Een drukker die indruk heeft gemaakt
HEBT u wel eens meegemaakt dat u een tekst in de bijbel wilde opzoeken maar u niet kon herinneren waar die stond? Toch kon u, doordat u zich slechts één woord herinnerde, de tekst vinden met behulp van een bijbelconcordantie. Of misschien hebt u een christelijke bijeenkomst bezocht waar honderden of zelfs duizenden aanwezigen hun bijbel konden openslaan om een tekst slechts een paar seconden nadat die was genoemd, te lezen.
In elk van beide gevallen bent u iets verschuldigd aan een man met wie u wellicht niet bekend bent. Hij heeft uw bijbelstudie gemakkelijker gemaakt, en hij heeft er ook toe bijgedragen dat wij in deze tijd over nauwkeurige bijbels beschikken. Hij heeft zelfs invloed gehad op de vormgeving van veel bijbels.
Die man was Robert Etienne.a Hij was drukker, geboren als zoon van een drukker, in Parijs (Frankrijk), tegen het begin van de zestiende eeuw. Het was het tijdperk van de renaissance en de Reformatie. De drukpers werd voor beide een medium. Henri Etienne, Roberts vader, was een vermaard drukker die enkele van de mooiste boeken uit de renaissance heeft vervaardigd. Zijn werk omvatte ook academische en bijbelse werken voor de universiteit van Parijs en haar theologische faculteit — de Sorbonne.
Maar laten wij onze aandacht richten op de zoon, Robert Etienne. Er is weinig bekend over zijn schoolopleiding. Maar al op jonge leeftijd beheerste hij het Latijn en leerde in korte tijd ook Grieks en Hebreeuws. Van zijn vader leerde Robert de drukkunst. Toen hij in 1526 Henri’s drukkerij overnam, stond Robert Etienne al bekend als een taalkundige van hoog niveau. Hoewel hij kritische uitgaven van Latijnse literatuur en andere wetenschappelijke werken heeft gepubliceerd, was zijn eerste en onmiskenbare liefde de bijbel. Etienne, die er vurig naar verlangde voor de Latijnse bijbel tot stand te brengen wat er reeds voor de Latijnse klassieken was gedaan, legde zich erop toe de oorspronkelijke vijfde-eeuwse tekst van de Latijnse Vulgaat-bijbel van Hiëronymus zo goed mogelijk te herstellen.
Een gezuiverde Vulgaat
Hiëronymus had vanuit het oorspronkelijke bijbelse Hebreeuws en Grieks vertaald, maar in Etiennes tijd bestond de Vulgaat al duizend jaar. Er waren veel fouten en verbasteringen ingeslopen als gevolg van het generaties lang overschrijven van de Vulgaat. Bovendien waren de door God geïnspireerde woorden van de bijbel tijdens de middeleeuwen overladen met een wirwar van middeleeuwse legenden, geparafraseerde passages en niet-authentieke interpolaties. Deze waren zozeer met de bijbelse tekst verweven geraakt dat men ze als geïnspireerde teksten ging aanvaarden.
Om alles wat niet oorspronkelijk was te verwijderen, paste Etienne de methoden van tekstkritiek toe die voor de studie van klassieke literatuur werden gebruikt. Hij spoorde de oudste en beste handschriften op die er beschikbaar waren. In de bibliotheken in en rond Parijs en in plaatsen als Évreux en Soissons dook hij verscheidene oude handschriften op, waarvan er één blijkbaar uit de zesde eeuw dateerde. Etienne vergeleek nauwgezet elke passage van de verschillende Latijnse teksten en koos alleen de passages uit die de meeste autoriteit schenen te hebben. Het uiteindelijke resultaat, Etiennes bijbel, verscheen in 1528 en was een belangrijke stap voorwaarts in de verfijning van de nauwkeurigheid van de bijbelse tekst. Er volgden verbeterde uitgaven van Etienne. Anderen vóór hem hadden getracht de Vulgaat te corrigeren, maar zijn uitgave was de eerste die voorzien was van een doeltreffend kritisch apparaat. In de kantlijn gaf Etienne aan waar hij bepaalde twijfelachtige passages had weggelaten of waar er meer dan één weergave mogelijk was. Ook vermeldde hij de bronnen, de handschriften, die deze correcties rechtvaardigden.
