Jehovah’s vrees inboezemende dag is nabij
„Er werd voorts een gedenkboek voor zijn aangezicht geschreven voor degenen die Jehovah vrezen en voor degenen die aan zijn naam denken.” — MALEACHI 3:16.
1, 2. Voor welke vrees inboezemende dag waarschuwt Maleachi?
VREES inboezemend! Bij het ochtendgloren op 6 augustus 1945 werd in een oogwenk een reusachtige stad met de grond gelijkgemaakt. Zo’n 80.000 doden! Tienduizenden dodelijk gewonden! Een laaiende vuurzee! De atoombom had zijn werk gedaan. Hoe verging het Jehovah’s Getuigen tijdens die catastrofe? Er was in Hiroshima slechts één Getuige, die wegens zijn christelijke rechtschapenheid opgesloten zat achter de beschermende muren van een gevangenis. De gevangenis stortte tot een puinhoop ineen, maar onze broeder bleef ongedeerd. Zoals hij het uitdrukte, werd hij met een atoombom uit de gevangenis gebombardeerd — misschien het enige goede dat de bom heeft bewerkstelligd.
2 Hoe vreeswekkend die bomexplosie ook was, ze verzinkt volledig in het niet vergeleken met „de grote en vrees inboezemende dag van Jehovah” die vlak voor ons ligt (Maleachi 4:5). O ja, er zijn in het verleden ook vrees inboezemende dagen geweest, maar deze dag van Jehovah zal ze alle overtreffen. — Markus 13:19.
3. Welke tegenstelling valt er in de tijd voorafgaande aan de Vloed op te merken tussen „alle vlees” en Noachs gezin?
3 In Noachs dagen had „alle vlees . . . zijn weg op de aarde verdorven”, en God verklaarde: „Door hun toedoen [is] de aarde vol van geweldpleging . . .; en zie, ik verderf hen met de aarde” (Genesis 6:12, 13). Zoals in Mattheüs 24:39 staat opgetekend, zei Jezus dat de mensen „er geen acht op [sloegen] totdat de vloed kwam en hen allen wegvaagde”. Maar de getrouwe Noach, „een prediker van rechtvaardigheid”, overleefde die geweldige vloed, samen met zijn godvrezende gezin. — 2 Petrus 2:5.
4. Welk waarschuwend voorbeeld wordt door Sodom en Gomorra verschaft?
4 In Judas 7 wordt verteld: „Sodom en Gomorra en de omliggende steden [zijn], nadat ze . . . buitensporig hoererij hadden bedreven en vlees waren achternagegaan voor tegennatuurlijk gebruik, ons tot een waarschuwend voorbeeld gesteld doordat ze de gerechtelijke straf van eeuwig vuur ondergaan.” Die goddeloze mensen zijn omgekomen omdat zij er een walgelijk smerige levensstijl op na hielden. Laten op seks georiënteerde gemeenschappen in deze moderne wereld gewaarschuwd zijn! Merk echter op dat de godvrezende Lot en zijn dochters tijdens die catastrofe werden gespaard, net zoals Jehovah’s aanbidders in de snel naderbij komende grote verdrukking beschermd zullen worden. — 2 Petrus 2:6-9.
5. Wat kunnen wij leren uit de oordelen die aan Jeruzalem werden voltrokken?
5 Beschouw vervolgens de waarschuwende voorbeelden die werden verschaft toen Jehovah binnenvallende legers gebruikte om Jeruzalem weg te vagen, de luisterrijke stad die eens „de uitbundige vreugde van heel de aarde” was geweest (Psalm 48:2). Deze tragische gebeurtenissen vonden eerst in 607 v.G.T. en nogmaals in 70 G.T. plaats omdat Gods belijdende volk de ware aanbidding de rug had toegekeerd. Gelukkig bleven loyale dienstknechten van Jehovah in leven. De rampspoed van 70 G.T. (hieronder afgebeeld) wordt beschreven als „een verdrukking . . . zoals er sedert het begin der schepping, welke God heeft geschapen, tot op die tijd niet is voorgekomen”. Ze maakte voorgoed een einde aan het afvallige joodse samenstel van dingen, en zeker in dat opzicht zal ze ’niet meer voorkomen’ (Markus 13:19). Maar zelfs deze voltrekking van goddelijk oordeel was slechts een afschaduwing van „de grote verdrukking” die nu het gehele wereldsamenstel van dingen bedreigt. — Openbaring 7:14.
