HOOFDSTUK 9
‘Ik zal ze een verenigd hart geven’
FOCUS: Hoe Ezechiëls profetieën het thema van herstel laten uitkomen
1-3. Hoe maakten de Babyloniërs aanbidders van Jehovah belachelijk, en waarom?
STEL je voor dat je een trouwe Jood bent die in de stad Babylon woont. Je volk is al een halve eeuw in ballingschap. Zoals je gewoonte is op de sabbat, kom je met een groepje geloofsgenoten samen om Jehovah te aanbidden. Je loopt door de drukke straten en komt langs imposante tempels en talloze heiligdommen. De mensen komen in drommen naar die plaatsen, brengen offers en zingen hymnen voor godheden als Marduk.
2 Weg van de drukte kom je je geloofsgenoten tegen.a Jullie groepje zoekt een rustige plek — misschien langs een van de kanalen van de stad — om te bidden, psalmen te zingen en samen over Gods Woord te mediteren. Terwijl jullie bidden, hoor je het zachte gekraak van de houten boten die aangemeerd liggen. Je bent opgelucht dat hier een mate van rust is. Je hoopt maar dat er geen plaatselijke inwoners komen die de bijeenkomst verstoren, zoals ze vaak doen. Waarom doen ze dat?
3 Babylon heeft al veel oorlogen gewonnen en de mensen schrijven de kracht van de stad toe aan hun valse goden. Voor de Babyloniërs is de volledige verwoesting van Jeruzalem het bewijs dat hun god Marduk sterker is dan Jehovah! Daarom maken ze je God en zijn volk belachelijk. Soms zeggen ze spottend: ‘Zing voor ons een van de liederen van Sion’ (Ps. 137:3). Veel psalmen gaan over de overwinningen van Sion op Jehovah’s vijanden. Misschien vinden de Babyloniërs het extra leuk om die psalmen belachelijk te maken. Maar er zijn ook psalmen die over de Babyloniërs zelf gaan. Een ervan luidt: ‘Ze hebben Jeruzalem in een ruïne veranderd. (...) Onze omgeving bespot ons en jouwt ons uit’ (Ps. 79:1, 3, 4).
4, 5. Welke hoop boden Ezechiëls profetieën, en wat gaan we in dit hoofdstuk bespreken? (Zie beginplaatje.)
4 Er zijn ook afvallige Joden, die graag je geloof in Jehovah en in zijn profeten belachelijk maken. Ondanks die spot vinden jij en je familie troost in de zuivere aanbidding. Het voelt goed om samen te bidden en te zingen. Gods Woord lezen geeft rust (Ps. 94:19; Rom. 15:4). Stel je voor dat een van je geloofsgenoten vandaag iets bijzonders heeft meegenomen naar de bijeenkomst: een boekrol met de profetie van Ezechiël. Je vindt het geweldig om Jehovah’s belofte te horen dat hij zijn volk zal terugbrengen naar hun eigen land. Het maakt je intens gelukkig als je die profetieën voorgelezen hoort worden, en je denkt na over de hoop om op een dag met je familie terug te gaan en mee te helpen in die bijzondere tijd van herstel!
5 Ezechiëls boek staat vol herstellingsbeloften. We gaan nu verder in op dat hoopgevende thema. Hoe zijn die beloften uitgekomen voor de ballingen? Wat betekenen die profetieën voor onze tijd? We gaan het ook hebben over profetieën met een vervulling die nog in de toekomst ligt.
‘Ze zullen in ballingschap gaan, in gevangenschap’
6. Hoe had Jehovah zijn opstandige volk herhaaldelijk gewaarschuwd?
6 Via Ezechiël liet Jehovah zijn volk duidelijk weten hoe hij ze voor hun opstandigheid zou straffen: ‘Ze zullen in ballingschap gaan, in gevangenschap’ (Ezech. 12:11). Zoals we in hoofdstuk 6 van dit boek zagen, heeft Ezechiël die straf zelfs uitgebeeld. Maar dat was niet de eerste keer dat ze zo’n waarschuwing kregen. Al sinds de tijd van Mozes, bijna 1000 jaar eerder, had Jehovah zijn volk gewaarschuwd dat ze in ballingschap zouden gaan als ze opstandig bleven (Deut. 28:36, 37). Profeten zoals Jesaja en Jeremia hadden vergelijkbare waarschuwingen gegeven (Jes. 39:5-7; Jer. 20:3-6).
