Boodschappers van goddelijke vrede gelukkig verklaard
„Het zijn de door Jehovah losgekochten die zullen terugkeren en stellig naar Sion zullen komen met vreugdegeroep, en verheuging tot onbepaalde tijd zal op hun hoofd zijn.” — JESAJA 35:10.
1. Waar heeft de wereld wanhopig behoefte aan?
IN DEZE tijd heeft de mensheid meer dan ooit een boodschapper van goed nieuws nodig. Er is dringend behoefte aan iemand die de waarheid vertelt over God en zijn voornemens, een onbevreesde getuige die de goddelozen waarschuwt voor de komende vernietiging en rechtgeaarde mensen helpt goddelijke vrede te vinden.
2, 3. Hoe heeft Jehovah in het geval van Israël zijn in Amos 3:7 opgetekende belofte vervuld?
2 In de dagen van Israël beloofde Jehovah in dit soort boodschappers te voorzien. Aan het einde van de negende eeuw v.G.T. zei de profeet Amos: „De Soevereine Heer Jehovah zal niets doen tenzij hij zijn vertrouwelijke aangelegenheid heeft geopenbaard aan zijn knechten, de profeten” (Amos 3:7). In de eeuwen die op deze verklaring volgden, verrichtte Jehovah vele machtige daden. In 607 v.G.T. bijvoorbeeld tuchtigde hij zijn uitverkoren volk omdat zij opstandig en met bloedschuld beladen waren. Ook strafte hij de natiën rondom, die zich verlustigden in Israëls lijden (Jeremia hfdst. 46–49). Vervolgens bewerkte Jehovah, in 539 v.G.T., de val van de indrukwekkende Babylonische wereldmacht, en tengevolge daarvan keerde, in 537 v.G.T., een overblijfsel van Israël terug in hun land om de tempel te herbouwen. — 2 Kronieken 36:22, 23.
3 Dit waren wereldschokkende gebeurtenissen, en in overeenstemming met de woorden van Amos onthulde Jehovah ze van tevoren aan profeten, die als boodschappers dienden en Israël waarschuwden voor wat komen ging. In het midden van de achtste eeuw v.G.T. verwekte hij Jesaja. In het midden van de zevende eeuw v.G.T. verwekte hij Jeremia. Vervolgens, tegen het einde van die eeuw, verwekte hij Ezechiël. Deze en andere getrouwe profeten gaven een grondig getuigenis omtrent Jehovah’s voornemens.
Gods huidige boodschappers identificeren
4. Waaruit blijkt dat de mensheid boodschappers van vrede nodig heeft?
4 Wat valt er over deze tijd te zeggen? Velen in de wereld hebben een onheilspellend voorgevoel wanneer zij de menselijke maatschappij zien achteruitgaan. Mensen die rechtvaardigheid liefhebben, zien met pijn in hun hart de huichelarij en regelrechte goddeloosheid van de christenheid. Zoals Jehovah bij monde van Ezechiël voorzei, „zuchten en kermen [zij] over al de verfoeilijkheden die in haar midden gedaan worden” (Ezechiël 9:4). Velen beseffen echter niet wat Jehovah’s voornemens zijn. Dat moet hun verteld worden.
5. Hoe heeft Jezus getoond dat er in onze tijd boodschappers zouden zijn?
5 Is er in deze tijd iemand die vrijuit spreekt met de onbevreesde geest van Jesaja, Jeremia en Ezechiël? Jezus gaf te kennen dat dat het geval zou zijn. Toen hij gebeurtenissen in onze tijd voorzei, zei hij: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Mattheüs 24:14). Wie in deze tijd vervult die profetie, door dienst te verrichten als een boodschapper, een prediker van goed nieuws? Overeenkomsten tussen onze tijd en die van het oude Israël helpen ons die vraag te beantwoorden.
6. (a) Beschrijf de ervaringen van „het Israël Gods” gedurende de Eerste Wereldoorlog. (b) Hoe ging Ezechiël 11:17 ten aanzien van het Israël in de oudheid in vervulling?
