, zal God de onbeschaamde Assyriër zelf vellen. Later zal ’slechts een overblijfsel terugkeren’ (10:5, 6, 21). En nu, zie, een spruit, een rijsje uit de tronk van Isaï (Davids vader)! Dit „rijsje” zal in rechtvaardigheid heersen en door bemiddeling van hem zal er vreugde zijn voor de gehele schepping, zonder kwaad of verderf, „want de aarde zal stellig vervuld zijn van de kennis van Jehovah, zoals de wateren ook de zee bedekken” (11:1, 9). Met hem als signaal voor de natiën loopt er voor het terugkerende overblijfsel een hoofdweg uit Assyrië. Met uitbundige vreugde zal er water geput worden uit de bronnen der redding, en men zal Jehovah bezingen met melodieën.
14. Welke val wordt voor Babylon voorzegd?
14 De bekendmaking van Babylons ondergang (13:1–14:27). Jesaja ziet nu voorbij de dagen van de Assyriër naar de tijd dat Babylon het toppunt van zijn macht bereikt zal hebben. Luister! Het geluid van een talrijk volk, het gedruis van koninkrijken, van vergaderde natiën! Jehovah monstert het oorlogsleger! Het is een donkere dag voor Babylon. Verbaasde gezichten staan in vlam en harten versmelten. De meedogenloze Meden zullen Babylon, „het sieraad der koninkrijken”, ten val brengen. Het zal „van geslacht tot geslacht” een onbewoonde woestenij en een verblijfplaats van wilde dieren worden (13:19, 20). De doden in Sjeool worden in beroering gebracht om de koning van Babylon te verwelkomen. Maden worden zijn rustbed en wormen zijn dek. Wat een val voor deze ’schijnende, de zoon des dageraads’! (14:12) Hij trachtte zijn troon te verheffen maar is een weggeworpen dood lichaam geworden, want Jehovah veegt Babylon weg met de bezem der verdelging. Er zal geen naam, geen overblijfsel, geen kroost en geen nakomelingschap overblijven!
15. Over welke internationale verwoestingen profeteert Jesaja?
15 Internationale verwoestingen (14:28–23:18). Jesaja richt zich nu tot Filistea aan de Middellandse Zee en dan tot Moab, ten zuidoosten van de Dode Zee. Hij richt zijn profetie vervolgens tot het Syrische Damaskus, voorbij Israëls noordgrens, daalt ver naar het zuiden tot in Ethiopië af en begeeft zich noordwaarts langs de Nijl naar Egypte, terwijl Gods oordelen overal waar ze verkondigd worden, verwoesting teweegbrengen. Hij vertelt dat de Assyrische koning Sargon, de voorganger van Sanherib, de bevelhebber Tartan tegen de ten westen van Jeruzalem gelegen Filistijnse stad Asdod heeft gezonden. Op dit tijdstip krijgt Jesaja de opdracht zich van zijn kleding te ontdoen en drie jaar lang naakt en barrevoets te gaan. Aldus beeldt hij op levendige wijze uit hoe nutteloos het is op Egypte en Ethiopië te vertrouwen, die, met „ontblote billen”, gevankelijk door de Assyriër weggevoerd zullen worden. — 20:4.
16. Welke rampen liggen voor Babylon, Edom en Jeruzalems onstuimige inwoners, alsook voor Sidon en Tyrus in het verschiet?
16 Een uitkijkpost op zijn wachttoren ziet de val van Babylon en zijn goden, en hij ziet onheilen voor Edom. Jehovah zelf richt zich tot Jeruzalems onstuimige inwoners, die zeggen: „Laat er gegeten en gedronken worden, want morgen zullen wij sterven.” ’Sterven zult gij’, zegt Jehovah (22:13, 14). Ook de schepen van Tarsis zullen jammeren, en Sidon zal beschaamd zijn, want Jehovah heeft tegen Tyrus het raadsbesluit opgenomen om „alle geëerden der aarde met verachting te bejegenen”. — 23:9.
