HOOFDSTUK 8
‘Ik zal één herder aanstellen’
FOCUS: Vier Messiaanse profetieën die in Jezus Christus vervuld zijn
1-3. Waarom heeft Ezechiël het moeilijk, en waartoe wordt hij nu geïnspireerd?
EZECHIËL is nu zes jaar in ballingschap.a De profeet heeft het moeilijk als hij denkt aan de trieste toestand van de regering in Juda, zijn geliefde vaderland honderden kilometers verderop. Hij heeft koningen zien komen en gaan.
2 Ezechiël werd halverwege de regering van de trouwe koning Josia geboren. Hij moet het geweldig hebben gevonden om te horen over de campagne die Josia had gevoerd om de gehouwen beelden te verwoesten en de zuivere aanbidding in Juda te herstellen (2 Kron. 34:1-8). Maar Josia’s inspanningen leidden niet tot een blijvende verandering, want de meeste koningen die na hem kwamen, hielden zich bezig met afgoderij. Het is dus niet zo verrassend dat het volk onder zulke slechte koningen steeds dieper is weggezonken in het moeras van geestelijk en moreel verval. Is alle hoop verloren? Absoluut niet!
3 Jehovah inspireert zijn trouwe profeet ertoe een profetie op te schrijven — de eerste van een reeks — over de Messias. Die toekomstige Regeerder en Herder zal de zuivere aanbidding voorgoed herstellen en zal liefdevol voor Jehovah’s schapen zorgen. Het is belangrijk om die profetieën goed te bestuderen, want de vervulling ervan heeft te maken met onze toekomst. We gaan nu vier Messiaanse profetieën uit het boek Ezechiël bespreken.
‘Een tere scheut’ wordt ‘een prachtige ceder’
4. Welke profetie vertelde Ezechiël, en hoe introduceerde Jehovah die profetie?
4 Rond 612 v.Chr. kwam ‘het woord van Jehovah’ tot Ezechiël en hij vertelde een profetie over de reikwijdte van de regering van de Messias en het belang van vertrouwen in zijn Koninkrijk. Jehovah introduceerde de profetie door Ezechiël op te dragen zijn medeballingen een profetisch raadsel te vertellen. Dat raadsel illustreerde de trouweloosheid van Juda’s regeerders en liet uitkomen dat er behoefte was aan een rechtvaardige Regeerder, de Messias (Ezech. 17:1, 2).
5. Vertel kort waar het raadsel over gaat.
5 Lees Ezechiël 17:3-10. Waar gaat het raadsel over? Een ‘grote arend’ plukt de bovenste scheut van een ceder en plaatst die ‘in een koopmansstad’. Dan neemt de arend ‘een zaadje van het land’ en plant dat in een vruchtbare akker ‘op een plaats waar veel water is’. Het zaadje ontkiemt en wordt een ‘breed uitgroeiende wijnstok’. Vervolgens komt er nog een ‘grote arend’. ‘De wijnstok strekt zijn wortels gretig naar hem uit’ omdat hij graag wil worden overgebracht naar een andere plek waar veel water is. Jehovah veroordeelt de daden van de wijnstok en geeft aan dat zijn wortels uitgerukt zullen worden en dat hij ‘volledig zal verdorren’.
6. Leg uit wat het raadsel betekent.
6 Wat betekent het raadsel? (Lees Ezechiël 17:11-15.) In 617 v.Chr. werd Jeruzalem belegerd door koning Nebukadnezar van Babylon (de eerste ‘grote arend’). Hij plukte de Judese koning Jojachin (de ‘bovenste scheut’) van zijn troon en bracht hem naar Babylon (‘een koopmansstad’). Nebukadnezar zette Zedekia (‘een zaadje van het land’, iemand uit de koninklijke geslachtslijn) op de troon in Jeruzalem. De nieuwe Judese koning werd gedwongen een eed in Gods naam af te leggen die hem ertoe verplichtte een trouwe vazalkoning te zijn (2 Kron. 36:13). Maar Zedekia verachtte zijn eed. Hij kwam tegen Babylon in opstand en vroeg de Egyptische farao (de tweede ‘grote arend’) om militaire hulp, maar dat leverde niets op. Jehovah veroordeelde de ontrouwe daden van Zedekia (Ezech. 17:16-21). Zedekia werd afgezet en stierf in gevangenschap in Babylon (Jer. 52:6-11).
