„Zij zullen moeten weten dat ik Jehovah ben”
„Ik zal mijn heilige naam niet meer laten ontheiligen; en de natiën zullen moeten weten dat ik Jehovah ben.” — EZECHIËL 39:7.
1, 2. Hoe weten wij dat Jehovah niet voor eeuwig het ontheiligen van zijn naam zal tolereren?
JEHOVAH’S heilige naam werd ontheiligd door de Israëlieten in de oudheid. Dat maakt het boek Ezechiël duidelijk. Maar ook de mensen in de christenheid ontheiligen de naam van de God die zij belijden te aanbidden.
2 Zal de Universele Soeverein het ontheiligen van zijn naam voor eeuwig tolereren? Nee, want hij heeft verklaard: „Ik zal mijn heilige naam niet meer laten ontheiligen; en de natiën zullen moeten weten dat ik Jehovah ben” (Ezechiël 39:7; zie ook Ezechiël 38:23). Wat zal dit betekenen? En welke lessen kunnen er worden geleerd uit latere hoofdstukken van het boek Ezechiël?
Profetieën tegen anderen
3. (a) Hoe reageerden andere natiën op Juda’s lijden? (b) Vanwege het bezitten van welke geest werd Tyrus’ „koning” verwijderd, en welke uitwerking dient dit op ons te hebben?
3 Na Jeruzalems verwoesting werd Ammon veroordeeld voor het tot uitdrukking brengen van leedvermaak over Juda’s lijden, en Moab voor het aannemen van een minachtende houding tegenover Juda. Edom werd schuldig verklaard aan boosaardigheid, en de wraakzuchtige geest van de Filistijnen zou Gods „woedende terechtwijzingen” brengen (Ezechiël 25:1-17; Spreuken 24:17, 18). Wegens haar uitbundige vreugde over Jeruzalems rampspoed zou de stad Tyrus vallen voor Nebukadnezar of Nebukadrezar (een spelling die dichter bij het Babylonisch ligt) (Ezechiël 26:1-21). Ze was als een schip dat stellig zou zinken (Ezechiël 27:1-36). De „koning” van Tyrus (kennelijk haar dynastie van heersers) werd verwijderd vanwege het bezitten van een trotse geest die was als die van Satan (Ezechiël 28:1-26). Alle zondige hooghartigheid die ons ertoe zou kunnen brengen Jehovah’s naam te ontheiligen, zullen wij dus beslist willen vermijden. — Psalm 138:6; Spreuken 21:4.
4. Wat stond Farao en Egypte te wachten?
4 Ezechiël voorzei een veertigjarige periode dat Egypte woest zou liggen. Haar rijkdom zou Nebukadrezars betaling vormen voor de militaire dienst die hij had verricht toen hij Jehovah’s oordeel aan Tyrus voltrok (Ezechiël 29:1-21). Wanneer God ervoor zou zorgen dat de Egyptenaren verstrooid werden, ’zouden zij weten dat hij Jehovah is’ (Ezechiël 30:1-26). Als vertegenwoordiger van Egypte werd de trotse Farao vergeleken met een hoog oprijzende ceder die omgehouwen zou worden (Ezechiël 31:1-18). Ten slotte hief Ezechiël klaagliederen aan betreffende Farao en het neerdalen van Egypte in Sjeool. — Ezechiël 32:1-32.
De plicht van de wachter
5. (a) Alleen onder welke omstandigheden schenkt God een geestelijke wachter zijn goedkeuring? (b) Wat betekent het ’in de inzettingen des levens te wandelen’?