17. Welk oordeel en welk herstel worden voor Juda voorzegd?
17 Jehovah’s oordeel en redding (24:1–27:13). Kijk nu echter eens naar Juda! Jehovah maakt het land leeg. Volk en priester, knecht en meester, koper en verkoper — allen moeten gaan, want zij hebben Gods wetten overtreden en het voor onbepaalde tijd durende verbond verbroken. Maar te zijner tijd zal hij zijn aandacht op de gevangenen richten en hen bijeenbrengen. Hij is een vesting en toevlucht. Hij zal op zijn berg een feestmaal aanrechten en de dood voor altijd verzwelgen, alsook de tranen van alle aangezichten wissen. „Dit is onze God”, zal er worden gezegd. „Dit is Jehovah” (25:9). Juda heeft een stad met redding als muren. Duurzame vrede is voor hen die op Jehovah vertrouwen, „want in Jah Jehovah is de Rots van onbepaalde tijden”. Maar de goddelozen zullen „eenvoudig geen rechtvaardigheid leren” (26:4, 10). Jehovah zal zijn tegenstanders verslaan, maar hij zal Jakob herstellen.
18, 19. (a) Welke contrasterende weeën en vreugden worden voor Efraïm en Sion verkondigd? (b) In welke hoedanigheden zal Jehovah zijn volk redden en regeren?
18 Gods verontwaardiging en zegeningen (28:1–35:10). Wee Efraïms dronkaards, wier „luisterrijke sieraad” moet verwelken! Maar Jehovah zal „als een sierkroon en als een luisterrijke krans” worden voor het overblijfsel van zijn volk (28:1, 5). De snoevers van Jeruzalem zoeken hun toevlucht echter bij een leugen en niet bij de beproefde en kostbare fundamentsteen in Sion. Een stortvloed zal hen allen wegspoelen. Jeruzalems profeten slapen, en Gods boek is voor hen verzegeld. Lippen naderen wel, maar het hart is ver verwijderd. Toch zal de dag komen dat de doven de woorden van het boek zullen horen. De blinden zullen zien en de zachtmoedigen zullen zich verheugen.
19 Wee degenen die naar Egypte afdalen om daar hun toevlucht te zoeken! Dit hardnekkige volk wenst vleiende, bedrieglijke visioenen. Zij zullen worden afgesneden, maar Jehovah zal een overblijfsel herstellen. Dezen zullen hun Grootse Onderwijzer zien, en zij zullen hun beelden wegstrooien en ze „louter vuil!” noemen (30:22). Jehovah is Jeruzalems werkelijke Verdediger. Een koning zal in rechtvaardigheid regeren, te zamen met zijn vorsten. Hij zal tot onbepaalde tijd vrede, rust en zekerheid brengen. Verraad zal de vredeboden bitter doen wenen, maar de Majestueuze, Jehovah, is voor zijn eigen volk Rechter, Wetgever en Koning, en hijzelf zal hen redden. Geen inwoner zal dan zeggen: „Ik ben ziek.” — 33:24.
20. Welke verontwaardiging zal tegen de natiën ontbranden, maar welke zegen wacht het herstelde overblijfsel?
20 Jehovah’s verontwaardiging moet tegen de natiën ontbranden. Dode lichamen zullen stinken, en bergen zullen smelten van het bloed. Edom moet verwoest worden. Maar voor Jehovah’s losgekochten zal de woestijnvlakte bloeien, en „de heerlijkheid van Jehovah, de pracht van onze God,” zal verschijnen (35:2). De blinden, de doven en de stommen zullen worden genezen, en de Weg der Heiligheid zal voor de losgekochten van Jehovah worden opengesteld wanneer zij met verheuging naar Sion terugkeren.