Etienne introduceerde vele andere dingen die geheel nieuw waren voor de zestiende eeuw. Hij maakte onderscheid tussen de apocriefe boeken en Gods Woord. Hij plaatste het boek Handelingen na de Evangeliën en vóór de brieven van Paulus. Boven aan elke bladzijde verschafte hij een paar sleutelwoorden om de lezers te helpen specifieke passages te vinden. Dit was het eerste voorbeeld van wat in deze tijd gewoonlijk een kopregel of paginatitel wordt genoemd. In plaats van het zware gotische lettertype te gebruiken, dat zijn oorsprong in Duitsland vond, was Etienne een van de eersten die de hele bijbel in het lichtere en gemakkelijker te lezen romeinlettertype drukten, dat nu algemeen wordt gebruikt. Hij verschafte ook veel kruisverwijzingen en filologische aantekeningen om bepaalde passages te verduidelijken.
Veel edelen en prelaten waardeerden Etiennes bijbel, want die was beter dan elke andere gedrukte uitgave van de Vulgaat. Wat schoonheid, vakmanschap en bruikbaarheid betreft werd zijn uitgave de standaard die al gauw in heel Europa werd nagevolgd.
De koninklijke drukker
„Hebt gij een man aanschouwd, vaardig in zijn werk? Voor het aangezicht van koningen zal hij zich stellen”, zegt Spreuken 22:29. Etiennes vernieuwende vakmanschap en taalkundige bekwaamheid ontsnapte niet aan de aandacht van Frans I, de koning van Frankrijk. Etienne werd de koninklijke drukker van Latijnse, Hebreeuwse en Griekse teksten. Wat Etienne in die hoedanigheid vervaardigde, wordt nog steeds tot de meesterwerken van de Franse typografie gerekend. In 1539 begon hij de eerste, en ook de beste, complete Hebreeuwse bijbel te vervaardigen die in Frankrijk is gedrukt. In 1540 nam hij voor het eerst illustraties in zijn Latijnse bijbel op. Maar in plaats van de gebruikelijke, voor de middeleeuwen kenmerkende fantasievolle afbeeldingen van bijbelse gebeurtenissen, verschafte Etienne leerzame tekeningen die gebaseerd waren op archeologisch bewijsmateriaal of op de afmetingen en beschrijvingen in de bijbel zelf. Deze houtsneden gaven een gedetailleerd beeld van onderwerpen als de ark van het verbond, de kleding van de hogepriester, de tabernakel en Salomo’s tempel.
Met behulp van de speciale set Griekse lettertypen die hij had besteld voor het drukken van de handschriftenverzameling van de koning, vervaardigde Etienne vervolgens de eerste kritische uitgave van de christelijke Griekse Geschriften. Hoewel de eerste twee uitgaven van Etiennes Griekse tekst niet veel beter waren dan het werk van Desiderius Erasmus, voegde Etienne in de derde uitgave van 1550 de collaties van en de verwijzingen naar zo’n vijftien handschriften toe, waaronder de vijfde-eeuwse Codex Bezae en de Septuaginta-bijbel. Deze uitgave van Etienne werd zo algemeen aanvaard dat ze later de basis werd voor de zogenoemde Textus Receptus of „algemeen aanvaarde tekst”, waarop vele latere vertalingen werden gebaseerd, met inbegrip van de Statenvertaling van 1637.