7. Op welke manieren strafte Jehovah zijn volk?
7 Maar helaas negeerden de meesten die waarschuwingen. Ze braken Jehovah’s hart door hun herhaalde opstandigheid, afgoderij, ontrouw en verdorvenheid onder invloed van slechte herders. Daarom liet hij toe dat ze honger leden — een afgang en een schande als je bedenkt dat hun land eerder ‘overvloeide van melk en honing’ (Ezech. 20:6, 7). Zoals Jehovah allang voorspeld had, liet hij vervolgens toe dat zijn koppige volk gestraft werd met ballingschap. In 607 v.Chr. bracht Nebukadnezar hun de nekslag toe door Jeruzalem en de tempel te verwoesten. Duizenden Joden die het overleefden, werden als ballingen meegenomen naar Babylon. Daar kregen ze te maken met spot en tegenstand, zoals beschreven aan het begin van dit hoofdstuk.
8, 9. Hoe waarschuwde Jehovah de christelijke gemeente tegen afvalligheid?
8 Heeft de christelijke gemeente net zoiets meegemaakt als de Babylonische ballingschap? Ja, inderdaad. En net als de Joden in de oudheid zijn Christus’ volgelingen van tevoren gewaarschuwd. Aan het begin van zijn bediening zei Jezus: ‘Pas op voor de valse profeten, die in schaapskleren naar jullie toe komen maar eigenlijk roofzuchtige wolven zijn’ (Matth. 7:15). Jaren later werd Paulus ertoe geïnspireerd een vergelijkbare waarschuwing te geven: ‘Ik weet dat er na mijn vertrek onderdrukkende wolven bij jullie zullen binnendringen, die de kudde niet teder zullen behandelen. En uit jullie eigen midden zullen mannen opstaan die de waarheid zullen verdraaien om de discipelen achter zich aan te trekken’ (Hand. 20:29, 30).
9 Christenen leerden hoe ze zulke gevaarlijke mannen konden herkennen en vermijden. Ouderlingen kregen de instructie om afvalligen uit de gemeente te verwijderen (1 Tim. 1:19; 2 Tim. 2:16-19; 2 Petr. 2:1-3; 2 Joh. 10). Maar net als Israël en Juda luisterden veel christenen uiteindelijk niet meer naar zulke liefdevolle waarschuwingen. Tegen het eind van de eerste eeuw was de gemeente beïnvloed door afval. Johannes, de laatste apostel die toen nog leefde, merkte op dat de gemeente last had van die slechte invloed en van wijdverbreide opstand. Hij was de laatste barrière tegen die tendens (2 Thess. 2:6-8; 1 Joh. 2:18). Wat gebeurde er na zijn dood?
10, 11. Hoe ging Jezus’ gelijkenis van de tarwe en het onkruid vanaf de tweede eeuw in vervulling?
10 Na de dood van Johannes begon Jezus’ gelijkenis van de tarwe en het onkruid in vervulling te gaan. (Lees Mattheüs 13:24-30.) Zoals Jezus had voorspeld, zaaide Satan ‘onkruid’ (namaakchristenen) in de gemeente en verspreidde de afval zich steeds sneller. Het moet Jehovah’s hart gebroken hebben toen hij zag dat de gemeente die zijn Zoon had opgericht, werd besmet met afgoderij, heidense feestdagen en gebruiken, en met valse leerstellingen die waren overgenomen van ongelovige filosofen en satanische religies! Wat deed Jehovah? Net als hij bij het ontrouwe Israël had gedaan, liet hij toe dat zijn volk in ballingschap ging. Vanaf de tweede eeuw waren er meer namaakchristenen dan met tarwe te vergelijken personen. De ware christelijke gemeente was in ballingschap in Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie, terwijl de namaakchristenen in dat verdorven rijk waren opgegaan. Toen er steeds meer namaakchristenen kwamen, ontstond de christenheid.