21. Welke honende woorden slingert de Assyriër Jeruzalem toe?
21 Jehovah drijft in de dagen van Hizkia Assyrië terug (36:1–39:8). Is Jesaja’s vermaning om op Jehovah te vertrouwen praktisch? Kan ze de toets doorstaan? In het 14de jaar van Hizkia’s regering maait Sanherib van Assyrië als een zeis door Palestina heen; een deel van zijn troepen wendt hij aan om te trachten Jeruzalem te intimideren. Zijn Hebreeuwssprekende woordvoerder, Rabsake, slingert het op de stadsmuren opgestelde volk honende vragen toe: ’Waarop vertrouwen jullie? Op Egypte? Een geknakte rietstengel! Op Jehovah? Er is geen enkele god die uit de hand van de koning van Assyrië kan bevrijden!’ (36:4, 6, 18, 20) Gehoorzaam aan de koning geeft het volk geen antwoord.
22. Hoe verhoort Jehovah Hizkia’s gebed, en hoe vervult Hij Jesaja’s profetie?
22 Hizkia bidt tot Jehovah om redding ter wille van Zijn naam, en bij monde van Jesaja antwoordt Jehovah dat Hij zijn haak in de neus van de Assyriër zal slaan en hem zal terugvoeren langs de weg die hij gekomen is. Een engel slaat 185.000 Assyriërs neer, en Sanherib haast zich naar huis terug, waar zijn eigen zonen hem later in zijn heidense tempel vermoorden.
23. (a) Naar aanleiding waarvan componeert Hizkia een psalm voor Jehovah? (b) Welke onverstandige daad begaat hij, en tot welke profetie van Jesaja leidt dit?
23 Hizkia wordt dodelijk ziek. Jehovah laat echter op wonderbare wijze de door de zon teweeggebrachte schaduw terugwijken als teken dat Hizkia zal genezen, en er wordt 15 jaar aan Hizkia’s leven toegevoegd. Vol dankbaarheid componeert hij een prachtige psalm tot lof van Jehovah. Wanneer de koning van Babylon boodschappers zendt die hem huichelachtig gelukwensen met zijn herstel, is Hizkia zo onverstandig hun de koninklijke schatten te laten zien. Als gevolg daarvan profeteert Jesaja dat op een dag alles in Hizkia’s huis naar Babylon gevoerd zal worden.
24. (a) Welk troostrijke nieuws verkondigt Jehovah? (b) Kunnen de goden der natiën zich wat grootheid betreft met Jehovah vergelijken, en om welke getuigenverklaring vraagt hij?
24 Jehovah troost zijn getuigen (40:1–44:28). Het aanvangswoord van hoofdstuk 40, „Troost”, geeft de strekking van de rest van Jesaja heel goed weer. Een stem in de wildernis roept uit: „Baant de weg van Jehovah!” (40:1, 3) Er is goed nieuws voor Sion. Jehovah weidt zijn kudde en draagt de jonge lammeren in zijn boezem. Vanuit de hoge hemel kijkt hij neer op het rond der aarde. Waarmee kan hij wat grootheid betreft vergeleken worden? Hij geeft de vermoeiden en afgematten die op hem hopen, volledige kracht en dynamische energie. Hij verklaart dat de gegoten beelden van de natiën wind en onwerkelijkheid zijn. Zijn uitverkorene zal als een verbond voor de volken en een licht voor de natiën zijn om blinde ogen te openen. Jehovah zegt tot Jakob: „Ikzelf heb u liefgehad”, en hij roept de zonsopgang, de zonsondergang, het noorden en het zuiden toe: ’Geef hier! Breng mijn zonen en mijn dochters terug’ (43:4, 6). Tijdens de zitting van het gerecht daagt hij de goden van de natiën uit getuigen te verschaffen om te bewijzen dat zij goden zijn. De leden van Israëls volk zijn Jehovah’s getuigen, zijn knecht, en zij getuigen dat hij God en Bevrijder is. Aan Jeschurun (de „Oprechte”, Israël) belooft hij zijn geest, en vervolgens maakt hij de makers van niets ziende, niets wetende beelden te schande. Jehovah is de Terugkoper van zijn volk; Jeruzalem zal weer bewoond worden en zijn tempel zal worden herbouwd.