5 Ezechiël werd herinnerd aan zijn plicht als wachter (Ezechiël 33:1-7). Uiteraard schenkt Jehovah alleen maar zijn goedkeuring aan een geestelijke wachter als deze zijn plicht doet en de goddelozen waarschuwt. (Lees Ezechiël 33:8, 9.) Net als Ezechiël destijds verkondigt de gezalfde „wachter”-klasse moedig goddelijke waarschuwingen. Aangezien God geen behagen schept in de dood van goddelozen, zal hij hun hun vroegere bericht niet aanrekenen als zij acht slaan op waarschuwingen en ’in de inzettingen des levens wandelen’. In Ezechiëls dagen betekende wandelen in die inzettingen de Wet onderhouden, maar nu betekent het Christus’ losprijs aanvaarden en zijn volgeling zijn (1 Petrus 2:21). Er is niets onevenwichtigs aan de wijze waarop God mensen straft of beloont, en bescherming door de „grote verdrukking” heen hangt af van het gehoorzamen van zijn inzettingen. — Ezechiël 33:10-20; Matthéüs 24:21.
6. Hoe zijn in deze tijd velen als de joodse ballingen in Ezechiëls tijd?
6 Tegen het einde van 607 v.G.T. kwam er een vluchteling met het bericht van Jeruzalems verwoesting, en opnieuw sprak Ezechiël Jehovah’s boodschap (Ezechiël 33:21-29). Hoe reageerden de ballingen? (Lees Ezechiël 33:30-33.) In deze tijd zijn velen als de joodse ballingen voor wie Ezechiël een zanger van ’een zinnelijk liefdeslied’ was. Wanneer de gezalfden en hun metgezellen van huis tot huis gaan, luisteren deze mensen graag naar de klank van de Koninkrijksboodschap maar nemen de boodschap niet aan. Voor hen is het als een aangenaam liefdeslied, maar zij dragen zich niet aan Jehovah op, en zij zullen de „grote verdrukking” niet overleven.
Jehovah’s ’ene herder’
7. Welke daden van Jehovah in onze tijd laten zich vergelijken met de wijze waarop hij ten aanzien van zijn schapen in Ezechiëls dagen handelde?
7 In een boodschap die Ezechiël na Jeruzalems val ontving, veroordeelde Jehovah mannen die zijn heilige naam ontheiligden, namelijk de regerings-„herders van Israël”. Hoe goed zijn die woorden van toepassing op de heersers van de christenheid! (Lees Ezechiël 34:1-6.) Anders dan de Voortreffelijke Herder, Jezus Christus, hebben de politieke heersers van de christenheid zich vetgemest ten koste van de „schapen” (Johannes 10:9-15). Maar zoals God zijn schapen bevrijdde door zelfzuchtige herders van hun heerschappij te ontdoen toen Juda woest kwam te liggen, zo zal hij opnieuw zijn schapen bevrijden door de heersers van de christenheid in de „grote verdrukking” hun autoriteit te ontnemen (Openbaring 16:14-16; 19:11-21). Jehovah toonde liefde voor zijn met schapen te vergelijken volk toen hij hen in 537 v.G.T. uit Babylon bevrijdde, juist zoals hij die hoedanigheid aan de dag legde toen hij de Grotere Cyrus, Jezus Christus, gebruikte om in 1919 G.T. het overblijfsel van het geestelijke Israël uit slavernij aan Babylon de Grote te bevrijden. — Ezechiël 34:7-14.
8. Wat zou Jehovah doen als een ’vet schaap’ de kudde zou onderdrukken, en hoe moeten christelijke onderherders de schapen behandelen?
8 God besteedt tedere zorg aan zijn schapen. (Lees Ezechiël 34:15, 16.) Als een ’vet schaap’ in deze tijd Gods kudde zou onderdrukken, zou Jehovah hem „weiden” met uitsluiting nu en met vernietiging in de „grote verdrukking”. In 1914 plaatste Jehovah „één herder”, Jezus Christus, over het gezalfde overblijfsel. Sinds 1935 heeft hij leiding gegeven aan de bijeenvergadering van een „grote schare” van „andere schapen”, die nu samen met de gezalfde ’schapen van Jehovah’s weide’ dienen. Net als God en Christus moeten christelijke onderherders al deze schapen met tederheid behandelen. — Ezechiël 34:17-31; Openbaring 7:9; Johannes 10:16; Psalm 23:1-4; Handelingen 20:28-30.