11 Tijdens de duistere eeuwen van overheersing door de christenheid waren er een aantal ware christenen, de ‘tarwe’ uit Jezus’ gelijkenis. Net als de Joodse ballingen die in Ezechiël 6:9 beschreven worden, dachten ze aan de ware God. Sommigen van hen boden dapper weerstand aan de valse leerstellingen van de christenheid. Ze kregen met spot en vervolging te maken. Was het Jehovah’s bedoeling dat zijn volk voorgoed in dat rijk van geestelijke duisternis zou blijven? Nee! Net als bij Israël uitte Jehovah zijn woede in de juiste mate en zolang het nodig was (Jer. 46:28). Bovendien liet Jehovah zijn volk niet achter zonder hoop. We gaan nu zien hoe Jehovah de Joodse ballingen in Babylon de hoop gaf dat er een eind zou komen aan hun gevangenschap.
‘Er zal een eind komen aan mijn boosheid’
12, 13. Waarom zou Jehovah’s woede tegen zijn verbannen volk uiteindelijk bedaren?
12 Het was heel duidelijk dat Jehovah kwaad op zijn volk was, maar hij verzekerde hun ervan dat zijn rechtvaardige woede niet eeuwig zou duren. Kijk bijvoorbeeld eens naar deze woorden: ‘Er zal een eind komen aan mijn boosheid en mijn woede tegen hen zal bedaren, en ik zal tevreden zijn. Nadat ik mijn woede op hen heb gekoeld, zullen ze moeten weten dat ik, Jehovah, heb gesproken omdat ik volledige toewijding eis’ (Ezech. 5:13). Waarom zou Jehovah’s woede uiteindelijk bedaren?
13 Onder de ballingen bevonden zich trouwe Joden die samen met hun ontrouwe volksgenoten gevangen waren genomen. En via Ezechiël voorspelde Jehovah dat sommigen van Zijn volk tijdens de ballingschap berouw zouden krijgen. Die berouwvolle Joden zouden terugdenken aan de verschrikkelijke dingen die ze hadden gedaan in hun opstand tegen hun God, en ze zouden smeken om Jehovah’s vergeving en gunst (Ezech. 6:8-10; 12:16). Ezechiël was een van die trouwe Israëlieten, net als de profeet Daniël en zijn drie vrienden. Daniël leefde zelfs lang genoeg om het begin en het eind van de ballingschap mee te maken. Zijn oprechte, berouwvolle gebed over de zonden van Israël staat in Daniël 9. Ongetwijfeld verwoordde hij daarin de gevoelens van duizenden ballingen die verlangden naar Jehovah’s vergeving en zegen. Wat een aanmoediging zullen Ezechiëls geïnspireerde beloften van bevrijding en herstel voor hen zijn geweest!
14. Waarom zou Jehovah zijn volk terugbrengen naar hun eigen land?
14 Maar er was een belangrijker reden voor de bevrijding en het herstel van Jehovah’s volk. Er zou een eind komen aan hun lange ballingschap, niet omdat ze bevrijding verdienden, maar omdat het opnieuw Jehovah’s tijd was om zijn naam te heiligen voor de ogen van alle volken (Ezech. 36:22). De Babyloniërs zouden eens en voor altijd weten dat hun demonische goden, zoals Marduk, niet te vergelijken waren met de Soevereine Heer Jehovah! We gaan nu stilstaan bij vijf beloften die Ezechiël onder inspiratie deelde met zijn medeballingen. Eerst gaan we bespreken wat elke belofte voor die trouwe Israëlieten betekend zal hebben. Dan gaan we zien welke grotere vervulling die beloften hebben.