25. Wat zullen de mensen door Jehovah’s oordeelsvoltrekkingen aan Babylon en zijn valse goden moeten erkennen?
25 Wraak aan Babylon (45:1–48:22). Ter wille van Israël benoemt Jehovah Cyrus om Babylon te overwinnen. De mensen zullen moeten erkennen dat Jehovah alleen God is, de Schepper van de hemelen, de aarde en de mens erop. Hij drijft de spot met Babylons goden Bel en Nebo, want alleen Hij kan van het begin af de afloop vertellen. De maagdelijke dochter van Babylon moet in het stof zitten, onttroond en naakt, en de menigte van haar raadgevers zal als stoppels verbrand worden. Jehovah zegt de Israëlitische afgodenaanbidders, ’die een nek van ijzer en een voorhoofd van koper’ hebben, dat zij vrede, rechtvaardigheid en voorspoed zouden kunnen genieten door naar hem te luisteren, maar ’er is geen vrede voor de goddelozen’. — 48:4, 22.
26. Hoe zal Sion vertroost worden?
26 Sion vertroost (49:1–59:21). Zijn knecht als een licht voor de natiën gevend, roept Jehovah tot hen die in de duisternis zijn: „Komt naar buiten!” (49:9) Sion zal vertroost worden, en haar wildernis zal als Eden, de tuin van Jehovah, worden en overvloeien van uitbundige vreugde, verheuging, dankzegging en de stem van melodie. Jehovah zal de hemel in rook doen opgaan, de aarde als een kleed doen verslijten en haar bewoners als louter een mug doen sterven. Waarom dan de smaad van sterfelijke mensen vrezen? De bittere kelk die Jeruzalem heeft gedronken, moet nu worden doorgegeven aan de natiën die haar hebben vertreden.
27. Welk goede nieuws wordt aan Sion verkondigd, en wat wordt betreffende ’Jehovah’s knecht’ geprofeteerd?
27 ’Ontwaak, o Sion, en sta op uit het stof!’ Zie de boodschapper die met goed nieuws over de bergen springt en Sion toeroept: „Uw God is koning geworden!” (52:1, 2, 7) Gaat uit de onreine plaats en houdt u rein, gij die in Jehovah’s dienst staat. De profeet beschrijft nu ’Jehovah’s knecht’ (53:11). Hij is een man die veracht en gemeden werd; hij droeg onze smarten en werd niettemin beschouwd als een door God geslagene. Hij werd doorstoken om onze overtredingen, maar hij genas ons door zijn wonden. Als een ter slachting geleid schaap gebruikte hij geen geweld en sprak hij geen bedrog. Hij gaf zijn ziel als een schuldoffer om de dwalingen van velen te dragen.
28. Hoe wordt de komende gezegende toestand van Sion beschreven, en in verband met welk verbond?
28 Als echtgenoot-eigenaar zegt Jehovah Sion een vreugdegeroep aan te heffen wegens haar komende vruchtbaarheid. Hoewel ze gekweld en door stormen heen en weer geslingerd is, zal ze een stad met saffieren fundamenten, robijnen kantelen en poorten van vurige, fonkelende stenen worden. Haar door Jehovah onderwezen zonen zullen zich in overvloedige vrede verheugen, en geen wapen dat tegen hen wordt gesmeed, zal succesvol zijn. „Hé daar, al gij dorstigen!”, roept Jehovah. Indien zij komen, zal hij met hen zijn „verbond sluiten betreffende de liefderijke goedheden jegens David”; hij zal een leider en gebieder als getuige voor de nationale groepen geven (55:1-4). Gods gedachten zijn oneindig hoger dan die van de mens, en zijn woord zal stellig succes hebben. Eunuchen die zijn wet houden, zullen, ongeacht hun nationaliteit, een naam ontvangen die beter is dan zonen en dochters. Jehovah’s huis zal een huis van gebed voor alle volken worden genoemd.