Een „tuin van Eden”!
9. Wat deed Jehovah omdat hij had bepaald dat het land van Juda en Israël een sabbat moest houden?
9 Beschouw opnieuw het woest liggende land van Juda en Israël. Aangezien God had bepaald dat het een sabbat zou houden door zeventig jaar zonder bewoner te blijven, zorgde hij ervoor dat Edom en andere natiën dat gebied niet in bezit namen (2 Kronieken 36:19-21; Daniël 9:2). Trouwens, ook Edom en zijn bergachtige gebied Seïr kwamen, zoals voorzegd was, woest te liggen, want in 602-601 v.G.T. werden ze door de Babyloniërs onderworpen. — Ezechiël 35:1–36:5; Jeremia 25:15-26.
10. Naar welke ontwikkelingen in onze tijd wees het herstel van een overblijfsel in Juda in 537 v.G.T. vooruit?
10 Dat in 537 v.G.T. een overblijfsel in Juda werd hersteld, wees vooruit naar opwindende ontwikkelingen in onze tijd. In 1919 begonnen „de bergen van Israël”, ofwel de geestelijke staat van Jehovah’s gezalfde getuigen, opnieuw bevolkt te worden met een geestelijk tot nieuw leven gebracht overblijfsel (Ezechiël 36:6-15). God reinigde hen van religieuze onreinheid en legde in hen „een nieuwe geest” die hen in staat stelde de vrucht van zijn heilige geest voort te brengen (Galaten 5:22, 23). En opdat Jehovah’s naam niet door wereldlingen ontheiligd zou worden omdat hij zijn volk streng had onderricht, heeft hij het overblijfsel overvloedig gezegend. — Ezechiël 36:16-32.
11. Wat heeft God in harmonie met Ezechiël 36:33-36 gedaan met de geestelijke staat van het gezalfde overblijfsel?
11 Nadat een overblijfsel naar Juda was teruggekeerd, werd dat eerst woest liggende land veranderd in een vruchtbare „tuin van Eden”. (Lees Ezechiël 36:33-36.) Op soortgelijke wijze heeft Jehovah sinds 1919 de eens woest liggende staat van het gezalfde overblijfsel veranderd in een vruchtbaar geestelijk paradijs, dat zij nu delen met de „grote schare”. Aangezien dit geestelijke paradijs is bevolkt met heilige personen, zal iedere opgedragen christen zich ervoor willen inspannen het rein te houden. — Ezechiël 36:37, 38.
Eenheid hersteld
12. Hoe werd het opnieuw tot leven brengen van de oude joodse natie geïllustreerd in Ezechiël 37:1-14, en welke moderne parallel had dit?
12 In Babylonische gevangenschap waren de joden praktisch een dode natie, als niet meer dan beenderen op een veld (Ezechiël 37:1-4). Maar wat zag Ezechiël vervolgens? (Lees Ezechiël 37:5-10.) Die beenderen werden opnieuw bekleed met pezen, vlees en huid, en ze werden opnieuw tot leven gebracht door de adem des levens (Ezechiël 37:11-14). God wekte de joodse natie uit de dood op toen 42.360 mensen uit alle stammen van Israël en ongeveer 7500 niet-Israëlieten hun kans grepen om Juda weer te bevolken, Jeruzalem en haar tempel te herbouwen en de ware aanbidding in hun thuisland te herstellen (Ezra 1:1-4; 2:64, 65). Evenzo werd in 1918 het vervolgde overblijfsel van het geestelijke Israël als die dorre beenderen — gedood ten aanzien van hun openbare getuigeniswerk. Maar in 1919 deed Jehovah hen als Koninkrijksverkondigers herleven (Openbaring 11:7-12). Deze parallel dient ons te sterken in ons vertrouwen dat deze gezalfden en hun metgezellen de aardse organisatie vormen waarvan Jehovah zich in deze tijd bedient. — Zie Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1976, blz. 85-125.