6 Tijdens de donkere dagen van de Eerste Wereldoorlog onderging Jehovah’s hedendaagse volk, het overblijfsel van het gezalfde „Israël Gods”, een gevangenschap die te vergelijken is met die van Israël in Babylon (Galaten 6:16). Zij bevonden zich in geestelijke ballingschap in Babylon de Grote, het wereldconglomeraat van valse religies, waarvan de christenheid de voornaamste en laakbaarste is. Niettemin bleek uit Jehovah’s woorden tot Ezechiël dat zij niet in de steek werden gelaten. Hij zei: „Ik wil u ook bijeenbrengen uit de volken en u vergaderen uit de landen waarover gij verstrooid zijt, en ik wil u de grond van Israël geven” (Ezechiël 11:17). Om die belofte ten aanzien van het oude Israël te vervullen, verwekte Jehovah de Pers Cyrus, die de Babylonische wereldmacht omverwierp en voor een overblijfsel van Israël de weg opende om naar hun land terug te keren. Maar wat valt er over deze tijd te zeggen?
7. Welke gebeurtenis in 1919 liet zien dat Jezus tegen Babylon de Grote was opgetreden? Leg dit uit.
7 Eerder in deze eeuw waren er krachtige bewijzen dat er een Grotere Cyrus aan het werk was. Wie was hij? Niemand minder dan Jezus Christus, die sinds 1914 in het hemelse koninkrijk op de troon zit. Deze grote Koning betoonde goede wil jegens zijn gezalfde broeders op aarde toen de gezalfde christenen in 1919 uit geestelijke gevangenschap werden bevrijd en naar hun „land”, hun geestelijke staat, terugkeerden (Jesaja 66:8; Openbaring 18:4). Op die manier kreeg Ezechiël 11:17 een hedendaagse vervulling. In de oudheid was de val van Babylon noodzakelijk om voor de Israëlieten de weg te openen naar hun land terug te keren. In onze tijd vormde het herstel van het Israël Gods het bewijs dat Babylon de Grote door toedoen van de Grotere Cyrus gevallen was. Deze val werd aangekondigd door de tweede engel in Openbaring hoofdstuk 14 toen hij uitriep: „Babylon de Grote is gevallen, zij die alle natiën van de wijn van de toorn van haar hoererij heeft doen drinken!” (Openbaring 14:8) Wat een ommekeer voor Babylon de Grote, vooral voor de christenheid! En wat een zegen voor ware christenen!
8. Hoe beschrijft het boek Ezechiël het geluk van Gods volk na hun bevrijding in 1919?
8 In Ezechiël 11:18-20 beschrijft de profeet hoe gelukkig Gods volk na hun herstel is. De eerste vervulling van zijn woorden betrof de reiniging van Israël in de dagen van Ezra en Nehemia. De hedendaagse vervulling gold iets soortgelijks. Laten wij eens zien hoe. Jehovah zegt: „Zij zullen . . . stellig [in hun land] komen en al zijn walgelijkheden en al zijn verfoeilijkheden eruit verwijderen.” Precies zoals was geprofeteerd, te beginnen in 1919, reinigde Jehovah zijn volk en gaf hun nieuwe kracht om hem te dienen. Zij begonnen alle Babylonische praktijken en leerstellingen die hen in zijn ogen hadden verontreinigd, uit hun geestelijke omgeving te verwijderen.
9. Welke betekenisvolle zegeningen schonk Jehovah zijn volk vanaf 1919?
9 Vervolgens zegt Jehovah, zoals wij in vers 19 zien staan: „En ik wil hun één hart geven, en een nieuwe geest zal ik in hun binnenste leggen; en ik zal stellig het hart van steen uit hun vlees verwijderen en hun een hart van vlees geven.” In overeenstemming met deze woorden verenigde Jehovah in 1919 zijn gezalfde dienstknechten, gaf hun als het ware „één hart”, opdat zij hem „schouder aan schouder” zouden dienen (Zefanja 3:9). Verder gaf Jehovah zijn volk heilige geest om hen te sterken in het getuigeniswerk en om in hen de voortreffelijke vruchten voort te brengen die in Galaten 5:22, 23 worden beschreven. En in plaats van een onontvankelijk, met een steen te vergelijken hart gaf Jehovah hun een zacht, plooibaar, gehoorzaam hart, een hart dat gunstig zou reageren op zijn wil.