29. Wat vertelt Jehovah de afgodendienaars, maar welke verzekering geeft hij zijn volk?
29 Als de Hoge en Verhevene, wiens naam heilig is, vertelt Jehovah de van seks bezeten afgodendienaars dat hij niet tot onbepaalde tijd met Israël zal twisten. Hun vrome vasten is een dekmantel voor goddeloosheid. De hand van Jehovah is niet te kort om te redden, noch zijn oor te zwaar om te horen, maar „het zijn uw dwalingen die er de oorzaak van zijn geworden dat er een scheiding bestaat tussen u en uw God”, zegt Jesaja (59:2). Daarom hopen zij op licht maar tasten rond in duisternis. Aan de andere kant waarborgt het feit dat Jehovah’s geest op zijn getrouwe verbondsvolk rust, dat zijn woord tot in alle toekomstige geslachten voor altijd in hun mond zal blijven.
30. Hoe verleent Jehovah Sion luister, en door welke nieuwe namen wordt dit geïllustreerd?
30 Jehovah verleent Sion luister (60:1–64:12). „Sta op, o vrouw, verspreid licht, want . . . de heerlijkheid van Jehovah zelf is over u gaan schijnen.” In tegenstelling hiermee is de aarde in dikke donkerheid gehuld (60:1, 2). In die tijd zal Sion haar ogen opslaan en gaan stralen, en haar hart zal sidderen als zij het vermogen der natiën op een deinende massa van kamelen naar haar toe ziet komen. Als wolken duiven die komen aanvliegen, zullen zij zich tot haar verzamelen. Buitenlanders zullen haar muren bouwen, koningen zullen haar dienen en haar poorten zullen nooit gesloten worden. Haar God moet haar luister worden, en hij zal snel één tot duizend vermenigvuldigen en een geringe tot een machtige natie. Gods knecht roept uit dat Jehovah’s geest op hem rust en hem zalft om dit goede nieuws te vertellen. Sion krijgt een nieuwe naam, Mijn welbehagen is in haar (Hefsibah), en haar land wordt Als een echtgenote in eigendom (Beula) genoemd (62:4, voetnoot). Het bevel wordt uitgevaardigd de hoofdweg die uit Babylon terugvoert op te hogen en in Sion een signaal op te heffen.
31. Wie komt er uit Edom, en welk gebed spreekt Gods volk uit?
31 Uit Bozra in Edom komt iemand in bloedrode klederen. In zijn toorn heeft hij mensen in een wijntrog getreden, waarbij hun bloed eruit spoot. Jehovah’s volk is zich scherp van zijn onreine toestand bewust en zendt het volgende aangrijpende gebed op: ’O Jehovah, gij zijt onze Vader. Wij zijn het leem, en gij zijt onze Pottenbakker. Wees niet verontwaardigd, o Jehovah, tot het uiterste. Wij zijn allen uw volk.’ — 64:8, 9.
32. Waarover kan Jehovah’s volk, in tegenstelling tot hen die Jehovah verlaten, opgetogen zijn?
32 „Nieuwe hemelen en een nieuwe aarde”! (65:1–66:24) De mensen die Jehovah hebben verlaten voor de goden van het „Geluk” en het „Lot”, zullen honger lijden en beschaamd staan (65:11). Gods eigen knechten zullen zich overvloedig verheugen. Zie! Jehovah schept nieuwe hemelen en een nieuwe aarde. Wat een blijdschap en uitbundige vreugde heerst er in Jeruzalem en onder zijn inwoners! Er zullen huizen worden gebouwd en wijngaarden worden geplant, terwijl de wolf en het lam eendrachtig weiden. Er zal geen kwaad of verderf zijn.