6. Waarom laat Jehovah rampspoeden toe?
6 Waarom zou God vreselijke rampspoeden toelaten, die met zo’n groot verlies aan mensenlevens gepaard gaan? In het geval van Noach, Sodom en Gomorra en Jeruzalem voltrok Jehovah het oordeel aan degenen die hun weg op de aarde hadden verdorven, die deze prachtige planeet hadden bezoedeld met letterlijke vervuiling en morele ontaarding, en die de ware aanbidding hadden vaarwelgezegd of verworpen. Thans staan wij op de drempel van een allesomvattende oordeelsvoltrekking die de gehele wereld zal overspoelen. — 2 Thessalonicenzen 1:6-9.
„In de laatste dagen”
7. (a) Waarvan waren goddelijke oordelen uit de oudheid een profetische afschaduwing? (b) Welk schitterend vooruitzicht ligt in het verschiet?
7 Die vernietigingen uit de oudheid waren een profetische afschaduwing van de vrees inboezemende grote verdrukking die in 2 Petrus 3:3-13 wordt beschreven. De apostel zegt: „Dit weet gij in de eerste plaats, dat er in de laatste dagen spotters zullen komen met hun spotternij, die overeenkomstig hun eigen begeerten te werk gaan.” Vervolgens vestigt Petrus de aandacht op de dagen van Noach en schrijft: „De toenmalige wereld [werd] vernietigd toen ze door water werd overstroomd. Maar door hetzelfde woord zijn de hemelen en de aarde van nu voor het vuur opgespaard en ze worden bewaard voor de dag van het oordeel en van de vernietiging der goddeloze mensen.” In het kielzog van die grootste aller verdrukkingen zullen er aan de langverwachte Koninkrijksheerschappij van de Messias nieuwe dimensies worden toegevoegd — „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde . . ., en daarin zal rechtvaardigheid wonen”. Wat een vreugdevol vooruitzicht!
8. Hoe bewegen wereldgebeurtenissen zich naar een climax?
8 Gedurende onze twintigste eeuw hebben wereldgebeurtenissen zich progressief naar een climax bewogen. Hoewel de verwoesting van Hiroshima geen goddelijke bezoeking was, zou ze gerekend kunnen worden tot de „vreselijke schouwspelen” die Jezus voor de tijd van het einde voorzei (Lukas 21:11). Ze ontketende een nucleaire dreiging die nog steeds als een onweerswolk boven de mensheid hangt. Zo luidde een kop in The New York Times van 29 november 1993: „De kanonnen mogen dan wat roestig zijn, maar de kernwapens zijn nog steeds gepolijst”. Ondertussen blijven internationale oorlogen alsook oorlogen tussen mensen van verschillende rassen en stammen een verschrikkelijke tol eisen. In vroegere oorlogen waren de meeste slachtoffers soldaten. Nu maken naar verluidt burgers voor tachtig procent deel uit van de oorlogsslachtoffers, om nog maar te zwijgen van de miljoenen die uit hun vaderland wegvluchten.
9. Hoe hebben religieuze leiders blijk gegeven van vriendschap met de wereld?
9 Religieuze leiders hebben dikwijls blijk gegeven van „vriendschap met de wereld”, en doen dat nog, door actief bij oorlogen en bloedige revoluties betrokken te raken (Jakobus 4:4). Sommigen hebben gecollaboreerd met hebzuchtige magnaten van de handelswereld, die op grote schaal wapentuig produceren en drugsimperiums opbouwen. Zo stond in The New York Times over de moord op een Zuidamerikaanse drugsbaron: „Zijn handel in drugs verbergend achter een façade van legitieme rijkdom uit zakelijke ondernemingen en de reputatie een weldoener te zijn, had hij zijn eigen radioshow en werd dikwijls vergezeld door rooms-katholieke priesters.” The Wall Street Journal berichtte dat deze drugsbaron, behalve dat hij het leven had geruïneerd van miljoenen die drugsverslaafden waren geworden, persoonlijk verantwoordelijk was voor de moord op duizenden. De Londense Times merkte op: „De moordenaars betalen vaak voor een speciale dankmis . . . terwijl terzelfder tijd elders de dodenmis voor het slachtoffer wordt opgedragen.” Wat goddeloos!
