HOOFDSTUK TIEN
Vraag je elke dag: „Waar is Jehovah?”
1, 2. (a) Hoe was de geestelijke toestand van de Joden in Jeremia’s tijd? (b) Hoe hadden de Judeeërs op hun slechte toestand moeten reageren?
JEREMIA was in tranen. Hij was aangedaan door de toestand van zijn volk en door wat God hem over hun toekomst had laten voorzeggen. Hij zou willen dat zijn hoofd als een waterbron was en zijn ogen als een fontein zodat hij zonder ophouden kon huilen. Jeremia had reden om bedroefd te zijn over de toestand van de natie (Jer. 9:1-3; lees Jeremia 8:20, 21). De Joden bleven Gods wet verwerpen en waren niet gehoorzaam aan zijn stem, dus stond hun rampspoed te wachten (Jer. 6:19; 9:13).
2 Maar de inwoners van Juda luisterden liever naar hun religieuze leiders, die alleen maar zeiden dat alles in orde was, en ze waren niet oprecht geïnteresseerd in wat Jehovah van hun gedrag vond (Jer. 5:31; 6:14). Ze waren als patiënten die een arts zochten die geruststellende dingen zou zeggen maar serieuze symptomen zou negeren. Als je ernstig ziek was, zou je dan geen goede diagnose willen zodat je op tijd behandeld zou kunnen worden? In geestelijk opzicht hadden de Joden in Jeremia’s tijd moeite moeten doen om een eerlijke inschatting te krijgen van hun geestelijke toestand. Ze hadden moeten vragen: „Waar is Jehovah?” — Jer. 2:6, 8.
3. (a) Hoe konden de Joden antwoord krijgen op de vraag „Waar is Jehovah?” (b) Wat was voor de Joden één manier om Jehovah te zoeken?
3 De Joden konden vragen waar Jehovah was door zijn leiding te zoeken bij het nemen van grote en kleine beslissingen. In die tijd deden ze dat niet. Maar na de verwoesting van Jeruzalem en hun terugkeer uit Babylon zouden ze ’Jehovah zoeken’. Dat zou hen in staat stellen hem te vinden en zijn wegen te leren kennen. (Lees Jeremia 29:13, 14.) Hoe konden ze dat doen? Eén manier was oprecht tot God bidden en om zijn leiding vragen. Dat deed koning David. Hij vroeg God: „Maak mij úw wegen bekend, o Jehovah; leer mij úw paden” (Ps. 25:4). Let eens op de uitnodiging die de Hoorder van het gebed in het tiende regeringsjaar van koning Zedekia via Jeremia deed: „Roep tot mij en ik zal u antwoorden en u prompt grote en onbegrijpelijke dingen vertellen die gij niet hebt geweten” (Jer. 33:3). Als de koning en de afvallige natie tot God zouden roepen, kon Hij „onbegrijpelijke dingen” aan hen openbaren, zoals de verwoesting van Jeruzalem en het herstel ervan na zeventig jaar.
4, 5. Op welke andere manieren kon Gods volk Hem zoeken?
4 Nog een manier waarop de Joden Jehovah hadden kunnen zoeken was door erover na te denken hoe hij zijn volk in het verleden had geleid. Zo hadden ze zich te binnen kunnen brengen welke daden Gods goedkeuring tot gevolg hadden gehad en wat zijn woede had opgewekt. Ze beschikten over Mozes’ geschriften en een aantal geïnspireerde historische verslagen, alsook over de annalen van de koningen van Israël en Juda. Door daarover te mediteren en door te luisteren naar Gods ware profeten, hadden de Joden in Jeremia’s tijd het antwoord kunnen vinden op de vraag „Waar is Jehovah?”
5 Een derde manier waarop de Joden Jehovah hadden kunnen zoeken was door te leren van hun eigen ervaring en die van anderen. Het was niet zo dat ze bij alles door schade en schande wijs moesten worden, maar het zou leerzaam zijn geweest stil te staan bij wat zijzelf in het verleden hadden gedaan en wat Jehovah van hun handelwijze vond. Als ze oplettend waren geweest, hadden ze kunnen beseffen hoe hij over hun gedrag dacht (Spr. 17:10).