De Sorbonne versus de Reformatie
Toen de ideeën van Luther en andere hervormers zich over heel Europa verbreidden, trachtte de Katholieke Kerk het denken van de mensen te beheersen door voor te schrijven wat zij wel en niet mochten lezen. Op 15 juni 1520 had paus Leo X een bul uitgevaardigd waarin werd verboden in enig katholiek land een boek dat „ketterijen” bevatte te drukken, te verkopen of te lezen, en waarin werd geëist dat de wereldse autoriteiten op de naleving van de bul binnen hun gebied zouden toezien. In Engeland liet koning Hendrik VIII de censuur aan de katholieke bisschop Cuthbert Tunstall over. In het grootste gedeelte van Europa echter was de onbetwiste autoriteit in leerstellige kwesties, op de paus na, de faculteit van de theologen aan de universiteit van Parijs — de Sorbonne.
De Sorbonne was de spreekbuis van de katholieke orthodoxie. Al eeuwenlang werd deze faculteit als het bolwerk van het katholieke geloof bezien. De censors van de Sorbonne waren tegen alle kritische uitgaven en vertalingen van de Vulgaat in de volkstaal gekant, die men niet alleen als „nutteloos voor de kerk maar ook [als] schadelijk” beschouwde. Dit was niet verbazingwekkend in een tijd dat hervormers kerkelijke leerstellingen, ceremoniën en tradities die niet gebaseerd waren op het gezag van de Schrift, in twijfel trokken. Veel theologen aan de Sorbonne achtten echter de leerstellingen die de Kerk in ere hield, belangrijker dan een nauwkeurige weergave van de bijbel zelf. Eén theoloog zei: „Wanneer de leerstelling eenmaal is verworven, is de Schrift als een steiger die wordt afgebroken nadat de muur is gebouwd.” Hoewel de meesten van de faculteit geen Hebreeuws en Grieks kenden, keken zij neer op de werken van Etienne en andere renaissancegeleerden die zich in de oorspronkelijke betekenis van de in de bijbel gebruikte woorden verdiepten. Een hoogleraar aan de Sorbonne durfde zelfs te beweren dat „het overdragen van kennis van Grieks en Hebreeuws zou bijdragen tot de ondergang van alle religie”.
De Sorbonne valt aan
Hoewel de vroege uitgaven van Etiennes Vulgaat door de censuur van de faculteit heen kwamen, was dit niet zonder de nodige beroering gegaan. In de dertiende eeuw was de Vulgaat tot de officiële bijbel van de universiteit uitgeroepen, en voor velen was de tekst ervan onfeilbaar. De faculteit had zelfs de gerespecteerde geleerde Erasmus wegens zijn werk aan de Vulgaat veroordeeld. Dat een plaatselijke drukker, een leek, het waagde de officiële tekst te corrigeren, was voor sommigen verontrustend.
Misschien wel meer dan iets anders waren het Etiennes aantekeningen in de kantlijn waaraan de theologen zich stoorden. De aantekeningen zaaiden twijfel omtrent de authenticiteit van de tekst van de Vulgaat. Etiennes verlangen om bepaalde gedeelten te verduidelijken, had tot gevolg dat hij ervan werd beschuldigd het terrein van de theologie te zijn binnengedrongen. Hij ontkende de beschuldiging door te stellen dat zijn aantekeningen louter korte samenvattingen of filologisch van aard waren. Zijn aantekening bij Genesis 37:35 verklaarde bijvoorbeeld dat het woord „hel” [Latijn: infernum] daar niet kon worden opgevat als een plaats waar de goddelozen worden gestraft. De faculteit bracht als beschuldiging in dat hij de onsterfelijkheid van de ziel en de bemiddelende kracht van de „heiligen” ontkende.
Etienne genoot echter de gunst en de bescherming van de koning. Frans I toonde grote belangstelling voor renaissancewerken, vooral het werk van zijn koninklijke drukker. Naar verluidt bracht Frans I zelfs bezoeken aan Etienne en heeft hij bij één gelegenheid geduldig gewacht terwijl Etienne enkele laatste correcties in een tekst aanbracht. Met de steun van de koning kon Etienne weerstand bieden aan de Sorbonne.