10. Hoe dienen wij het verslechteren van de wereldtoestanden te bezien?
10 Hoeveel verwoesting zullen door demonen geïnspireerde mensen nog op deze aarde aanrichten? Zoals in 1 Johannes 5:19 staat, ’ligt de gehele wereld in de macht van de goddeloze’, Satan de Duivel. „Wee de aarde en de zee” in deze tijd, „want de Duivel is tot u neergedaald, en hij heeft grote toorn, daar hij weet dat hij slechts een korte tijdsperiode heeft” (Openbaring 12:12). Maar gelukkig geeft Romeinen 10:13 ons de verzekering dat ’een ieder die de naam van Jehovah aanroept, gered zal worden’.
God nadert voor het oordeel
11. Welke toestanden in Israël gaven aanleiding tot Maleachi’s profetie?
11 Wat de naaste toekomst voor de mensheid betreft, de profetie van Maleachi werpt licht op wat er te gebeuren staat. Maleachi wordt als laatste in de lange reeks Hebreeuwse profeten uit de oudheid vermeld. Israël had de verwoesting van Jeruzalem in 607 v.G.T. meegemaakt. Maar zeventig jaar later had Jehovah barmhartige liefderijke goedheid tentoongespreid door die natie te repatriëren. Nog geen honderd jaar later verviel Israël echter weer tot afvalligheid en goddeloosheid. De mensen onteerden Jehovah’s naam, negeerden zijn rechtvaardige wetten en verontreinigden zijn tempel door blinde, kreupele en zieke dieren ten offer te brengen. Ook lieten zij zich scheiden van de vrouw van hun jeugd om met buitenlandse vrouwen te kunnen trouwen. — Maleachi 1:6-8; 2:13-16.
12, 13. (a) Welke zuivering was er nodig voor de klasse van gezalfde priesters? (b) Hoe trekt ook de grote schare er voordeel van dat zij gereinigd worden?
12 Er was een zuiveringswerk nodig. Het wordt beschreven in Maleachi 3:1-4. Net als het oude Israël moesten Jehovah’s hedendaagse Getuigen gereinigd worden, dus kan het door Maleachi beschreven zuiveringswerk op hen worden toegepast. Toen de Eerste Wereldoorlog ten einde liep, bewaarden sommige Bijbelonderzoekers, zoals de Getuigen toen bekendstonden, niet een strikte neutraliteit ten aanzien van wereldse aangelegenheden. In 1918 zond Jehovah Zijn „boodschapper van het verbond”, Christus Jezus, tot Zijn geestelijke tempelregeling om de kleine groep van Zijn aanbidders te reinigen van wereldse smetten. Profetisch had Jehovah gevraagd: „Wie zal de dag van zijn komst [de komst van de boodschapper] verdragen, en wie zal standhouden wanneer hij verschijnt? Want hij zal zijn als het vuur van een louteraar en als het loog van de wassers. En hij moet zitten als een louteraar en reiniger van zilver en moet de zonen van Levi [de groep gezalfde priesters] reinigen; en hij moet hen zuiveren als goud en als zilver, en zij zullen voor Jehovah stellig mensen worden die een offergave aanbieden in rechtvaardigheid.” Als een gezuiverd volk hebben zij dat inderdaad gedaan!
13 Het aantal van die groep gezalfde priesters bedraagt slechts 144.000 (Openbaring 7:4-8; 14:1, 3). Hoe staat het echter met andere opgedragen christenen in deze tijd? Deze personen, wier aantal nu reeds in de miljoenen loopt, vormen „een grote schare” die ook gereinigd moet worden van wereldse wegen, hetgeen zij doen door ’hun lange gewaden te wassen en ze wit te maken in het bloed van het Lam’ (Openbaring 7:9, 14). Door aldus geloof te oefenen in het loskoopoffer van het Lam, Christus Jezus, kunnen zij een reine positie voor het aangezicht van Jehovah bewaren. Hun wordt de belofte gedaan dat zij de gehele grote verdrukking, de vrees inboezemende dag van Jehovah, zullen overleven. — Zefanja 2:2, 3.