10. Waarom heeft Jehovah zijn herstelde volk sinds 1919 gezegend?
10 Waarom deed hij dit? Jehovah zelf legt het uit. Wij lezen in Ezechiël 11:20: „Opdat zij in mijn eigen inzettingen mogen wandelen en mijn eigen rechterlijke beslissingen onderhouden en ze inderdaad ten uitvoer brengen, en zij werkelijk mijn volk worden en ikzelf hun God word.” Het Israël Gods leerde Jehovah’s wet te gehoorzamen in plaats van hun eigen ideeën te volgen. Zij leerden Gods wil te doen zonder mensenvrees. Aldus onderscheidden zij zich van de namaakchristenen der christenheid. Zij waren Jehovah’s volk. Als zodanig was Jehovah bereid hen als zijn boodschapper te gebruiken, zijn „getrouwe en beleidvolle slaaf”. — Mattheüs 24:45-47.
Het geluk van Gods boodschappers
11. Hoe beschrijft het boek Jesaja het geluk van Gods volk?
11 Kunt u zich voorstellen hoe gelukkig zij waren toen zij beseften in wat voor een bevoorrechte positie zij zich bevonden? Als groep spraken zij de woorden van Jesaja 61:10 na: „Zonder mankeren zal ik mij uitbundig verheugen in Jehovah. Mijn ziel zal blij zijn in mijn God.” De belofte in Jesaja 35:10 ging ten aanzien van hen in vervulling: „Het zijn de door Jehovah losgekochten die zullen terugkeren en stellig naar Sion zullen komen met vreugdegeroep, en verheuging tot onbepaalde tijd zal op hun hoofd zijn. Tot uitbundige vreugde en verheuging zullen zij geraken, en droefheid en zuchten moeten wegvlieden.” Zo gelukkig waren Jehovah’s boodschappers van goddelijke vrede in 1919 toen zij het goede nieuws tot de hele mensheid gingen prediken. Zij zijn er tot op de dag van vandaag niet mee opgehouden deze taak te vervullen, en hun geluk is toegenomen. In zijn Bergrede zei Jezus: „Gelukkig zijn de vredestichters, want zij zullen ’zonen van God’ worden genoemd” (Mattheüs 5:9, vtn.). Het overblijfsel van gezalfde „zonen van God” ondervindt sinds 1919 de waarheid van die verklaring.
12, 13. (a) Wie sloten zich in het dienen van Jehovah bij het Israël Gods aan, en aan welk werk schonken zij hun krachten? (b) Welke grote vreugde hebben Jehovah’s gezalfde dienstknechten ervaren?
12 Met het verstrijken van de jaren nam het Israël Gods in aantal toe tot de jaren ’30, toen het bijeenvergaderen van de overgeblevenen van de gezalfden zijn voltooiing naderde. Hield de toename in het aantal predikers van het goede nieuws toen op? Beslist niet. Een grote schare christenen met een aardse hoop was reeds begonnen te verschijnen, en dezen sloten zich bij hun gezalfde broeders aan in het predikingswerk. De apostel Johannes zag deze grote schare in een visioen, en de wijze waarop hij hen beschrijft, is opmerkelijk: „Zij [zijn] voor de troon van God; en zij verrichten dag en nacht heilige dienst voor hem” (Openbaring 7:15). Ja, de grote schare ging ijverig aan de slag in Gods dienst. Als gevolg daarvan werd het getuigeniswerk, toen het aantal gezalfden na 1935 begon af te nemen, door deze getrouwe metgezellen met nog meer stuwkracht voortgezet.