33. Welke vreugde, heerlijkheid en bestendigheid worden voor hen die Jeruzalem liefhebben, voorzegd?
33 De hemel is zijn troon en de aarde is zijn voetbank, dus wat voor huis kunnen mensen voor Jehovah bouwen? Een natie zal op één dag worden geboren, en allen die Jeruzalem liefhebben, worden uitgenodigd zich te verheugen omdat Jehovah haar vrede doet toestromen net als een rivier. Tegen zijn vijanden zal hij optrekken als een vuur — wagens als een stormwind zullen met louter woede en vuurvlammen zijn toorn vergelden aan alle ongehoorzame vlees. Boodschappers zullen zich onder alle natiën en naar verafgelegen eilanden begeven om over zijn heerlijkheid te vertellen. Zijn nieuwe hemelen en aarde zullen bestendig zijn. Ook degenen die hem dienen, alsmede hun nageslacht, zullen blijven bestaan. Het is óf dit óf de eeuwige dood.
WAAROM NUTTIG
34. Wat zijn enkele van de levendige illustraties die kracht bijzetten aan Jesaja’s boodschap?
34 Vanuit elk gezichtspunt bezien is het profetische boek Jesaja een bijzonder nuttig geschenk van Jehovah God. Het straalt de verheven gedachten van God uit (Jes. 55:8-11). Zij die in het openbaar over bijbelse waarheden spreken, kunnen het boek Jesaja gebruiken als een schatkamer vol levendige illustraties, die net zo krachtig doel treffen als Jezus’ gelijkenissen. Jesaja prent ons heel sterk de dwaasheid in van de man die dezelfde boom zowel voor brandstof als voor het vervaardigen van een afgodsbeeld gebruikt. Hij doet ons het ongemak voelen van de man die ligt op een rustbed dat te kort is en waarvan het laken te smal is, en hij laat ons het zware gesluimer horen van de profeten die als stomme honden zijn, te lui om te blaffen. Wanneer wij, zoals Jesaja vermaant, ’zelf in het boek van Jehovah zoeken en hardop lezen’, kunnen wij de krachtige boodschap begrijpen die Jesaja voor deze tijd heeft. — 44:14-20; 28:20; 56:10-12; 34:16.
35. Hoe vestigt Jesaja de aandacht op het Koninkrijk in handen van de Messias, en op de voorloper, Johannes de Doper?
35 De profetie vestigt voornamelijk de aandacht op Gods koninkrijk in handen van de Messias. Jehovah zelf is de opperste Koning en hij redt ons (33:22). Hoe staat het echter met de Messias zelf? Uit de aankondiging van de engel aan Maria betreffende het kind dat geboren zou worden, bleek dat Jesaja 9:6, 7 in vervulling zou gaan doordat hij de troon van David zou ontvangen; „en hij zal voor eeuwig als koning over het huis van Jakob regeren en aan zijn koninkrijk zal geen einde zijn” (Luk. 1:32, 33). Mattheüs 1:22, 23 laat zien dat Jezus’ geboorte uit een maagd een vervulling was van Jesaja 7:14 en identificeert hem als „Immanuël”. Ongeveer 30 jaar later kwam Johannes de Doper en predikte dat „het koninkrijk der hemelen . . . nabij gekomen” was. Alle vier de evangelieschrijvers citeren Jesaja 40:3 om aan te tonen dat deze Johannes degene was die ’in de wildernis riep’ (Matth. 3:1-3; Mark. 1:2-4; Luk. 3:3-6; Joh. 1:23). Bij zijn doop werd Jezus de Messias — de Gezalfde van Jehovah, het rijsje of de wortel van Isaï — die over de natiën zou heersen. Op hem moeten zij als een vervulling van Jesaja 11:1, 10 hun hoop vestigen. — Rom. 15:8, 12.