15. Wat zou er veranderen in de aanbidding van de teruggekeerde ballingen?
15 BELOFTE 1. Geen afgoderij en andere walgelijke praktijken meer die verband hielden met valse religie. (Lees Ezechiël 11:18; 12:24.) Zoals werd besproken in hoofdstuk 5 van dit boek, waren Jeruzalem en de tempel verontreinigd door valsreligieuze praktijken, zoals afgoderij. Het volk was daardoor verdorven geworden, vervreemd van Jehovah. Via Ezechiël voorspelde Jehovah dat de ballingen konden uitzien naar een tijd waarin ze Jehovah opnieuw op een reine, onbesmette manier konden aanbidden. Alle andere zegeningen van het herstel zouden afhangen van deze belangrijke kwestie: het herstel van Jehovah’s regeling voor zuivere aanbidding.
16. Welke belofte deed Jehovah over het land van de Israëlieten?
16 BELOFTE 2. Terugkeer naar hun land. ‘Ik zal jullie het land van Israël geven’, zei Jehovah tegen de ballingen (Ezech. 11:17). Dat was een bijzondere belofte, want de Babyloniërs die Jehovah’s gevangengenomen volk bespotten, gaven hun nooit de hoop dat ze naar hun geliefde land konden teruggaan (Jes. 14:4, 17). Zolang de teruggekeerde ballingen trouw bleven, zou het land bovendien vruchtbaar en productief zijn, waardoor ze voedsel en nuttig werk zouden hebben. De schande en ellende van honger zouden voorgoed tot het verleden behoren. (Lees Ezechiël 36:30.)
17. Wat zou er gebeuren in verband met offers aan Jehovah?
17 BELOFTE 3. Er worden weer offers gebracht op Jehovah’s altaar. Zoals in hoofdstuk 2 van dit boek werd gezegd, waren offers onder de wet een belangrijk deel van de zuivere aanbidding. Zolang de teruggekeerde ballingen gehoorzaam en geestelijk rein bleven, zouden hun offers aanvaardbaar zijn voor Jehovah. Zo kon het volk verzoening voor hun zonden krijgen en dicht bij hun God blijven. Jehovah beloofde: ‘Het hele huis van Israël zal mij dienen in het land, iedereen. Daar zal ik blij met ze zijn en daar zal ik jullie bijdragen verwachten en jullie eerste opbrengst als offer, al jullie heilige dingen’ (Ezech. 20:40). De zuivere aanbidding zou echt hersteld worden en tot zegeningen voor Gods volk leiden.
18. Hoe zou Jehovah zijn volk verzorgen?
18 BELOFTE 4. Slechte herders worden uitgezift. Een belangrijke reden waarom Gods volk zulke ernstige fouten maakte, was de invloed van verdorven leiders. Jehovah beloofde dat te veranderen. Over zulke slechte herders zei hij: ‘Ik zal ze (...) niet langer voor mijn schapen laten zorgen (...). Ik zal mijn schapen uit hun mond redden.’ In contrast daarmee gaf Jehovah zijn trouwe aanbidders de verzekering: ‘Ik zal mijn schapen verzorgen’ (Ezech. 34:10, 12). Hoe zou hij dat doen? Hij zou trouwe mannen als herders gebruiken.
19. Wat beloofde Jehovah wat eenheid betreft?
19 BELOFTE 5. Eenheid onder Jehovah’s aanbidders. Stel je eens voor hoe verontrustend het voor trouwe aanbidders moet zijn geweest om vóór de ballingschap de onenigheid onder Gods volk te zien. Onder invloed van valse profeten en verdorven herders kwam het volk in opstand tegen de trouwe profeten die Jehovah vertegenwoordigden. Het volk viel zelfs uiteen in groeperingen die elkaar bestreden. Een van de aantrekkelijkste kenmerken van het herstel was de volgende belofte die via Ezechiël werd gedaan: ‘Ik zal ze een verenigd hart geven en ik zal een nieuwe geest in ze leggen’ (Ezech. 11:19). Zolang de teruggekeerde Joden eenheid met Jehovah en onder elkaar hadden, zou geen enkele vijand hen kunnen verslaan. Als volk konden ze Jehovah opnieuw eer geven in plaats van schande en oneer over hem te brengen.