13 Op deze wijze ging Jesaja 60:3, 4 in vervulling: „Natiën zullen stellig tot uw licht gaan, en koningen tot de glans van uw schijnen. Sla uw ogen rondom op en zie! Zij zijn allen bijeengebracht; zij zijn tot u gekomen. Van verre blijven uw eigen zonen komen, en uw dochters, die aan de zijde verzorgd zullen worden.” Hoe gelukkig deze ontwikkelingen het Israël Gods maakten, wordt prachtig beschreven in Jesaja 60:5, waar wij lezen: „In die tijd zult gij zien en stellig stralen, en uw hart zal werkelijk sidderen en zich verruimen, want tot u zal de rijkdom der zee zich wenden; zelfs het vermogen der natiën zal tot u komen.”
Jehovah’s organisatie in beweging
14. (a) Welk visioen van hemelse dingen zag Ezechiël, en welk gebod ontving hij? (b) Wat onderscheidt Jehovah’s volk in deze tijd, en welke verplichting voelen zij?
14 In 613 v.G.T. zag Ezechiël een visioen van Jehovah’s hemelse, met een wagen te vergelijken organisatie in beweging (Ezechiël 1:4-28). Naderhand zei Jehovah tot hem: „Mensenzoon, ga, begeef u onder het huis van Israël, en gij moet met mijn woorden tot hen spreken” (Ezechiël 3:4). Nu, in 1997, onderscheiden wij dat Jehovah’s hemelse organisatie nog steeds onstuitbaar in beweging is om Gods voornemens te verwezenlijken. Daarom voelen wij ons nog steeds gedrongen om anderen over die voornemens te vertellen. Ezechiël sprak in zijn tijd woorden die rechtstreeks door Jehovah geïnspireerd waren. In deze tijd spreken wij woorden uit Jehovah’s geïnspireerde Woord, de bijbel. En wat een boodschap heeft dat boek voor de mensheid! Terwijl velen zich zorgen maken over de toekomst, laat de bijbel zien dat de situatie veel erger is — en tegelijkertijd veel beter — dan zij denken.
15. Waarom is de situatie erger dan velen thans denken?
15 De situatie is erger omdat, zoals wij uit de voorgaande artikelen hebben vernomen, de christenheid en alle andere valse religies binnenkort net zo volledig vernietigd zullen worden als Jeruzalem in 607 v.G.T. Dat niet alleen, maar het hele wereldomvattende politieke stelsel, dat in het boek Openbaring wordt afgebeeld als een wild beest met zeven koppen en tien horens, zal zeer binnenkort worden weggevaagd, net zoals dat met veel van de heidense buurlanden van Jeruzalem gebeurde (Openbaring 13:1, 2; 19:19-21). In Ezechiëls tijd gaf Jehovah een levendige beschrijving van de verschrikking die door de naderende verwoesting van Jeruzalem werd veroorzaakt. Maar zijn woorden zullen veel meer betekenis hebben wanneer mensen de naderende vernietiging van deze wereld onderscheiden. Jehovah zei tot Ezechiël: „Wat u aangaat, o mensenzoon, zucht met bevende heupen. Ja, met bitterheid dient gij te zuchten voor hun ogen. En het moet geschieden dat ingeval zij tot u zeggen: ’Waarom zucht gij?’, gij moet zeggen: ’Om een bericht.’ Want het zal stellig komen, en elk hart moet smelten en alle handen moeten slap worden en elke geest moet moedeloos worden en alle knieën zullen zelfs druipen van water. ’Zie! Het zal stellig komen en tot stand worden gebracht’, is de uitspraak van de Soevereine Heer Jehovah” (Ezechiël 21:6, 7; Mattheüs 24:30). Vrees inboezemende gebeurtenissen staan vlak voor de deur. Onze diepe bezorgdheid voor medemensen beweegt ons ertoe de waarschuwing te laten horen, het „bericht” van Jehovah’s komende gramschap te vertellen.
16. Waarom zijn voor zachtmoedigen de omstandigheden beter dan velen denken?
16 Tegelijkertijd is de situatie voor zachtmoedige mensen veel beter dan de meesten denken. In welk opzicht? In die zin dat Jezus Christus voor onze zonden is gestorven en nu als Koning van Gods koninkrijk regeert (1 Timotheüs 1:15; Openbaring 11:15). De ogenschijnlijk onoplosbare problemen van de mensheid zullen binnenkort door middel van dat hemelse koninkrijk overwonnen worden. Dood, ziekte, corruptie, honger en misdaad zullen tot het verleden behoren en Gods koninkrijk zal onbelemmerd over een paradijsaarde regeren (Openbaring 21:3, 4). De mensheid zal zich in goddelijke vrede verheugen — in een vredige, liefdevolle verhouding met Jehovah God en met elkaar. — Psalm 72:7.
