De zienswijze van de bijbel
Vergeven en vergeten — In hoeverre mogelijk?
„IK ZAL HUN DWALING VERGEVEN, EN HUN ZONDE ZAL IK NIET MEER GEDENKEN.” — JEREMIA 31:34.
DIE door de profeet Jeremia opgetekende woorden onthullen iets opmerkelijks over Jehovah’s barmhartigheid: Als hij vergeeft, vergeet hij (Jesaja 43:25). De bijbel zegt bovendien: „Zoals Jehovah u vrijelijk vergeven heeft, doet ook gij evenzo” (Kolossenzen 3:13). Als christenen moeten wij Jehovah’s vergevensgezindheid dus navolgen.
Dat roept echter enkele belangrijke vragen op. Wanneer Jehovah vergeeft, herinnert hij zich dan onze zonden echt niet meer? En als wij vergeven, moeten wij dan vergeten in de zin dat wij het ons niet meer te binnen kunnen brengen? Zou men kunnen zeggen dat tenzij wij op die manier vergeten, wij niet echt vergeven hebben?
Hoe Jehovah vergeeft
Vergeven impliceert dat men niet kwaad meer is. Als Jehovah vergeeft, doet hij dat volkomen.a De psalmist David schreef: „[Jehovah] zal niet voor altijd aanmerkingen blijven maken, noch zal hij tot onbepaalde tijd gebelgd blijven. Zover als de zonsopgang verwijderd is van de zonsondergang, zover heeft hij onze overtredingen van ons verwijderd. Zoals een vader barmhartigheid toont jegens zijn zonen, heeft Jehovah barmhartigheid getoond jegens hen die hem vrezen.” — Psalm 103:9, 12, 13.
Dat Gods vergeving totaal is, wordt verder uitgelegd in Handelingen 3:19: „Hebt daarom berouw en keert u om, opdat uw zonden worden uitgewist.” De uitdrukking „worden uitgewist” komt van een Grieks werkwoord (e·xa·leiʹfo) dat „wegwissen, schrappen” betekent. (Zie Openbaring 7:17; 21:4.) The New International Dictionary of New Testament Theology verklaart: „Het beeld dat hier en misschien elders door het werkwoord wordt geschilderd, is hoogstwaarschijnlijk het gladmaken van het oppervlak van een wastafeltje voor hergebruik ([vergelijk] ’met een schone lei beginnen’).” Wanneer wij berouw hebben van onze zonden, wist Jehovah de gegevens uit. Wil dat zeggen dat hij zich onze zonden niet meer herinnert? Laten wij eens een in de bijbel opgetekend voorbeeld beschouwen.
Toen koning David overspel bedreef met Bathseba en later probeerde dat te verdoezelen door ervoor te zorgen dat haar man stierf, stuurde Jehovah de profeet Nathan om David terecht te wijzen (2 Samuël 11:1-17; 12:1-12). Met welk resultaat? David had oprecht berouw en Jehovah schonk hem vergeving (2 Samuël 12:13; Psalm 32:1-5). Vergat Jehovah Davids zonden? Beslist niet! De bijbelschrijvers Gad en Nathan hebben later, kort voor Davids dood, het hele incident in het boek 2 Samuël (dat omstreeks 1040 v.G.T. voltooid werd) opgetekend.
De gedachtenis of herinnering aan Davids zonden leeft dus voort, evenals de gedachtenis aan zijn berouw en de daaropvolgende vergeving door Jehovah, opdat bijbellezers er tot op de huidige dag profijt van kunnen trekken (Romeinen 15:4; 1 Korinthiërs 10:11). Daar „wat Jehovah zegt [opgetekend in de bijbel], blijft in eeuwigheid”, zal het verslag over Davids zonden in feite nooit vergeten worden! — 1 Petrus 1:25.
Hoe kan dan gezegd worden dat Jehovah de lei schoonveegt als wij oprecht berouw hebben van onze zonden? Hoe moeten wij Jehovah’s woorden opvatten: „Ik zal hun dwaling vergeven, en hun zonde zal ik niet meer gedenken”? — Jeremia 31:34.