Theologen verbieden zijn bijbels
In 1545 leidden de gebeurtenissen er echter toe dat de woede van de Sorbonnefaculteit in alle hevigheid op Etienne werd gericht. De katholieke universiteiten van Keulen (Duitsland), Leuven (België) en Parijs, die er het voordeel van inzagen een verenigd front te vormen tegen de hervormers, waren al eerder overeengekomen om samen te werken in het censureren van onorthodoxe leringen. Toen de theologen van de Leuvense universiteit naar de Sorbonne schreven om uiting te geven aan hun verbazing dat Etiennes bijbels niet op de Parijse lijst van verboden boeken voorkwamen, gaf de Sorbonne leugenachtig ten antwoord dat zij ze inderdaad zouden hebben verboden als zij ze hadden gezien. Etiennes vijanden binnen de faculteit waren er nu van overtuigd dat het gezamenlijke gezag van de faculteiten van Leuven en Parijs voldoende zou zijn om Frans I te overtuigen van de dwalingen van zijn drukker.
Ondertussen was Etienne, die al gewaarschuwd was voor de bedoelingen van zijn vijanden, als eerste bij de koning. Etienne stelde voor dat als de theologen een lijst zouden maken van alle fouten die zij hadden gevonden, hij best bereid was deze samen met de correcties van de theologen af te drukken en ze op te nemen in elke bijbel die werd verkocht. Dat vond de koning een goede oplossing. Hij vroeg Pierre du Chastel, zijn koninklijke lector, om erop toe te zien dat dit gebeurde. In oktober 1546 schreef de faculteit du Chastel een brief waarin ze protesteerde dat Etiennes bijbels „voedsel [waren] voor hen die ons Geloof verloochenen en de hedendaagse . . . ketterijen steunen” en zo boordevol dwalingen waren dat ze het verdienden in hun „geheel vernietigd te worden”. De koning, die niet overtuigd was, gaf de faculteit nu persoonlijk de opdracht de punten van kritiek over te leggen zodat ze samen met Etiennes bijbels konden worden gedrukt. Dit beloofden zij te doen, maar in werkelijkheid deden zij alles wat zij maar konden om het te vermijden een gedetailleerde lijst van vermeende fouten over te moeten leggen.
Frans I stierf in maart 1547 en met hem Etiennes invloedrijkste bondgenoot tegen de macht van de Sorbonne. Toen Hendrik II de troon besteeg, herhaalde hij zijn vaders opdracht dat de faculteit haar punten van kritiek moest geven. Maar Hendrik II, die merkte hoe de Duitse vorsten de Reformatie voor politieke doeleinden gebruikten, was er meer in geïnteresseerd om Frankrijk katholiek en verenigd te houden onder de nieuwe koning dan dat hij zich om de vermeende voor- of nadelen van de bijbels van de koninklijke drukker bekommerde. Op 10 december 1547 besliste de Geheime Raad van de koning dat de verkoop van Etiennes bijbels verboden moest worden totdat de theologen hun lijst met punten van kritiek over konden leggen.
Als ketter aangeklaagd
De faculteit zocht nu naar middelen om Etiennes zaak voor de bijzondere rechtbank te brengen die kort tevoren was ingesteld voor het behandelen van ketterzaken. Etienne besefte heel goed in welk gevaar hij zich bevond. Binnen twee jaar na haar oprichting kwam de rechtbank bekend te staan als de chambre ardente, ofte wel de „brandende kamer”. Zo’n zestig slachtoffers werden tot de brandstapel veroordeeld, onder wie enkele drukkers en boekverkopers die levend werden verbrand op de Place Maubert, slechts enkele minuten lopen van Etiennes voordeur. Etiennes huis werd herhaaldelijk doorzocht op een spoortje van bewijs tegen hem. Er werden ruim tachtig getuigen verhoord. Informanten werd een kwart van zijn bezittingen beloofd als hij wegens ketterij kon worden veroordeeld. Toch was hun enige bewijs datgene wat Etienne openlijk in zijn bijbels had gepubliceerd.
