Juweeltjes uit Matthéüs’ evangelie
JEHOVAH GOD inspireerde de voormalige belastinginner Matthéüs om een opwindend verslag over de geboorte, het leven, de dood en de opstanding van Jezus Christus op te tekenen. In onderschriften in een aantal handschriften van na de tiende eeuw wordt vermeld dat dit evangelie omstreeks het achtste jaar na Jezus’ hemelvaart (ca. 41 G.T.) werd geschreven. Dit is niet onverenigbaar met de inhoud van het verslag zelf, aangezien het verslag eindigt met Jezus’ in 33 G.T. gegeven opdracht om discipelen te maken en niets zegt over Jeruzalems verwoesting door de Romeinen in 70 G.T.
In zijn Historia ecclesiastica (Kerkelijke geschiedenis) citeert de vierde-eeuwse geschiedschrijver Eusebius zowel Papias als Irenaeus uit de tweede eeuw en Orígenes uit de derde eeuw, die dit evangelie allen aan Matthéüs toeschrijven en zeggen dat hij het in het Hebreeuws heeft geschreven. Was dit in werkelijkheid Aramees? Niet volgens documenten waarvan George Howard, hoogleraar in de theologie aan de Universiteit van Georgia (VS), melding maakt. Hij schreef: „Deze veronderstelling was voornamelijk toe te schrijven aan de mening dat het Hebreeuws ten tijde van Jezus niet langer in Palestina gangbaar was maar door het Aramees was vervangen. De hierna gedane ontdekking van de Dode-Zeerollen, waarvan vele in het Hebreeuws gesteld zijn, alsook van andere Hebreeuwse documenten uit het Palestina ten tijde van Jezus, tonen nu aan dat het Hebreeuws springlevend was in de eerste eeuw.” Matthéüs heeft zijn evangelie blijkbaar geschreven ten behoeve van Hebreeuwse christenen, maar kan het ook in het algemene Grieks vertaald hebben.
Wij sporen u aan Matthéüs’ evangelie te lezen, en wanneer wij enkele van de erin vervatte juweeltjes bekijken, let dan eens op het achtergrondmateriaal dat het verslag verduidelijkt.
Geboorte en vroege bediening
Matthéüs’ evangelie begint met het geslachtsregister en de geboorte van Jezus. Toen Maria zwanger bleek te zijn, was haar verloofde, Jozef, „van plan in het geheim van haar te scheiden” (1:19). Maar hoe kon hij dat doen, aangezien zij slechts verloofd waren? Welnu, bij de joden had een verloofde vrouw dezelfde verplichtingen als een gehuwde vrouw. Als zij met iemand seksuele betrekkingen had, kon zij gestenigd worden als was zij een overspeelster (Deuteronomium 22:23-29). Wegens de bindende aard van de verloving had Jozef zich derhalve voorgenomen van Maria te scheiden, hoewel zij niet door een huwelijksplechtigheid in de echt verbonden waren.
De eerste hoofdstukken van Matthéüs’ evangelie bevatten Jezus’ Bergrede. Hierin waarschuwde Christus dat als men een broeder met „een verfoeilijk minachtend woord” aansprak, men rekenschap zou moeten afleggen voor „de Hoge Raad” (5:22). Een dergelijke taal kwam erop neer dat men zijn broeder voor een leeghoofdige stomkop uitmaakte.
Maar wat was „de Hoge Raad”? Het was Jeruzalems uit 71 leden bestaande Sanhedrin. Welke achtergrond moest men hebben om hier lid van te kunnen worden? In McClintock en Strongs Cyclopedia staat: „De gegadigde moest in moreel en fysiek opzicht onberispelijk zijn. Hij moest van middelbare leeftijd, lang, knap van uiterlijk, rijk, geleerd zijn . . . Hij moest verscheidene talen kennen . . . Hoogbejaarden, proselieten, eunuchen en Nethinim waren ongeschikt wegens hun typerende kenmerken; evenmin konden kandidaten die geen kinderen hadden, gekozen worden, omdat zij zich niet in huishoudelijke aangelegenheden konden inleven . . .; ook geen personen die niet konden aantonen dat zij een wettige nakomeling waren van een priester, leviet of Israëliet. . . . Een kandidaat voor het Grote Sanhedrin moest allereerst een rechter in zijn geboortestad geweest zijn, vandaar zijn overgeplaatst naar het Kleine Sanhedrin . . . en vervolgens zijn bevorderd tot het tweede Kleine Sanhedrin . . . voordat hij als een van de eenenzeventig geaccepteerd kon worden.”
Jezus bedoelde dus dat „wie zijn broeder met een verfoeilijk minachtend woord aanspreekt”, even schuldig is als iemand die door het joodse Opperste Gerechtshof ter dood werd veroordeeld. Wat een waarschuwing om onze broeders niet te belasteren! Laten wij onze tong in toom houden, opdat wij nooit in het Hoogste Gerechtshof, voor de rechterstoel van Jehovah, „de Rechter van de gehele aarde”, veroordeeld zullen worden. — Genesis 18:25; Jakobus 3:2-12.