Hoe Jehovah vergeet
Het Hebreeuwse werkwoord dat met ’ik zal gedenken’ is weergegeven (een vorm van za·kharʹ), betekent niet eenvoudig zich het verleden herinneren. Volgens het Theological Wordbook of the Old Testament kan het „noemen, verklaren, opzeggen, verkondigen, afsmeken, herdenken, beschuldigen, belijden” betekenen. De Theological Dictionary of the Old Testament zegt verder: „Heel vaak in feite impliceert [za·kharʹ] een handeling of komt het voor in combinatie met handelingswerkwoorden.” Als Jehovah over zijn eigenzinnige volk zegt dat hij ’hun dwaling zal gedenken’, bedoelt hij dan ook dat hij handelend zal optreden tegen hen wegens hun gebrek aan berouw (Jeremia 14:10). Zegt Jehovah daarentegen „Hun zonde zal ik niet meer gedenken”, dan verzekert hij ons dat wanneer hij onze zonden eenmaal vergeeft, hij ze niet nogmaals te berde zal brengen om ons te beschuldigen, te veroordelen of te straffen.
Bij monde van de profeet Ezechiël legde Jehovah uit in welke zin hij vergeeft en vergeet: „Wat nu een goddeloze betreft, ingeval hij zich zou afkeren van al zijn zonden die hij heeft begaan, en hij werkelijk al mijn inzettingen zou houden en gerechtigheid en rechtvaardigheid zou oefenen, zal hij beslist blijven leven. Hij zal niet sterven. Al zijn overtredingen die hij heeft begaan — ze zullen niet tegen hem in herinnering worden gebracht. Wegens zijn rechtvaardigheid die hij heeft gedaan, zal hij blijven leven” (Ezechiël 18:21, 22; 33:14-16). Ja, wanneer Jehovah een berouwvol zondaar vergeeft, veegt hij de lei schoon en vergeet hij in de zin dat hij niet op een toekomstig tijdstip handelend tegen hem zal optreden vanwege die zonden. — Romeinen 4:7, 8.
Omdat wij onvolmaakt zijn, kunnen wij nooit net als Jehovah in volmaakte zin vergeven; zijn gedachten en wegen zijn oneindig veel hoger dan de onze (Jesaja 55:8, 9). In welke mate kan dan redelijkerwijs van ons verwacht worden dat wij vergeven en vergeten wanneer anderen tegen ons zondigen?
Hoe wij kunnen vergeven en vergeten
’Vergeef elkaar vrijelijk’, luidt de aansporing in Efeziërs 4:32. Volgens de lexicograaf W. E. Vine betekent het Griekse woord dat met ’vrijelijk vergeven’ is vertaald (cha·riʹzo·mai), „een gunst verlenen zonder voorbehoud”. Wanneer tegen ons begane overtredingen van minder belangrijke aard zijn, kost het ons misschien weinig moeite vergeving te schenken. Door in gedachte te houden dat ook wij onvolmaakt zijn, kunnen wij verzachtende omstandigheden aanvoeren voor de tekortkomingen van anderen (Kolossenzen 3:13). Wanneer wij vergeven, laten wij onze verontwaardiging varen en behoeft onze relatie met de overtreder geen blijvende schade te ondervinden. Na verloop van tijd zal de herinnering aan zo’n minder belangrijke overtreding vermoedelijk vervagen.
Stel nu echter dat anderen grovere zonden tegen ons begaan, waardoor ons ernstig nadeel wordt berokkend. In extreme gevallen, zoals incest, verkrachting en poging tot moord, kunnen bij het schenken van vergeving een aantal overwegingen meespelen. Dat zou vooral het geval zijn als de zonde niet toegegeven wordt, als er geen berouw is en de overtreder zijn verontschuldigingen niet aanbiedt (Spreuken 28:13).b Jehovah zelf vergeeft onberouwvolle, verstokte boosdoeners niet (Hebreeën 6:4-6; 10:26). Wanneer er een diepe wond geslagen is, zullen wij er misschien nooit in slagen het gebeurde volkomen uit onze geest te bannen. Wij kunnen echter troost putten uit de verzekering dat in de komende nieuwe wereld ’de vroegere dingen niet in de geest teruggeroepen zullen worden, noch in het hart zullen opkomen’ (Jesaja 65:17; Openbaring 21:4). Wat wij ons dan zullen herinneren, zal ons niet de diepe pijn of smart bezorgen die wij nu wellicht voelen.