20, 21. Hoe werden Gods beloften aan de teruggekeerde ballingen vervuld?
20 Hebben de Joden die uit ballingschap terugkwamen de vervulling van die vijf beloften meegemaakt? Denk aan de woorden van de trouwe Jozua: ‘Niet één woord van alle goede beloften die Jehovah, je God, gedaan heeft, is onvervuld gebleven. Ze zijn allemaal uitgekomen. Geen enkel woord is onvervuld gebleven’ (Joz. 23:14). Dat gebeurde in Jozua’s tijd en dat zou ook gebeuren als de ballingen naar hun land teruggingen.
21 De Joden hielden op met afgoderij en andere walgelijke, valsreligieuze praktijken die hen van Jehovah hadden vervreemd. Ook al leek het nog zo onwaarschijnlijk, ze gingen opnieuw in hun land wonen, bebouwden het en leidden er een productief leven. Een van de eerste dingen die ze deden was Jehovah’s altaar in Jeruzalem herstellen en daar aanvaardbare offers brengen (Ezra 3:2-6). Jehovah zegende hen met goede geestelijke herders: mannen zoals de trouwe priester en kopiist Ezra, de gouverneurs Nehemia en Zerubbabel, de hogepriester Jozua en de moedige profeten Haggaï, Zacharia en Maleachi. Zolang het volk zich op geestelijk gebied liet leiden, hadden ze een eenheid die ze al heel lang niet meer hadden gekend (Jes. 61:1-4; lees Jeremia 3:15).
22. Hoe weten we dat de eerste vervulling van de herstellingsprofetieën maar een voorproefje van iets groters was?
22 De eerste vervulling van Jehovah’s herstellingsbeloften moet heel aanmoedigend zijn geweest! Toch was die vervulling maar een voorproefje van iets veel groters. Hoe weten we dat? De beloften waren voorwaardelijk. Jehovah zou ze alleen vervullen als het volk gehoorzaam bleef en positief op zijn leiding reageerde. Na verloop van tijd werden de Joden opnieuw ongehoorzaam en opstandig. Maar zoals Jozua had gezegd, komt Jehovah’s woord altijd uit. Er zou dus een grotere, blijvende vervulling van de beloften zijn.
‘Ik zal blij met jullie zijn’
23, 24. Wanneer en hoe begonnen ‘de tijden waarin alle dingen worden hersteld’?
23 Als onderzoekers van de Bijbel weten we dat de slotfase van dit slechte tijdperk, de laatste dagen, begon in 1914. Maar voor aanbidders van Jehovah is dit geen trieste periode van verval. De Bijbel geeft aan dat in 1914 een bijzondere periode begon: ‘de tijden waarin alle dingen worden hersteld’ (Hand. 3:21). Wat gebeurde er in 1914 in de hemel? Jezus Christus werd aangesteld als Messiaanse Koning! In welk opzicht was dat een herstel? Jehovah had koning David beloofd dat het koningschap voor eeuwig in zijn geslachtslijn zou blijven (1 Kron. 17:11-14). Dat koningschap werd in 607 v.Chr. onderbroken toen de Babyloniërs Jeruzalem verwoestten en een eind maakten aan het bestuur van de davidische koningen.
24 Als ‘de Mensenzoon’ was Jezus een afstammeling van David en zo kon hij de wettelijke erfgenaam van het davidische koningschap worden (Matth. 1:1; 16:13-16; Luk. 1:32, 33). Toen Jehovah Jezus in 1914 in de hemel op de troon plaatste, begonnen ‘de tijden waarin alle dingen worden hersteld’! Nu lag voor Jehovah de weg open om die volmaakte Koning verder te laten gaan met het herstellingswerk.
25, 26. (a) Wanneer kwam er een eind aan de lange ballingschap in Babylon de Grote, en hoe weten we dat? (Zie ook het kader ‘Waarom 1919?’) (b) Wat begon vanaf 1919 in vervulling te gaan?