14. Op welke woorden moet Gods volk in deze tijd acht slaan terwijl zij ermee voortgaan de nieuwe persoonlijkheid aan te kweken?
14 Samen met het priesterlijke overblijfsel moet deze grote schare acht slaan op Gods verdere woorden: „Ik wil tot ulieden naderen voor het oordeel, en ik wil een snelle getuige worden tegen de tovenaars, en tegen de overspelers, en tegen degenen die vals zweren, en tegen degenen die bedrieglijk handelen met het loon van een loonarbeider, met de weduwe en met de vaderloze jongen, en degenen die de inwonende vreemdeling afwijzen, terwijl zij mij niet hebben gevreesd . . . Want ik ben Jehovah; ik ben niet veranderd” (Maleachi 3:5, 6). Nee, Jehovah’s maatstaven veranderen niet, dus moet zijn volk thans in de vrees voor Jehovah alle vormen van afgoderij mijden en waarheidsgetrouw, eerlijk en edelmoedig zijn, terwijl zij ermee voortgaan de christelijke persoonlijkheid aan te kweken. — Kolossenzen 3:9-14.
15. (a) Welke barmhartige uitnodiging doet Jehovah? (b) Hoe kunnen wij het vermijden Jehovah te „beroven”?
15 Jehovah richt een uitnodiging tot een ieder die misschien van zijn rechtvaardige wegen is afgeweken, door te zeggen: „Keert tot mij terug, en ik wil tot u terugkeren.” Als zij vragen: „Op welke wijze zullen wij terugkeren?”, antwoordt hij: „Gij berooft mij.” En in antwoord op de verdere vraag: „Op welke wijze hebben wij u beroofd?”, zegt Jehovah dat zij hem hebben beroofd door niet het allerbeste wat zij hebben als offers voor zijn tempeldienst te brengen (Maleachi 3:7, 8). Daar wij een deel van Jehovah’s volk zijn geworden, dienen wij inderdaad het beste wat wij hebben op het gebied van onze energie, bekwaamheden en materiële middelen aan de dienst van Jehovah te willen geven. In plaats van God te beroven, ’blijven wij dus eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken’. — Mattheüs 6:33.
16. Welke aanmoediging vinden wij in Maleachi 3:10-12?
16 Er is een grootse beloning voor allen die de zelfzuchtige, materialistische wegen van de wereld verwerpen, zoals Maleachi 3:10-12 te kennen geeft: „’Stelt mij alstublieft daarin op de proef’, heeft Jehovah der legerscharen gezegd, ’of ik voor ulieden niet de sluizen van de hemel zal openen en werkelijk een zegen over u zal uitgieten totdat er geen gebrek meer is.’” Aan allen die van waardering blijk geven, belooft Jehovah geestelijke voorspoed en vruchtbaarheid. Hij voegt eraan toe: „Alle natiën zullen u gelukkig moeten prijzen, want gijzelf zult een land van welbehagen worden.” Is dat in deze tijd onder de miljoenen dankbare dienstknechten van Gods volk over de gehele aarde niet waar gebleken?
Rechtschapenheidbewaarders in het boek des levens
17-19. (a) Welke uitwerking heeft de beroering in Rwanda op onze broeders en zusters daar gehad? (b) Met welke overtuiging zijn al deze getrouwen voorwaarts gegaan?
17 Op dit punt kunnen wij wellicht iets zeggen over de rechtschapenheid van onze Rwandese broeders en zusters. Zij hebben altijd de beste geestelijke offers naar Jehovah’s geestelijke huis van aanbidding gebracht. Op hun in december 1993 gehouden „Goddelijk onderwijs”-districtscongres bijvoorbeeld hadden zij met 2080 Koninkrijksverkondigers een totaal bezoekersaantal van 4075. Er werden 230 nieuwe Getuigen gedoopt, van wie er bijna 150 de maand daarop een aanvraag indienden voor de hulppioniersdienst.