In andere gevallen moeten wij misschien enig initiatief ontplooien om een zaak uit de wereld te helpen voordat wij kunnen vergeven, bijvoorbeeld door met de overtreder te praten (Efeziërs 4:26). Op die manier kan een eventueel misverstand worden opgehelderd, kunnen er passende verontschuldigingen worden aangeboden en kan er vergeving worden geschonken. En hoe staat het dan met vergeten? Het kan zijn dat wij het gebeurde nooit volkomen uit onze geest kunnen bannen, maar wij kunnen het vergeten in de zin dat wij het de overtreder niet meer aanrekenen of de kwestie niet op een toekomstig tijdstip weer te berde brengen. Wij kletsen er niet over en wij mijden de overtreder ook niet helemaal. Het kan echter enige tijd duren voordat onze relatie met de overtreder geheeld is en misschien zullen wij elkaar nooit meer zo na staan als vroeger.
Ter illustratie: Stel dat u iets zeer persoonlijks aan een heel goede vriend toevertrouwt en later hoort dat hij het aan anderen doorverteld heeft, zodat u in grote verlegenheid of diep gekwetst raakt. U benadert hem om het uit te praten en het spijt hem zeer; hij biedt zijn verontschuldigingen aan en vraagt om vergeving. Als u zijn oprechte verontschuldigingen hoort, wordt uw hart ertoe bewogen het hem te vergeven. Vergeet u het gebeurde gemakkelijk? Waarschijnlijk niet; ongetwijfeld zult u er wel voor oppassen hem in de toekomst in vertrouwen te nemen. Toch vergeeft u het hem; u rakelt de kwestie niet constant op. U koestert geen wrok en u kletst er ook niet over met anderen. Misschien is de band niet meer zo hecht als voorheen, maar u hebt hem nog wel lief als uw christelijke broeder. — Vergelijk Spreuken 20:19.
Stel nu echter dat de overtreder ondanks uw pogingen om de zaak uit te praten niet toegeeft dat hij verkeerd heeft gehandeld en niet zijn verontschuldigingen aanbiedt. Kunt u het hem dan vergeven in de zin dat u geen wrok meer koestert? Anderen vergeven wil niet zeggen dat wij vergoelijken of bagatelliseren wat zij hebben gedaan. Wrok is een zware last om te dragen; onze gedachten kunnen er totaal door in beslag genomen worden en wij kunnen erdoor van onze vrede worden beroofd. Als wij wachten op een verontschuldiging die nooit komt, zullen wij alleen maar steeds gefrustreerder raken. In feite laten wij de overtreder dan onze emoties beheersen. Wij moeten anderen dus vergeven of de wrok laten varen, niet alleen ter wille van hen maar ook ter wille van onszelf, zodat die hinderpaal uit ons leven weg is.
Het is niet altijd gemakkelijk anderen vergeving te schenken. Maar als er oprecht berouw is, kunnen wij proberen Jehovah’s vergevensgezindheid na te volgen. Wanneer hij berouwvolle boosdoeners vergeeft, laat hij de boosheid varen — hij veegt de lei schoon en vergeet in de zin dat hij hun die zonden in de toekomst niet zal aanrekenen. Ook wij kunnen eraan werken onze boosheid te laten varen als de overtreder berouw heeft. Er kunnen echter gevallen zijn waarin wij niet eens verplicht zijn te vergeven. Geen slachtoffer van een extreem onrechtvaardige of wrede behandeling mag gedwongen worden een verstokte boosdoener te vergeven. (Vergelijk Psalm 139:21, 22.) Maar in de meeste gevallen dat anderen tegen ons zondigen, kunnen wij vergeven in de zin dat wij onze boosheid laten varen en kunnen wij vergeten in de zin dat wij het onze broeder niet op een toekomstig tijdstip nog verwijten.
[Voetnoten]
a Zie het artikel „De zienswijze van de bijbel: Hoe totaal is Gods vergeving?” in de Ontwaakt! van 8 december 1993, blz. 18, 19.
b In Hulp tot begrip van de bijbel wordt op bladzijde 1556 gezegd: „Van christenen [wordt] niet verlangd dat zij personen vergeven die boosaardig en moedwillig zonde beoefenen en geen berouw hebben. Zulke personen worden Gods vijanden.” — Uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
[Illustratie op blz. 9]
Jozef en zijn broers