13. Hoe werd het herstel van organisatorische eenheid onder Jehovah’s oude volk in Ezechiël 37:15-20 geïllustreerd, en welke parallel is hiervan geweest?
13 Hoe werd het herstel van de organisatorische eenheid onder Jehovah’s oude volk geïllustreerd? (Lees Ezechiël 37:15-20.) Er bestaat een moderne parallel voor het samenvoegen van de twee stokken (de ene met een aanduiding voor het tweestammenrijk Juda, de ander voor de tien stammen van Israël). Gedurende de Eerste Wereldoorlog trachtten ambitieuze mannen de eenheid van Gods dienstknechten te verbreken, maar in 1919 werden getrouwe gezalfden verenigd onder Christus, hun ’ene koning’ en ’ene herder’. Bovendien zijn net als de meer dan 7500 niet-Israëlieten die destijds naar Juda terugkeerden, thans de leden van de „grote schare” verenigd met het gezalfde overblijfsel. Wat een vreugde om in het geestelijke paradijs te zijn, Jehovah in eenheid dienend onder onze ’ene koning’! — Ezechiël 37:21-28.
Gog valt aan!
14. Wie is Gog van Magog, en welke actie zal hij ondernemen? (Ezechiël 38:1-17)
14 Vervolgens werd een dramatische gebeurtenis voorzegd. In de hoop Gods naam te ontheiligen en Zijn volk te vernietigen, zal Gog van Magog een aanval doen op het overblijfsel van het geestelijke Israël, dat Jehovah’s „vrouw” of hemelse organisatie vertegenwoordigt (Openbaring 12:1-17). Gog is „de heerser van deze wereld”, Satan de Duivel. Hij ontving die naam nadat hij, na de geboorte van het Koninkrijk in 1914, uit de hemel was geworpen (Johannes 12:31). „Het land Magog” is de plaats in de nabijheid van de aarde waartoe Gog en zijn demonen zijn beperkt. Nadat antireligieuze krachten de christenheid en de rest van Babylon de Grote hebben vernietigd, zal Jehovah Gog tegen het schijnbaar weerloze overblijfsel van het geestelijke Israël en hun opgedragen metgezellen doen optrekken. — Ezechiël 38:1-17; Openbaring 17:12-14.
15. Wat zal er gebeuren als Gog Jehovah’s Getuigen aanvalt?
15 Wat zal er gebeuren wanneer Gog Jehovah’s Getuigen aanvalt? (Lees Ezechiël 38:18-23.) Jehovah zal zijn volk redden! Zijn wapens zullen bestaan in overstromende stortregens, enorme hagelstenen, vuurflitsen en voortwoekerende pestilentie. In verwarring zullen Gogs strijdkrachten hun zwaarden tegen elkaar keren. Maar voordat God hen wegvaagt, ’zullen zij moeten weten dat hij Jehovah is’.
16. (a) Wat zal er met „het land Magog” gebeuren? (b) Welke uitwerking dient kennis aangaande voorzegde gebeurtenissen in verband met Gog op ons te hebben?
16 Wanneer Satan en zijn demonen in de afgrond worden geworpen, zal „het land Magog”, hun vernederde plaats in de omgeving van de aarde, voor altijd verdwenen zijn (Openbaring 20:1-3). De hoeveelheid van Gogs oorlogstuig zal zo reusachtig zijn, dat het nogal wat tijd zal vergen voordat het is weggewerkt. Vogels en dieren zullen zich te goed doen aan de niet-begraven lijken van Gogs menigte. Welke uitwerking dient kennis van dit alles op ons te hebben? Welnu, te vernemen dat Gogs aanval ophanden is maar dat Jehovah Zijn volk zal redden, moet ons geloof versterken en ertoe leiden dat wij ons erover verheugen dat zulke gebeurtenissen zullen resulteren in de heiliging van Gods zo lang ontheiligde naam! — Ezechiël 39:1-29.
Zie Jehovah’s heiligdom!
17. (a) Welk visioen kreeg Ezechiël in 593 v.G.T.? (b) Waarvan vormt het bestaan van de visionaire tempel een bewijs?