6. Waarom kan Jobs voorbeeld bemoedigend voor je zijn?
6 Laten we dit eens naar onze tijd toe halen. Vraag jij als je beslissingen neemt en keuzes maakt geregeld: „Waar is Jehovah?” Sommigen vinden misschien dat ze hierin wel iets gewetensvoller hadden kunnen zijn. Als dat in zekere zin voor jou geldt, wees dan niet ontmoedigd. Zelfs de getrouwe patriarch Job had hier moeite mee. Toen hij onder druk stond, was hij alleen maar met zichzelf bezig. Elihu moest hem herinneren aan de algemene neiging van de mens: „Niemand [heeft] gezegd: ’Waar is God, mijn Grote Maker?’” (Job 35:10) Elihu spoorde Job aan: „Betoon u opmerkzaam ten opzichte van de wonderwerken van God” (Job 37:14). Job moest naar de machtige werken van Jehovah kijken in de schepping om hem heen en in de manier waarop Hij voor mensen zorgt. Door wat Job zelf meemaakte ging hij Jehovah’s wegen begrijpen. Toen hij zijn beproeving had doorstaan en had gezien hoe Jehovah met de kwestie was omgegaan, zei hij: „Ik [heb] gesproken, maar zonder begrip te hebben van dingen die te wonderbaar voor mij waren, die ik niet weet. Van horen zeggen heb ik omtrent u vernomen, maar nu heeft mijn eigen oog u gezien” (Job 42:3, 5).
7. Wat gaan we nu bespreken, zoals afgebeeld op bladzijde 116?
7 Jeremia bleef Jehovah zoeken en heeft hem ook gevonden. In tegenstelling tot zijn landgenoten bleef Jeremia in al de jaren dat hij trouw dienst deed, vragen: „Waar is Jehovah?” In de rest van dit hoofdstuk zullen we aan de hand van het voorbeeld van Jeremia zien hoe we Jehovah kunnen zoeken en hoe we hem door middel van gebed, studie en persoonlijke ervaringen kunnen vinden (1 Kron. 28:9).
Wat betekent het te vragen „Waar is Jehovah?” Op welke manieren hadden de Joden in Jeremia’s tijd dat kunnen doen?
JEREMIA WENDDE ZICH IN GEBED TOT JEHOVAH
8. Onder welke omstandigheden wendde Jeremia zich in gebed tot God?
8 In al de jaren dat Jeremia als Jehovah’s woordvoerder voor de natie Juda diende, zocht hij hem door oprechte gebeden. Hij wendde zich tot God om steun als hij een impopulaire boodschap bekend moest maken, als hij het niet meer zag zitten, en als hij zich afvroeg waarom bepaalde dingen gebeurden. God antwoordde hem en gaf hem leiding. Kijk eens naar een paar voorbeelden.
9. (a) Hoe uitte Jeremia zich in Jeremia 15:15, 16, en wat was Jehovah’s reactie? (b) Waarom vind jij het belangrijk je gevoelens in gebed te uiten?
9 Toen Jeremia een bepaalde oordeelsboodschap bekend moest maken, had hij het gevoel dat iedereen kwaad over hem afriep. Daarom vroeg de profeet God om hem niet te vergeten. Kijk eens naar zijn gebed in Jeremia 15:15, 16, waarin hij zijn angsten onder woorden brengt en ook zijn gevoelens over de hulp die God hem gaf. (Lees.) Toen hij Gods woorden vond en als het ware in zijn mond nam, werd hij vreugdevol! Jehovah hielp hem in te zien wat een voorrecht het was Zijn naam te dragen en Zijn boodschap bekend te maken. Jeremia kreeg in dit geval een duidelijk antwoord op de vraag waar Jehovah was. Wat kunnen wij daarvan leren?
10. Hoe reageerde Jehovah toen de profeet zei dat hij niet meer in Zijn naam zou spreken?
10 Toen Jeremia bij een andere gelegenheid door de priester Pashur, de zoon van Immer, werd geslagen, zei hij dat hij niet meer in Jehovah’s naam zou spreken. Wat was Gods reactie op hoe Jeremia zich, als in een soort gebed, uitte? (Lees Jeremia 20:8, 9.) De Bijbel vertelt ons niet dat God reageerde door vanuit de hemel tegen Jeremia te praten. Maar Gods woord werd als een brandend vuur, opgesloten in zijn beenderen; hij moest het wel bekendmaken. Door zich eerlijk tegenover God te uiten en zich te laten aansporen door wat hij van Zijn wil wist, kreeg Jeremia dus de motivatie om door te gaan met het doen van Gods wil.
11, 12. Hoe kreeg Jeremia antwoord op zijn vraag over het schijnbare succes van de goddelozen?
