KRANS
Een guirlande die als hoofdsieraad werd gedragen. De Hebreeuwse term tsefi·rahʹ (krans) werd symbolisch gebruikt in een profetie over Jehovah’s strafgericht aan Samaria, de hoofdstad van Efraïm, ofte wel het tienstammenrijk Israël. Samaria was destijds vol politieke „dronkaards”, die dronken waren omdat het noordelijke koninkrijk onafhankelijk was geworden van Juda en politieke bondgenootschappen had gesloten met Syrië en andere vijanden van Jehovah’s koninkrijk in Juda. (Zie Jes 7:3-9.) Net zoals dronkaards bij hun drinkgelagen een bloemenkrans op hun hoofd droegen, zo pronkte Samaria met deze politieke macht als met een krans. Het was een luisterrijk sieraad, maar een verwelkende bloesem die zou verdwijnen. Dan zou Jehovah voor de overgeblevenen van zijn volk als een sierkroon en als een luisterrijke krans (of „diadeem” volgens sommige vertalingen) worden. — Jes 28:1-5.
Hetzelfde Hebreeuwse woord komt in Ezechiël 7:7, 10 voor. Vertalers verkeren echter in onzekerheid over de betekenis en de toepassing van het woord in dit geval. Een overeenkomstig Aramees woord betekent „morgen”, en Lamsa’s vertaling van de Syrische Pesjitta luidt op deze plaats „morgenstond”, in plaats van krans of diadeem. Sommige vertalers (NBG; Nederlandse PB; PC; WV) brengen het woord in verband met een verwant Arabisch zelfstandig naamwoord en geven het weer met „doem”, „verderf” of „noodlot”. Weer anderen, die geloven dat het Hebreeuwse grondwoord „rondgaan” betekent, vertalen het met „keer” in de betekenis van een keer in de gebeurtenissen. — JB; JP; „kring”, Ro.
In de christelijke Griekse Geschriften komt het Griekse woord stemʹma, „krans”, in Handelingen 14:13 in het meervoud voor. Daar wordt verhaald hoe de priester van Zeus in Lystra stieren en kransen naar de stadspoorten bracht om slachtoffers te brengen, omdat de mensen dachten dat Paulus en Barnabas goden waren. De kransen kunnen bedoeld zijn om op het hoofd te zetten van Paulus en Barnabas, zoals men soms bij afgoden deed, of voor de deelnemers en de offerdieren. Zulke kransen werden gewoonlijk gemaakt van bladeren die naar verondersteld werd de aanbeden god behaagden. — Han 14:8-18; zie KROON.