25 Een van de eerste dingen die Christus als Koning deed, was samen met zijn Vader de regeling voor zuivere aanbidding op aarde inspecteren (Mal. 3:1-5). Zoals Jezus in zijn illustratie van de tarwe en het onkruid had voorspeld, was het heel lang niet mogelijk geweest om de tarwe van het onkruid te onderscheiden — ware gezalfde christenen van namaakchristenen.b Maar in 1914 was de oogsttijd aangebroken en was het onderscheid duidelijk. In de decennia vóór 1914 hadden trouwe Bijbelonderzoekers de grove fouten van de christenheid aan de kaak gesteld en waren ze begonnen zich af te scheiden van die verdorven organisatie. Het was nu Jehovah’s tijd om hen volledig te herstellen. Begin 1919, toen ‘de oogsttijd’ nog maar een paar jaar bezig was, werd Gods volk volledig bevrijd uit gevangenschap in Babylon de Grote (Matth. 13:30). De ballingschap was voorbij!
26 Er begon nu een vervulling van Ezechiëls herstellingsprofetieën die veel groter was dan wat Gods volk in de oudheid had gezien. We gaan nu de grotere vervulling bespreken van de vijf beloften die al aan bod zijn gekomen.
27. Hoe reinigde Jehovah zijn volk van afgoderij?
27 BELOFTE 1. Een eind aan afgoderij en andere walgelijke religieuze praktijken. Aan het eind van de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw verzamelden trouwe christenen zich en begonnen ze valsreligieuze praktijken af te wijzen. Leerstellingen als de Drie-eenheid, de onsterfelijkheid van de menselijke ziel en het hellevuur werden verworpen als on-Bijbels en valsreligieus. Het gebruik van beelden bij de aanbidding werd aan de kaak gesteld als afgoderij. En na een tijdje ging Gods volk het gebruik van het kruis bij de aanbidding zien als een vorm van afgoderij (Ezech. 14:6).
28. In welk opzicht keerde Jehovah’s volk terug naar hun land?
28 BELOFTE 2. Terugkeer naar het geestelijke land van Gods volk. Toen trouwe christenen de Babylonische religie achter zich lieten, kwamen ze in hun geestelijke land, een gezegende toestand, waar ze nooit meer geestelijke honger zouden lijden. (Lees Ezechiël 34:13, 14.) Zoals we in hoofdstuk 19 van dit boek zullen zien, zegent Jehovah dat land met een ongekende toevoer van geestelijk voedsel (Ezech. 11:17).
29. Hoe kreeg de prediking in 1919 een impuls?
29 BELOFTE 3. Er worden weer offers gebracht op Jehovah’s altaar. In de eerste eeuw leerden christenen dat ze geen letterlijke dierenoffers aan God moesten brengen maar offers die veel meer waarde hadden: de woorden die ze spraken als ze Jehovah loofden en tot anderen over hem predikten (Hebr. 13:15). Tijdens de eeuwen van ballingschap was er geen organisatie die regelingen trof voor zulke offers. Maar aan het eind van de ballingschap was Gods volk er al mee begonnen zulke slachtoffers van lof te brengen. Ze waren druk bezig met de prediking en loofden Jehovah vol vreugde op hun bijeenkomsten. Vanaf 1919 legde ‘de getrouwe en beleidvolle slaaf’ meer nadruk op de prediking en werd die grondiger georganiseerd (Matth. 24:45-47). Op Jehovah’s altaar werden dus volop offers gebracht door een groeiend leger van personen dat zijn heilige naam loofde!