17 In 593 v.G.T., het veertiende jaar na de verwoesting van de tempel in Jeruzalem, werd Ezechiël een visioen gegeven van een nieuw heiligdom voor de aanbidding van Jehovah. Zoals dit bleek uit metingen van de engel die als Ezechiëls gids fungeerde, was dit een heiligdom van gigantische afmetingen (Ezechiël 40:1–48:35). Deze tempel was een afbeelding van „de ware tent, die door Jehovah . . . is opgericht” en bezat de „voorafbeeldingen van de dingen in de hemelen”. Jezus Christus ging in 33 G.T. het Allerheiligste ervan, „de hemel zelf”, binnen om God de waarde van zijn loskoopoffer aan te bieden (Hebreeën 8:2; 9:23, 24). De visionaire tempel bewijst dat de zuivere aanbidding Gogs aanval zal overleven. Wat een vertroostende gedachte voor hen die Jehovah’s naam liefhebben!
18. Wat zijn enkele van de opgetekende bijzondere kenmerken van de visionaire tempel?
18 De tempel had vele interessante facetten. Zo waren er zes poorten in zijn buiten- en binnenmuren (Ezechiël 40:6-35). In het buitenste voorhof waren dertig eetvertrekken (waarschijnlijk voor personen die daar een gemeenschapsoffer aten) (40:17). Het altaar voor de brandoffers was in het binnenste voorhof (43:13-17). Een houten altaar, kennelijk voor het branden van wierook, bevond zich in het eerste tempelvertrek (41:21, 22). Het Allerheiligste was twintig el in het vierkant, en de muur om de tempel was 500 riet (1550 meter) langs iedere kant. Wat een groots huis gevuld met Gods heerlijkheid! — Ezechiël 41:4; 42:16-20; 43:1-7.
19. Hoe dienen wij ons te laten beïnvloeden door de details van de tempel en het feit dat degenen die daar dienst verrichtten, aan Gods maatstaven moesten voldoen?
19 De vele details van de tempel, de slachtoffers, de offergaven en de feesten dienen ons ervan te doordringen hoe noodzakelijk het is de instructies van Gods organisatie zorgvuldig op te volgen, in het besef dat wij ons uiterste best moeten doen om Jehovah en zijn aanbidding te verhogen (Ezechiël 45:13-25; 46:12-20). Degenen die dienst verrichtten in de tempel, moesten beantwoorden aan Gods hoge maatstaven, en zij moesten mensen ’onderrichten in het verschil tussen heilige dingen en profane dingen’ (Ezechiël 44:15, 16, 23). Dit behoort ons ertoe te bewegen als Jehovah’s volk heiligheid te bewaren. — Efeziërs 1:3, 4.
20. (a) Wat wordt gesymboliseerd door het water dat uit de visionaire tempel vloeide? (b) Wat voor effect zal dit water hebben?
20 Uit de tempel vloeide een stroom die een genezende, zoet makende uitwerking had op de zilte wateren van de Dode Zee, zodat die gingen wemelen van vis (Ezechiël 47:1-11). Dit water symboliseert Gods voorziening voor eeuwig leven, met inbegrip van Jezus’ slachtoffer, een voorziening die ruimschoots voldoende is voor de overlevenden van Gogs aanval en anderen, onder wie ook degenen die een opstanding krijgen (Johannes 5:28, 29; 1 Johannes 2:2; Openbaring 22:1, 2). De Dode Zee vertegenwoordigt het milieu waarin de mensheid heeft bestaan — veroordeling tot overgeërfde zonde en dood alsook Satans heerschappij. Net als de overvloedige vis in de zoet gemaakte wateren van de Dode Zee zal de losgekochte mensheid onder de genezen omstandigheden van het Messiaanse bestuur floreren.