11 Jeremia had er moeite mee om te zien dat de goddelozen succesvol waren. (Lees Jeremia 12:1, 3.) Hoewel hij Jehovah’s rechtvaardigheid beslist niet in twijfel trok, zocht hij een antwoord op zijn „aanklacht”. Uit zijn openhartigheid blijkt dat hij een sterke band met God had, zoals een kind met een liefdevolle vader. Jeremia begreep gewoon niet waarom veel Joden het zo goed hadden terwijl ze goddeloos waren. Kreeg hij een bevredigend antwoord? Jehovah verzekerde hem dat Hij de goddelozen zou „wegrukken” (Jer. 12:14). Toen Jeremia zag hoe de kwesties uitpakten waarover hij tot God bad, moet zijn vertrouwen in Gods rechtvaardigheid zijn versterkt. Als gevolg daarvan zal Jeremia zich steeds vaker in gebed tot zijn Vader hebben gewend om zijn hart te luchten.
12 Tegen het einde van Zedekia’s regering, toen de Babyloniërs Jeruzalem belegerden, noemde Jeremia Jehovah iemand „wiens ogen geopend zijn over al de wegen van de mensenzonen, om aan elkeen te geven naar zijn wegen en naar de vrucht van zijn handelingen” (Jer. 32:19). Jeremia zag wat Jehovah’s standpunt was ten aanzien van gerechtigheid, dat Hij inderdaad kijkt naar wat iedereen doet en de oprechte gebeden van zijn aanbidders verhoort. En zo zouden ook zij steeds meer bewijzen zien dat God iedereen geeft „naar zijn wegen en naar de vrucht van zijn handelingen”.
13. Waarom heb je er vertrouwen in dat Gods wil tot stand zal komen?
13 Van onszelf vinden we misschien helemaal niet dat we twijfelen aan Gods rechtvaardigheid en de wijsheid waarmee hij zijn wil tot stand brengt en nog tot stand zal brengen. Maar het kan wel nuttig zijn na te denken over wat Jeremia doormaakte en in onze gebeden naar voren te brengen hoe wij ons vanbinnen voelen. Door op die manier ons hart te luchten, kunnen we ons vertrouwen versterken in Jehovah en in het feit dat zijn wil zeker tot stand zal komen. Het kan zijn dat we op dit moment niet helemaal begrijpen waarom dingen op een bepaalde manier lopen of waarom Gods wil niet sneller voortgang vindt. Zelfs dan kunnen we in gebed tot hem uiting geven aan ons vertrouwen dat hij alles onder controle heeft. Zijn wil zal tot stand gebracht worden op de manier en in het tempo waarvan hij weet dat het het beste is. Dat staat vast; we hebben geen reden om eraan te twijfelen. We zullen blijven vragen waar Jehovah is in de zin dat we gebedsvol proberen zijn wil te begrijpen en bewijzen te zien van de totstandkoming ervan (Job 36:5-7, 26).
Welke verzekering haal je uit Jeremia’s ervaring met gebeden?
JEREMIA VOEDDE ZIJN HART MET KENNIS
14. Hoe weten we dat Jeremia de geschiedenis van Gods volk onderzocht heeft?
14 In verband met de vraag „Waar is Jehovah?” wist Jeremia dat het belangrijk is ’kennis van Jehovah’ te hebben (Jer. 9:24). Hij moet de geschiedenis van Gods volk bestudeerd hebben toen hij de boeken samenstelde die nu 1 en 2 Koningen heten. Hij vermeldde specifiek „het boek van de aangelegenheden van Salomo”, „het boek van de aangelegenheden van de dagen der koningen van Israël” en „het boek van de aangelegenheden van de dagen der koningen van Juda” (1 Kon. 11:41; 14:19; 15:7). Hij kwam er daardoor achter hoe Jehovah met verschillende situaties was omgegaan. Jeremia kon zien waar Jehovah blij mee was en hoe Hij dacht over de beslissingen die mensen namen. Hij kon ook de geïnspireerde geschriften lezen die er in zijn tijd waren, zoals die van Mozes, Jozua, Samuël, David en Salomo. Hij wist ongetwijfeld veel van de vroegere profeten en van de profeten in zijn eigen tijd. Hoe trok Jeremia voordeel van zijn persoonlijke studie?