30. Wat deed Jezus om zijn volk van goede herders te voorzien?
30 BELOFTE 4. Slechte herders worden uitgezift. Christus heeft Gods volk bevrijd van de gewetenloze, egoïstische herders van de christenheid. Herders in Christus’ kudde die zich net zo gedroegen als die slechte herders werden uit hun ambt ontheven (Ezech. 20:38). Jezus, de Goede Herder, zag erop toe dat zijn schapen goed verzorgd werden. In 1919 stelde hij zijn getrouwe en beleidvolle slaaf aan. Dat trouwe groepje gezalfde christenen nam de leiding in het voorzien in geestelijk voedsel, zodat Gods volk goed verzorgd werd. Na verloop van tijd werden er ouderlingen opgeleid om te helpen bij de zorg voor ‘de kudde van God’ (1 Petr. 5:1, 2). De geïnspireerde beschrijving in Ezechiël 34:15, 16 wordt vaak gebruikt om christelijke herders te herinneren aan de normen die Jehovah en Jezus voor hen gesteld hebben.
31. Hoe heeft Jehovah de profetie in Ezechiël 11:19 vervuld?
31 BELOFTE 5. Eenheid onder Jehovah’s aanbidders. Door de eeuwen heen is de christenheid verdeeld geraakt in tienduizenden denominaties, waaronder talloze afsplitsingen en sekten die volledig met elkaar overhoopliggen. In tegenstelling daarmee heeft Jehovah iets wonderbaarlijks gedaan met zijn herstelde volk. Via Ezechiël deed hij de belofte: ‘Ik zal ze een verenigd hart geven.’ Die belofte is op een geweldige manier vervuld (Ezechiël 11:19). Wereldwijd heeft Christus miljoenen volgelingen van allerlei etnische, religieuze, economische en maatschappelijke achtergronden. Toch leren ze allemaal dezelfde waarheden en doen ze hetzelfde werk in volledige harmonie. Op de laatste avond van zijn leven op aarde bad Jezus vurig dat zijn volgelingen verenigd zouden zijn. (Lees Johannes 17:11, 20-23.) In deze tijd heeft Jehovah dat verzoek op de mooist mogelijke manier beantwoord.
32. Wat vind jij van de vervulling van de herstellingsprofetieën? (Zie ook het kader ‘Profetieën over gevangenschap en herstel’.)
32 Vind je het niet geweldig om in deze bijzondere tijd van herstel te leven? We zien Ezechiëls profetieën nu vervuld worden in alle facetten van onze aanbidding. We kunnen er zeker van zijn dat Jehovah’s volk in deze tijd zijn goedkeuring heeft, zoals hij via Ezechiël voorspelde: ‘Ik zal blij met jullie zijn’ (Ezech. 20:41). Het is echt een voorrecht om deel uit te maken van het verenigde, goed gevoede volk dat Jehovah over de hele wereld looft — een volk dat na eeuwen van geestelijke ballingschap is bevrijd! Toch zullen een aantal herstellingsprofetieën van Ezechiël een nog grotere vervulling krijgen.
‘Als de tuin van Eden’
33-35. (a) Hoe zullen de Joodse ballingen de profetie in Ezechiël 36:35 hebben opgevat? (b) Wat betekent die profetie voor Jehovah’s volk in deze tijd? (Zie ook het kader ‘De tijden waarin alle dingen worden hersteld’.)
33 Zoals we hebben gezien, begonnen ‘de tijden waarin alle dingen worden hersteld’ met het herstel van de davidische dynastie toen Jezus in 1914 Koning werd (Ezech. 37:24). Vervolgens gaf Jehovah Christus de macht om de zuivere aanbidding onder Zijn volk te herstellen na eeuwen van geestelijke ballingschap. Maar houdt Christus’ herstellingswerk daar op? Absoluut niet! Dat werk zal in de toekomst op een spectaculaire manier worden voortgezet — en Ezechiëls profetieën vermelden bijzondere details.
34 Denk bijvoorbeeld aan deze geïnspireerde woorden: ‘Mensen zullen zeggen: “Het verlaten land is als de tuin van Eden geworden”’ (Ezech. 36:35). Wat betekende die belofte voor Ezechiël en zijn medeballingen? Ze zullen zeker geen volledige, letterlijke vervulling hebben verwacht — alsof het herstelde land zou kunnen worden aangezien voor de oorspronkelijke tuin, het paradijs dat Jehovah zelf had gemaakt! (Gen. 2:8) Ze zullen ongetwijfeld hebben begrepen dat Jehovah hun ervan verzekerde dat hun herstelde land mooi en vruchtbaar zou zijn.