21. Wat zal de gehoorzame mensheid in de nieuwe wereld genieten, zoals te kennen wordt gegeven door Ezechiël 47:12?
21 Genezing wordt ook in verband gebracht met bomen die aan weerszijden van de visionaire stroom groeien. (Lees Ezechiël 47:12.) In de nieuwe wereld zal de gehoorzame mensheid volmaakte fysieke en geestelijke gezondheid genieten. En waarom ook niet? De bladeren van de in het visioen waargenomen vruchtbomen hebben voortdurend geneeskrachtige eigenschappen. Wat een zegeningen voor degenen die Jehovah kennen en dienen!
Dan zullen zij het weten!
22. Wat duidt erop dat God mensen in het Paradijs een plaats zal toewijzen waar hij verkiest?
22 Door nu met Jehovah’s organisatie samen te werken, kunnen wij hoedanigheden ontwikkelen die ons bereidwillig zullen doen reageren wanneer God mensen in het aardse Paradijs daar plaatst waar hij dat verkiest. Dat dit zo zal gaan, valt op te maken uit het feit dat de stammen land toegewezen kregen ten noorden en ten zuiden van een strook die het domein van het bestuur zou zijn en die door Ezechiël in een visioen werd gezien. Die uit drie delen bestaande „bijdrage” van land omvatte een deel voor de niet-priesterlijke levieten en een priesterdeel waarin de visionaire tempel stond. In het midden van het zuidelijke deel was een stad met een uit alle stammen afkomstige arbeidsbevolking onder een collectieve „overste”, de vorstelijke vertegenwoordigers van de Messías in de „nieuwe aarde”. — Ezechiël 47:13–48:34; 2 Petrus 3:13; Psalm 45:16.
23. Wat moeten wij nu doen om deel uit te maken van de losgekochte mensheid die in het Paradijs zal leven?
23 Tronend in zijn hemelse heiligdom zal God de symbolische stad die Ezechiël mocht aanschouwen, zegenen. (Lees Ezechiël 48:35.) Die aardse bestuurszetel zal Jehovah-Sjammah genoemd worden, of „Jehovah zelf is daar”. Ga ermee voort een onwankelbare liefde voor God aan de dag te leggen en u kunt deel uitmaken van de losgekochte mensheid die in het Paradijs leeft, wanneer niemand op aarde in geestelijke duisternis zal verkeren maar allen zullen weten dat Jehovah de ene levende en ware God is (Habakuk 2:14). Vermijd het tegen uw wil Gods naam te moeten erkennen wanneer de goddelozen worden vernietigd. Oefen geloof, en toon dat u de hoop koestert onder de overlevenden te zijn wanneer hij de woorden vervult: „De natiën zullen moeten weten dat ik Jehovah ben.” — Ezechiël 36:23.
Wat zou u antwoorden?
◻ Alleen onder welke omstandigheden schenkt Jehovah een geestelijke wachter zijn goedkeuring?
◻ Hoe behandelt Jehovah zijn schapen, en hoe dienen christelijke herders hen te bejegenen?
◻ Hoe werd het opnieuw tot leven brengen van de joodse natie geïllustreerd? (Ezechiël 37:1-14) Wat is de moderne parallel hiervan?
◻ Wie is Gog van Magog, en wat zal er gebeuren wanneer hij Jehovah’s Getuigen aanvalt?
◻ Wat wordt gesymboliseerd door het water dat uit de visionaire tempel vloeit?
[Kaart/Illustratie op blz. 25]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
De heilige bijdrage en de gebiedstoewijzingen voor de stammen
DE GROTE ZEE
TOEGANG NAAR HAMATH
DAN
ASER
NAFTALI
MANASSE
EFRAÏM
RUBEN
JUDA
DE OVERSTE
Heilige Bijdrage
En-Eglaïm
BENJAMIN
SIMEON
En-Gedi
ISSASCHAR
ZEBULON
Tamar
GAD
Meribath-Kades
Zoutzee
Jordaan
Zee van Galilea
[Illustratie op blz. 23]
Jehovah geeft zijn schapen tedere zorg, zoals de herders in de oudheid deden. Daarom dienen christelijke herders Gods kudde met tederheid te behandelen