15. Hoe kan Jeremia voordeel hebben getrokken van zijn onderzoek naar Elia’s profetie?
15 Jeremia legde het verslag vast over Izebel, de goddeloze vrouw van koning Achab van Samaria. In zijn verslag vermeldde hij Elia’s uitspraak dat honden Izebel zouden opeten op het stuk land van Jizreël (1 Kon. 21:23). En we weten, ook uit Jeremia’s verslag, dat Izebel zo’n achttien jaar later inderdaad uit het raam werd gegooid, door Jehu’s paarden werd vertrapt en door honden werd opgegeten (2 Kon. 9:31-37). Jeremia’s onderzoek naar Elia’s profetie en de vervulling ervan tot in alle details, moeten zijn geloof in Gods woord hebben versterkt. Achter zijn volharding als profeet zat dus een geloof dat versterkt was door zijn studie van wat Jehovah in het verleden had gedaan.
16, 17. Wat heeft Jeremia waarschijnlijk geholpen te volharden in het waarschuwen van de goddeloze koningen in zijn tijd?
16 Neem nog een voorbeeld. Waardoor denk je dat Jeremia, ondanks vervolging, goddeloze koningen als Jojakim en Zedekia kon blijven waarschuwen? Een belangrijke factor daarbij was het feit dat Jehovah Jeremia „tot een versterkte stad en tot een ijzeren zuil en tot koperen muren” tegenover de koningen van Juda had gemaakt (Jer. 1:18, 19). Maar laten we niet vergeten dat Jeremia uitvoerig onderzoek had gedaan naar de tijd van vroegere koningen van Juda en Israël. Hij had vastgelegd dat Manasse „altaren voor heel het heerleger van de hemel in twee voorhoven van het huis van Jehovah” had gebouwd, zijn eigen zoon in het vuur had geofferd en heel veel onschuldig bloed had vergoten (2 Kon. 21:1-7, 16; lees Jeremia 15:4). Maar Jeremia zal ook hebben geweten dat toen Manasse zich vernederde en Jehovah in gebed bleef smeken, „Hij zich door hem liet verbidden” en hem weer op de troon zette. (Lees 2 Kronieken 33:12, 13.)
17 In zijn boeken maakt Jeremia geen melding van de barmhartigheid die Jehovah voor Manasse toonde. Maar Manasse stierf slechts zo’n vijftien jaar voordat Jeremia met zijn werk als profeet begon. De profeet moet dus gehoord hebben wat er gebeurde toen de koning berouw had over zijn vroegere slechtheid. Door Manasses vreselijke gedrag en de afloop ervan te onderzoeken, moet Jeremia geholpen zijn in te zien hoe belangrijk het was om koningen, zoals Zedekia, aan te sporen Jehovah’s barmhartigheid en liefderijke goedheid te zoeken. Zelfs een koning die berucht was om zijn afgoderij en bloedvergieten kon berouw hebben en vergeving krijgen. Als jij Jeremia was geweest, zouden de gebeurtenissen rond Manasse je dan hebben gesterkt, en je reden hebben gegeven om tijdens de regering van andere slechte koningen te volharden?
UIT ERVARING LEREN
18. Wat kon Jeremia van Uria’s voorbeeld leren? Leg dit uit.
18 In de tijd dat Jeremia als profeet diende, heeft hij er beslist veel van geleerd te zien wat zijn tijdgenoten in bepaalde situaties deden. Een van hen was de profeet Uria, die tijdens de regering van Jojakim tegen Jeruzalem en Juda profeteerde. Maar omdat Uria bang was voor koning Jojakim, vluchtte hij naar Egypte. Daarna stuurde de koning mannen om hem terug te halen, en Uria werd gedood (Jer. 26:20-23). Denk je dat Jeremia iets van deze geschiedenis geleerd heeft? Het feit dat Jeremia de Joden bleef waarschuwen voor het oordeel dat hun te wachten stond, wat hij zelfs in het tempelgebied deed, bewijst dat hij er inderdaad iets van geleerd heeft. Jeremia ging moedig door, en Jehovah liet hem niet in de steek. Hij moet Ahikam, de zoon van Safan, ertoe bewogen hebben het leven van de moedige Jeremia te beschermen (Jer. 26:24).