35 Wat betekent die belofte voor ons in deze tijd? We verwachten nu geen letterlijke vervulling in deze slechte wereld, die wordt geregeerd door Satan de Duivel. We begrijpen dat die woorden in deze tijd een geestelijke vervulling hebben. Als Jehovah’s aanbidders wonen we in een hersteld geestelijk land, een toestand of milieu waarin we geestelijk productief zijn en zijn heilige dienst centraal stellen in ons leven. Dat geestelijke land wordt steeds paradijselijker. Maar hoe zit het met de toekomst?
36, 37. Welke beloften zullen in het toekomstige paradijs vervuld worden?
36 Na de grote oorlog van Armageddon zal Jezus zijn herstellingsbelofte zelfs een letterlijke vervulling geven. Tijdens zijn duizendjarige regering zal hij de mensheid instructies geven om deze planeet te veranderen in een wereldwijde tuin van Eden, een paradijs, precies zoals Jehovah het altijd bedoeld had! (Luk. 23:43) Dan zullen alle mensen in harmonie zijn met elkaar en met hun omgeving. Er zullen nergens gevaren of bedreigingen zijn. Stel je een tijd voor waarin zelfs deze belofte zal uitkomen: ‘Ik zal een vredesverbond met ze sluiten en ik zal het land verlossen van gevaarlijke wilde dieren, zodat ze veilig kunnen wonen in de woestijn en kunnen slapen in de bossen’ (Ezech. 34:25).
37 Zie je dat al voor je? Je kunt elk deel van deze enorme planeet bezoeken zonder enige angst te voelen. Geen dier zal je iets aandoen. Er dreigt geen enkel gevaar. Je kunt in je eentje diep de bossen in gaan, van de schitterende natuur daar genieten en er zelfs rustig slapen, met de zekerheid dat je weer veilig en uitgerust wakker zult worden!
38. Waarom zie je uit naar de vervulling van de belofte in Ezechiël 28:26?
38 We zullen ook meemaken dat de volgende belofte uitkomt: ‘Ze zullen er [in het land] in veiligheid wonen en huizen bouwen en wijngaarden planten. Ze zullen in veiligheid wonen als ik het oordeel voltrek aan allen om hen heen die hen verachten. Ze zullen moeten weten dat ik Jehovah ben, hun God’ (Ezech. 28:26). Nadat al Jehovah’s vijanden verdwenen zijn, zal er op de hele aarde vrede en veiligheid zijn. We zullen voor de aarde zorgen, en we zullen ook voor onszelf en voor onze familie kunnen zorgen door comfortabele huizen te bouwen en wijngaarden te planten.
39. Waarom kun je er zeker van zijn dat Ezechiëls profetieën over het paradijs zullen uitkomen?
39 Heb je het gevoel dat die beloften te mooi zijn om waar te zijn? Denk dan aan hoe je al hebt gezien dat in deze tijd ‘alle dingen worden hersteld’. Ondanks hevige tegenstand van Satan heeft Jezus de zuivere aanbidding hersteld in het donkerste tijdperk in de geschiedenis. Wat een krachtig bewijs dat alle beloften die Jehovah via Ezechiël heeft gedaan, zullen uitkomen!
a De meeste Joodse ballingen woonden in nederzettingen op een afstandje van de stad Babylon. Ezechiël woonde bijvoorbeeld met andere Joden aan de Kebar (Ezech. 3:15). Maar een aantal Joodse ballingen woonden in de stad zelf. Onder hen waren ‘personen van koninklijke en voorname afkomst’ (Dan. 1:3, 6; 2 Kon. 24:15).
b We weten bijvoorbeeld niet zeker welke hervormers uit de 16de eeuw misschien gezalfde christenen waren.