18 Toen er in april 1994 etnische haat losbarstte, werden op zijn minst 180 Getuigen gedood, onder wie de stadsopziener in Kigali, de hoofdstad, en zijn hele gezin. De zes vertalers op het kantoor van het Wachttorengenootschap in Kigali, vier Hutu en twee Tutsi, bleven verscheidene weken onder hevige bedreigingen werken totdat de Tutsi moesten vluchten, slechts om bij een controlepost vermoord te worden. Ten slotte vluchtten de overige vier, met wat er van hun computeruitrusting overgebleven was, naar Goma (Zaïre), waar zij loyaal De Wachttoren in het Kinyarwanda bleven vertalen. — Jesaja 54:17.
19 Hoewel deze gevluchte Getuigen in verschrikkelijke omstandigheden verkeerden, vroegen zij altijd eerst om geestelijk voedsel, niet om stoffelijke voorzieningen. Liefdevolle broeders uit diverse landen zijn er met grote opoffering in geslaagd benodigdheden bij hen te brengen. Door het gesproken woord en door hun ordelijkheid onder druk hebben deze vluchtelingen een schitterend getuigenis gegeven. Zij zijn er werkelijk mee voortgegaan het beste wat zij hebben aan Jehovah’s aanbidding te geven. Zij hebben getoond dezelfde overtuiging te bezitten die Paulus had en die in Romeinen 14:8 als volgt onder woorden wordt gebracht: „Indien wij leven, dan leven wij voor Jehovah, en ook indien wij sterven, dan sterven wij voor Jehovah. Derhalve behoren wij of wij nu leven of sterven, Jehovah toe.”
20, 21. (a) Wier namen staan niet in Jehovah’s gedenkboek geschreven? (b) Wier namen staan wel in het boek, en waarom?
20 Jehovah houdt een bericht bij van allen die hem in rechtschapenheid dienen. Maleachi’s profetie vervolgt: „In die tijd spraken degenen die Jehovah vreesden met elkaar, elkeen met zijn metgezel, en Jehovah bleef aandacht schenken en luisteren. En er werd voorts een gedenkboek voor zijn aangezicht geschreven voor degenen die Jehovah vrezen en voor degenen die aan zijn naam denken.” — Maleachi 3:16.
21 Hoe belangrijk is het in deze tijd dat wij godvruchtige vrees tonen door Jehovah’s naam te eren! Als wij dat doen, zullen wij gespaard blijven voor het ongunstige oordeel dat voltrokken zal worden aan degenen die vol bewondering steun verlenen aan de stelsels van deze wereld. Openbaring 17:8 vertelt dat „hun namen . . . niet op de boekrol des levens geschreven” zijn. Logischerwijs is de allerbelangrijkste naam die in Jehovah’s boek des levens geschreven staat, die van de Voornaamste Bewerker van het leven, Gods eigen Zoon, Jezus Christus. Mattheüs 12:21 verklaart: „Voorwaar, op zijn naam zullen natiën hopen.” Jezus’ loskoopoffer waarborgt eeuwig leven voor allen die er geloof in oefenen. Wat een voorrecht is het dat onze naam in die boekrol bij Jezus’ naam geschreven staat!
22. Welk onderscheid zal duidelijk zijn wanneer Jehovah het oordeel voltrekt?
22 Hoe zal het Gods dienstknechten in het oordeel vergaan? Jehovah antwoordt in Maleachi 3:17, 18: „Ik wil hun mededogen betonen, net zoals een man mededogen toont jegens zijn zoon die hem dient. En gijlieden zult stellig weer het onderscheid zien tussen een rechtvaardige en een goddeloze, tussen iemand die God dient en iemand die hem niet heeft gediend.” De scheiding zal voor iedereen duidelijk zijn: de goddelozen, afgezonderd voor de eeuwige afsnijding, en de rechtvaardigen, goedgekeurd voor eeuwig leven in het gebied van het Koninkrijk (Mattheüs 25:31-46). Zo zal een grote schare met schapen te vergelijken mensen de grote en vrees inboezemende dag van Jehovah overleven.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Welke oordelen voltrok Jehovah in bijbelse tijden?
◻ Hoe komen toestanden in deze tijd overeen met die uit de oudheid?
◻ Welke zuivering heeft er als een vervulling van Maleachi’s profetie plaatsgevonden?
◻ Wier namen staan in Gods gedenkboek geschreven?