19. Wat kon Jeremia concluderen uit Jehovah’s volharding in het sturen van profeten naar Zijn volk?
19 Ook de manier waarop Jeremia door Jehovah gebruikt werd om Zijn volk te waarschuwen, was leerzaam voor hem. In het vierde regeringsjaar van koning Jojakim zei Jehovah tegen Jeremia dat hij alle woorden op moest schrijven die hij vanaf de tijd van Josia tot op dat moment had gesproken. Wat was de reden voor die opdracht? Mensen moesten erdoor aangemoedigd worden zich van het slechte af te keren zodat ze vergeving konden krijgen. (Lees Jeremia 36:1-3.) Jeremia, die vroeg opstond om waarschuwingen van God over te brengen, ging zover dat hij het volk smeekte om te stoppen met de verfoeilijke dingen die ze deden (Jer. 44:4). Is het niet duidelijk dat Jeremia door zijn eigen ervaring was gaan beseffen dat God de profeten uit mededogen voor Zijn volk stuurde? En zal dat geen medegevoel in Jeremia zelf hebben opgewekt? (2 Kron. 36:15) Daarom kon Jeremia toen hij de vernietiging van Jeruzalem overleefde, zeggen: „Het zijn de liefderijke goedheden van Jehovah, dat wij niet aan ons eind zijn gekomen, want zijn barmhartigheden zullen stellig geen eind nemen. Ze zijn elke morgen nieuw” (Klaagl. 3:22, 23).
Welke uitwerking moet het op Jeremia hebben gehad een onderzoek in te stellen naar Gods daden in het verleden en te mediteren over wat hij en anderen hadden meegemaakt? Wat kunnen wij daarvan leren?
VRAAG JIJ ELKE DAG: „WAAR IS JEHOVAH?”
20. Hoe kun je net als Jeremia Jehovah zoeken?
20 Doe je moeite om bij de beslissingen die je dagelijks moet nemen, uit te zoeken wat Gods wil is en je af te vragen: „Waar is Jehovah?” (Jer. 2:6-8) Anders dan de Joden in zijn tijd, vertrouwde Jeremia altijd op de Almachtige voor hulp om te zien welke weg hij moest volgen. Het is ongetwijfeld voor ons allemaal verstandig om bij het nemen van beslissingen net als Jeremia altijd te kijken hoe Jehovah over dingen denkt.
21. Wat voor gebeden kunnen je helpen bij je dienst, bijvoorbeeld als iemand onvriendelijk reageert?
21 Het hoeft hierbij niet om een belangrijke kwestie of een keerpunt in je leven te gaan. Denk bijvoorbeeld aan de beslissing om in de velddienst te gaan op een dag die je daarvoor uitgetrokken hebt. Misschien ziet het er als je wakker wordt regenachtig uit, geen aanlokkelijk weer voor de velddienst. Het gebied waar die dag gewerkt zal worden, zou al vaak bewerkt kunnen zijn. Je weet misschien nog dat sommige mensen je met geveinsde beleefdheid of ronduit grof hebben weggestuurd. Op dat vroege moment van de dag zou je in gebed kunnen vragen: „Waar is Jehovah?” Dat kan je helpen erover na te denken hoe prachtig de boodschap is die je gaat brengen en duidelijker te voelen dat het Gods wil is dat je die boodschap bekendmaakt. Dan merk je misschien dat het woord van Jehovah een bron van uitbundige vreugde voor je wordt, zoals dat bij Jeremia het geval was (Jer. 15:16, 20). Als je later in de dienst iemand tegenkomt die heel onvriendelijk is of je zelfs bedreigt, dan kun je opnieuw je gevoelens in gebed tot God onder woorden brengen. Doe je dat ook? Vergeet niet dat hij je heilige geest kan geven zodat je goed kunt reageren. Je verlangen om Gods boodschap te brengen zal negatieve gevoelens overwinnen (Luk. 12:11, 12).
22. Wanneer zouden gebeden belemmerd kunnen worden?
22 Het is goed te beseffen dat sommige gebeden belemmerd of „versperd” kunnen worden. (Lees Klaagliederen 3:44.) Jehovah luisterde niet naar de gebeden van de opstandige Joden omdat ze ’hun oor van hem afwendden’ en wetteloze daden bleven beoefenen (Spr. 28:9). We moeten hier een les uit trekken die ook voor Jeremia duidelijk zal zijn geweest: als iemand niet in overeenstemming met zijn of haar gebeden handelt, zal dat God teleurstellen en kan het tot gevolg hebben dat hij de gebeden niet meer wil horen. Dat is iets wat we tot elke prijs moeten vermijden.
23, 24. (a) Wat is belangrijk als we erachter willen komen wat Jehovah’s wil is? (b) Hoe kun je meer uit je persoonlijke studie halen?