17. Welke toename verheugt het hart van boodschappers van goddelijke vrede?
17 In sommige delen van de wereld reageren opmerkelijk grote aantallen zachtmoedigen gunstig op deze boodschap van goddelijke vrede. Om slechts een paar voorbeelden te noemen: het afgelopen jaar berichtte Oekraïne een toename van 17 procent in verkondigers. Mozambique rapporteerde een toename van 17 procent, Litouwen 29 procent. Rusland had een toename van 31 procent, terwijl Albanië een toename van 52 procent in verkondigers had. Deze cijfers van toename vertegenwoordigen tienduizenden oprechte mensen die goddelijke vrede willen genieten en die hun standpunt voor rechtvaardigheid hebben ingenomen. Zo’n snelle groei schenkt de hele christelijke broederschap vreugde.
18. Wat zal onze instelling zijn, of er nu wel of niet geluisterd wordt?
18 Reageren de mensen in uw gebied zo snel? Zo ja, dan verheugen wij ons met u. In sommige gebieden zijn er echter vele, vele uren hard werken nodig voordat er zelfs maar één geïnteresseerde wordt gevonden. Laten degenen die in zulke gebieden dienen, hun handen verslappen of verliezen zij de moed? Nee. Jehovah’s Getuigen denken aan Gods woorden tot Ezechiël toen Hij de jonge profeet de opdracht gaf tot zijn joodse landgenoten te prediken: „Wat hen aangaat, of zij zullen horen of het zullen laten — want zij zijn een weerspannig huis — zij zullen stellig ook weten dat een profeet zich in hun midden heeft bevonden” (Ezechiël 2:5). Net als Ezechiël blijven wij de mensen over goddelijke vrede vertellen, of zij nu luisteren of niet. Als zij luisteren, vinden wij dat geweldig. Als zij ons de rug toekeren, ons bespotten, ons zelfs vervolgen, zullen wij volharden. Wij hebben Jehovah lief, en de bijbel zegt: „De liefde . . . verduurt alle dingen” (1 Korinthiërs 13:4, 7). Omdat wij met volharding prediken, weten mensen wie Jehovah’s Getuigen zijn. Zij weten wat onze boodschap is. Wanneer het einde komt, zullen zij weten dat Jehovah’s Getuigen hebben geprobeerd hen te helpen goddelijke vrede te genieten.
19. Welk grootse voorrecht wordt door ons als dienstknechten van de ware God kostbaar geacht?
19 Bestaat er een groter voorrecht dan Jehovah te dienen? Nee! Ons grootste geluk spruit voort uit onze verhouding met God en de wetenschap dat wij zijn wil doen. „Gelukkig is het volk dat het gejuich kent. O Jehovah, in het licht van uw aangezicht blijven zij wandelen” (Psalm 89:15). Mogen wij de vreugde die het schenkt Gods boodschappers van vrede voor de mensheid te zijn, altijd kostbaar achten. Mogen wij ijverig een aandeel aan dit werk hebben totdat Jehovah zegt dat het gereed is.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Wie zijn in deze tijd Gods boodschappers van vrede?
◻ Hoe weten wij dat Babylon de Grote in 1919 gevallen is?
◻ Wat is voor de „grote schare” hun belangrijkste zorg?
◻ Waarom is de toekomst slechter dan de meeste mensen nu denken?
◻ Waarom kan de toekomst voor oprechte mensen beter zijn dan zij denken?
[Illustraties op blz. 21]
Bij het zien van de achteruitgang van de menselijke maatschappij hebben velen een onheilspellend voorgevoel
[Illustraties op blz. 23]
De boodschappers van goddelijke vrede zijn thans de gelukkigste mensen op aarde