Jezus — een doeltreffend onderwijzer
Dit evangelie beschrijft Jezus ook als een onderwijzer die er bedreven in was vragen te beantwoorden. In antwoord op een vraag legde hij bijvoorbeeld uit waarom zijn discipelen niet vastten (9:14-17). Zij hadden tijdens zijn leven geen reden om te vasten. Maar zoals hij voorzei, vastten en rouwden zij nadat hij was gestorven omdat zij niet wisten waarom zijn dood werd toegelaten. Nadat met Pinksteren de heilige geest op hen was uitgestort, ontvingen zij echter verlichtende kennis en vastten zij niet langer uit droefheid.
Terwijl Jezus nog steeds hetzelfde onderwerp behandelde, voegde hij eraan toe dat niemand een oud kledingstuk verstelt met een lap ongekrompen stof, omdat de sterkte van de nieuwe stof een grotere scheur zal veroorzaken. Hij zei ook dat nieuwe wijn niet in oude wijnzakken wordt gedaan. Een wijnzak, of lederen zak, was een gelooide dierehuid die op misschien één opening na, waar een poot had gezeten, was dichtgenaaid. Gistende nieuwe wijn veroorzaakt kooldioxide die genoeg druk uitoefent om oude, droge wijnzakken te doen barsten. Op overeenkomstige wijze was de waarheid die Christus onderwees te krachtig voor het oude, onbuigzame judaïsme. Bovendien was het niet zijn bedoeling een afgedankt religieus stelsel, met zijn vastengebruiken en andere riten, op te lappen of te laten voortduren. God gebruikte Jezus veeleer om een nieuw stelsel van aanbidding in te stellen. Wij dienen daarom beslist niets te doen om intergeloofbewegingen te steunen of valse religie te laten voortduren.
Sla acht op de raad van Gods Zoon
Volgens Matthéüs’ verslag over de transfiguratie zei God dat Jezus Zijn goedgekeurde Zoon was en dat wij naar hem moeten luisteren (17:5). Wij moeten dus acht slaan op al Christus’ raadgevingen, zoals zijn waarschuwing dat wie iemand die geloof in hem stelt, tot struikelen brengt, beter af zou zijn wanneer hij met een molensteen om zijn nek in zee geworpen werd (18:6). Wat was dit voor een steen? Geen kleine, want Jezus bedoelde een bovenste molensteen met een diameter van 1,2 tot 1,5 meter. Om zo’n steen op een eronder liggende steen rond te draaien, was de kracht van een dier nodig. Niemand die zo’n zwaar gewicht om zijn nek had, zou het in zee overleven. In werkelijkheid waarschuwde Jezus ons er dus voor ons er niet schuldig aan te maken een van zijn volgelingen tot struikelen te brengen. Met dezelfde bedoeling schreef de apostel Paulus: „Het is goed geen vlees te eten noch wijn te drinken noch iets te doen waarover uw broeder struikelt.” — Romeinen 14:21.
Gods Zoon gaf indirecte raad toen hij een wee uitsprak over de schriftgeleerden en de Farizeeën en zei dat zij op witgekalkte graven leken (23:27, 28). Het was gebruikelijk graven en graftombes wit te kalken, opdat mensen ze niet per ongeluk zouden aanraken en onrein zouden worden. Door op deze gewoonte te zinspelen, toonde Jezus aan dat de schriftgeleerden en de Farizeeën uiterlijk rechtvaardig leken maar „vol huichelarij en wetteloosheid” waren. Wanneer wij de hierin opgesloten raad ter harte nemen, zal dit ons ertoe brengen slinksheid te mijden en „uit geloof zonder huichelarij” te handelen. — 1 Timótheüs 1:5; Spreuken 3:32; 2 Timótheüs 1:5.
Ons Voorbeeld — een rechtschapenheidbewaarder
Na Jezus’ profetie over ’het teken van zijn tegenwoordigheid’ opgetekend te hebben, vertelt Matthéüs over Christus’ verraad, arrestatie, verhoor, dood en opstanding. Aan de paal weigerde Jezus wijn gemengd met gal, een stof met een verdovende uitwerking, te drinken (27:34). Vrouwen gaven deze wijn gewoonlijk aan misdadigers om de pijn van de terechtstelling aan de paal te verdoven. Markus 15:23 zegt dat de wijn ’met mirre gekruid’ was, waardoor de smaak verbeterde. In de wijn die Christus weigerde te drinken, bevond zich blijkbaar zowel gal als mirre. Toen hij het hoogtepunt van zijn aardse loopbaan bereikte, wilde hij geen drug gebruiken of verdoofd worden. Jezus wilde volledig over zijn verstandelijke vermogens beschikken om tot de dood toe getrouw te zijn. Mogen wij ons er net als ons Voorbeeld altijd om bekommeren onze rechtschapenheid jegens Jehovah God te bewaren. — Psalm 26:1, 11.