23 Naast oprechte gebeden om Jehovah’s leiding moeten we vasthouden aan onze persoonlijke studie, want dat is een belangrijke manier om erachter te komen wat Jehovah’s wil is. Hierbij zijn wij in het voordeel ten opzichte van Jeremia. Wij hebben de volledige Bijbel. Net als Jeremia, die grondig nazoekwerk deed om zijn geïnspireerde historische verslag samen te stellen, kun je graven in Gods Woord en zoeken naar Zijn leiding, waarbij je vraagt: „Waar is Jehovah?” Door er moeite voor te doen zijn wil te leren kennen, stel je je vertrouwen op hem en zul je „stellig worden als een boom geplant bij de wateren, die zijn wortels uitslaat vlak bij de waterloop”. (Lees Jeremia 17:5-8.)
24 Probeer terwijl je in de Bijbel leest en erover mediteert, te ontdekken wat Jehovah wil dat je in verschillende situaties doet. Je kunt naar beginselen zoeken die je wilt onthouden en toepassen. Kijk bij het lezen van historische verslagen, goddelijke geboden en beginselen, en wijze spreuken in Gods Woord, hoe die passages van invloed moeten zijn op de beslissingen die je dagelijks neemt. Als reactie op je vraag „Waar is Jehovah?” kan hij je door middel van zijn geschreven Woord laten zien hoe je om moet gaan met zelfs droevige situaties waarmee je misschien te maken krijgt. Zo vind je in de Bijbel de ’grote en onbegrijpelijke dingen die je niet hebt geweten’, of niet in een bepaald licht hebt bezien (Jer. 33:3).
25, 26. Hoe kunnen we voordeel trekken van ervaringen?
25 Je kunt ook stilstaan bij de ervaringen van jezelf of van anderen. Misschien zie je bijvoorbeeld dat sommigen er net als Uria mee ophouden op Jehovah te vertrouwen (2 Tim. 4:10). Je kunt daar iets van leren en zo’n slechte afloop vermijden. Sta stil bij de liefderijke goedheid die Jehovah voor je heeft getoond, waarbij je bedenkt dat ook Jeremia waardering had voor Gods barmhartigheid en mededogen. Hoe wanhopig je situatie ook is, denk niet dat de Allerhoogste niet om je geeft. Hij geeft echt om je, zoals hij ook om Jeremia gaf.
26 Terwijl je erover mediteert hoe Jehovah personen in deze tijd helpt, zul je gaan beseffen dat hij op verschillende manieren in dagelijkse leiding voorziet. Aki, een jonge zuster in Japan, had het gevoel dat ze het niet waard was een christen te zijn. Toen ze op een dag met de vrouw van de kringopziener in de velddienst was, zei ze: „Ik heb het gevoel dat Jehovah op het punt staat me uit te spugen, maar ik blijf me vastklampen aan zijn lippen en vraag hem me nog wat tijd te geven.” De vrouw van de kringopziener keek haar aan en zei: „Ik heb jou nooit een lauwe christen gevonden!” Later ging Aki over die geruststellende opmerking nadenken. Eigenlijk had ze geen enkele aanwijzing dat Jehovah haar ooit als lauw had bezien. Daarna bad Aki tot Jehovah: „Stuur me waar u maar wilt. Ik zal alles doen wat u van me vraagt.” Rond die tijd bezocht ze een ander land waar een kleine Japanse groep was die iemand nodig had die Japans sprak en daar kon blijven om te helpen in de dienst. Aki was in dat land geboren, waardoor het voor haar makkelijk was erheen te verhuizen en te helpen. Maar waar moest ze gaan wonen? Een zuster van wie de dochter net uit huis was gegaan, bood Aki een kamer aan. „Het was alsof alle puzzelstukjes in elkaar pasten. Jehovah opende de weg voor me”, zei Aki.
27. Waarom moet je je laten motiveren door de vraag „Waar is Jehovah?”
27 Veel broeders en zusters kunnen vertellen over gevallen waarin ze persoonlijk Gods leiding hebben gevoeld, misschien tijdens hun Bijbellezen of persoonlijke studie. Jij hebt dat misschien ook meegemaakt. Zulke ervaringen zullen je band met Jehovah versterken en je ertoe bewegen nog vaker en vuriger te bidden. Als we elke dag vragen „Waar is Jehovah?”, kunnen we erop vertrouwen dat hij ons zijn weg zal laten zien (Jes. 30:21).
Hoe kun je antwoord krijgen op de vraag „Waar is Jehovah?” Op welke manieren kun je zijn leiding zoeken?