36. Welke betekenisvolle profetische vervullingen identificeren duidelijk de Messias, de Koning?
36 Zie hoe Jesaja ermee voortgaat de Messias, de Koning, te identificeren! Jezus las zijn opdracht voor uit een Jesaja-boekrol om te laten zien dat hij Jehovah’s Gezalfde was, en vervolgens ging hij „het goede nieuws van het koninkrijk Gods bekendmaken, want”, zo zei hij, „hiertoe werd ik uitgezonden” (Luk. 4:17-19, 43; Jes. 61:1, 2). De vier evangelieverslagen staan vol bijzonderheden over Jezus’ aardse bediening en de manier waarop hij gestorven is, zoals die in hoofdstuk 53 van Jesaja waren voorzegd. Hoewel de joden het goede nieuws van het Koninkrijk hoorden en Jezus’ wonderbare werken zagen, beseften zij wegens hun ongelovige hart niet de betekenis ervan, zoals was voorzegd in Jesaja 6:9, 10; 29:13 en 53:1 (Matth. 13:14, 15; Joh. 12:38-40; Hand. 28:24-27; Rom. 10:16; Matth. 15:7-9; Mark. 7:6, 7). Jezus was voor hen een steen der struikeling, maar hij werd de fundament-hoeksteen die Jehovah als een vervulling van Jesaja 8:14 en 28:16 in Sion legde en waarop Hij zijn geestelijke huis bouwt. — Luk. 20:17; Rom. 9:32, 33; 10:11; 1 Petr. 2:4-10.
37. Hoe citeerden Jezus’ apostelen het boek Jesaja, en hoe pasten zij het toe?
37 De apostelen van Jezus Christus bleven een goed gebruik maken van Jesaja’s profetie door deze van toepassing te brengen op de bediening. Wanneer Paulus bijvoorbeeld aantoont dat er predikers nodig zijn om geloof op te bouwen, citeert hij Jesaja met de woorden: „Hoe lieflijk zijn de voeten van hen die goed nieuws over goede dingen bekendmaken!” (Rom. 10:15; Jes. 52:7; zie ook Romeinen 10:11, 16, 20, 21) Ook Petrus citeert Jesaja wanneer hij de duurzaamheid van het goede nieuws aantoont: „Want ’alle vlees is als gras, en al zijn heerlijkheid is als een bloesem van het gras; het gras verdort, en de bloem valt af, maar wat Jehovah zegt, blijft in eeuwigheid’. Welnu, dit is het ’gezegde’, dit wat u als goed nieuws is bekendgemaakt.” — 1 Petr. 1:24, 25; Jes. 40:6-8.
38. Welk schitterende Koninkrijksthema wordt in Jesaja geschilderd, om later door andere bijbelschrijvers overgenomen te worden?
38 Jesaja schildert een prachtig beeld van de Koninkrijkshoop voor de toekomst! Zie! „Nieuwe hemelen en een nieuwe aarde”, waar „een koning zal regeren voor louter rechtvaardigheid” en vorsten zullen heersen voor gerechtigheid. Wat een reden voor blijdschap en uitbundige vreugde! (65:17, 18; 32:1, 2) Opnieuw neemt Petrus de blijde boodschap van Jesaja op: „Maar er zijn nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, die wij overeenkomstig [Gods] belofte verwachten, en daarin zal rechtvaardigheid wonen” (2 Petr. 3:13). Dit wonderbaarlijke Koninkrijksthema komt tot volle glorie in de laatste hoofdstukken van Openbaring. — Jes. 66:22, 23; 25:8; Openb. 21:1-5.
39. Op welke luisterrijke hoop wijst Jesaja?
39 Hoewel het boek Jesaja vernietigende aanklachten bevat tegen Jehovah’s vijanden en tegen hen die huichelachtig belijden zijn dienstknechten te zijn, wijst het dus in verheven bewoordingen op de luisterrijke hoop van het Messiaanse koninkrijk, waardoor Jehovah’s grote naam geheiligd zal worden. Het draagt er niet alleen veel toe bij de wonderbaarlijke waarheden van Jehovah’s koninkrijk te verklaren, maar verwarmt ook ons hart in vreugdevolle verwachting van de „redding door hem”. — Jes. 25:9; 40:28-31.
[Voetnoten]
a Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 737, 738.
b Insight on the Scriptures, Deel 1, blz. 957; Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 1346, 1347.
c Insight on the Scriptures, Deel 2, blz. 324.