Opnieuw gaf de koning de opdracht dat de lijst met punten van kritiek van de faculteit aan zijn Geheime Raad moest worden overgelegd. Eigenzinnig gaf de faculteit ten antwoord dat ’de theologen niet de gewoonte hebben de redenen waarom zij iets als ketters veroordelen schriftelijk te formuleren maar dat zij alleen mondeling antwoorden, hetgeen u moet geloven, anders zou er geen eind komen aan het schrijven’. Hendrik legde zich hierbij neer. Het definitieve verbod werd van kracht. Bijna elk bijbelse werk dat Etienne ooit had vervaardigd, werd verboden. Hoewel hij aan de vlammen van Place Maubert was ontsnapt, besloot hij Frankrijk te verlaten gezien het totale verbod op zijn bijbels en de kans dat hij verder zou worden lastig gevallen.
De uitgeweken drukker
In november 1550 verhuisde Etienne naar Genève (Zwitserland). De faculteit had bepaald dat het in Frankrijk illegaal was om enige bijbel behalve de Vulgaat uit te geven. Nu hij vrij was te publiceren wat hij wilde, herdrukte Etienne in 1551 zijn Griekse „Nieuwe Testament”, met twee Latijnse versies (de Vulgaat en de tekst van Erasmus) in parallelle kolommen. Hierop liet hij in 1552 een Franse vertaling van de Griekse Geschriften in parallelle kolommen met de Latijnse tekst van Erasmus volgen. In deze twee uitgaven introduceerde Etienne zijn systeem voor het indelen van de bijbelse tekst in genummerde verzen — hetzelfde systeem dat nu overal wordt gebruikt. Hoewel anderen voordien verschillende systemen voor versindeling hadden uitgeprobeerd, werd dat van Etienne de aanvaarde vorm. Zijn Franse bijbel van 1553 was de eerste complete bijbel die zijn versindeling bevatte.
Etiennes Latijnse bijbel van 1557, eveneens met twee versies, is ook opmerkelijk omdat Etienne Gods persoonlijke naam, Jehova, overal in de Hebreeuwse Geschriften heeft gebruikt. In de kantlijn van de tweede Psalm vermeldde hij dat de vervanging van het Hebreeuwse Tetragrammaton (יהוה) door ʼAdho·naiʹ geheel en al op joods bijgeloof was gebaseerd en verworpen diende te worden. In deze uitgave gebruikte Etienne cursiefschrift ter aanduiding van de Latijnse woorden die waren toegevoegd om de betekenis van het Hebreeuws goed over te brengen. Deze gewoonte werd later in andere bijbels overgenomen, een nalatenschap waardoor hedendaagse lezers die gewend zijn aan het moderne gebruik van cursiefschrift voor nadruk, vaak in verwarring zijn gebracht.
Vastbesloten zijn kennis ter beschikking van anderen te stellen, wijdde Etienne zijn leven aan de publikatie van de Heilige Schrift. Degenen die in deze tijd het Woord van God waarderen, kunnen dankbaar zijn voor zijn krachtsinspanningen en voor de arbeid van anderen die er nauwgezet naar hebben gestreefd de woorden van de bijbel zoals die oorspronkelijk waren opgetekend, openbaar te maken. Het proces dat zij op gang hebben gebracht, duurt voort naarmate wij een steeds nauwkeuriger kennis van de oude talen verwerven en oudere en nauwkeuriger handschriften van Gods Woord ontdekken. Kort voor zijn dood (1559) werkte Etienne aan een nieuwe vertaling van de Griekse Geschriften. Men vroeg hem: „Wie zal het kopen? Wie zal het lezen?” Hij antwoordde vol vertrouwen: ’Alle onderlegde mensen met godvruchtige toewijding.’
[Voetnoot]
a Ook bekend als Estienne en als Stephanus, zijn gelatiniseerde naam.
[Illustratie op blz. 10]
De krachtsinspanningen van Robert Etienne hebben generaties bijbelstudenten geholpen
[Verantwoording]
Bibliothèque Nationale, Parijs
[Illustratie op blz. 12]
Etiennes leerzame illustraties werden generaties lang overgenomen
[Verantwoording]
Bibliothèque Nationale, Parijs