7. Wat kunnen we van het profetische raadsel leren?
7 Wat kunnen we van dit profetische raadsel leren? Ten eerste moeten we ons als ware aanbidders aan ons woord houden. ‘Laat je ja ja zijn, en je nee nee’, zei Jezus (Matth. 5:37). Als we het nodig vinden om een eed af te leggen en we in de naam van God beloven de waarheid te vertellen — bijvoorbeeld voor een rechtbank — nemen we zo’n eed serieus. Ten tweede moeten we oppassen voor misplaatst vertrouwen. De Bijbel waarschuwt: ‘Vertrouw niet op mensen met macht, vertrouw niet op de mens, die niet redden kan’ (Ps. 146:3).
8-10. Wat profeteerde Jehovah over de toekomstige Messiaanse Regeerder, en hoe wordt die profetie vervuld? (Zie ook het kader ‘Een Messiaanse profetie: De prachtige ceder’.)
8 Maar er is een regeerder die echt ons vertrouwen verdient. Nadat Jehovah het profetische raadsel over de overgeplante scheut had gegeven, gebruikte hij hetzelfde poëtische beeld om de toekomstige Messiaanse Regeerder te beschrijven.
9 Wat de profetie zegt. (Lees Ezechiël 17:22-24.) Dit keer zijn het niet de grote arenden die in actie zullen komen maar Jehovah zelf. Hij zal een tere scheut plukken ‘van de top van de hoge ceder en die planten (...) op een hoge en verheven berg’. Deze scheut zal floreren en ‘een prachtige ceder’ worden waaronder ‘alle soorten vogels’ wonen. Dan zullen ‘alle bomen van het veld’ weten dat Jehovah zelf die prachtige boom heeft laten floreren.
10 De vervulling van de profetie. Jehovah heeft zijn Zoon, Jezus Christus, uit de koninklijke geslachtslijn van David (‘de hoge ceder’) geplukt en hem op de hemelse berg Sion (‘een hoge en verheven berg’) geplant (Ps. 2:6; Jer. 23:5; Openb. 14:1). Jehovah nam dus zijn Zoon, die door zijn vijanden werd gezien als ‘de laagste onder de mensen’, en verhief hem door hem ‘de troon van zijn vader David’ te geven (Dan. 4:17; Luk. 1:32, 33). Als een prachtige ceder zal de Messiaanse Koning, Jezus Christus, over de hele aarde regeren en een bron van zegeningen worden voor al zijn onderdanen. Deze Regeerder verdient echt ons vertrouwen. Onder Jezus’ bestuur zullen gehoorzame mensen over de hele aarde ‘zich veilig voelen en niet gekweld worden door angst voor tegenspoed’ (Spr. 1:33).
11. Welke belangrijke les kunnen we leren van de profetie over de ‘tere scheut’ die een ‘prachtige ceder’ wordt?
11 Wat we van de profetie kunnen leren. Door de bijzondere profetie over de ‘tere scheut’ die een ‘prachtige ceder’ wordt, kunnen we een belangrijke vraag beantwoorden: op wie moeten we vertrouwen? Het is onverstandig om op menselijke regeringen en hun militaire macht te vertrouwen. Als we echte veiligheid zoeken, is het verstandig om volledig te vertrouwen op de Messiaanse Koning, Jezus Christus. De hemelse regering onder zijn bekwame bestuur is de enige hoop voor de mensheid (Openb. 11:15).
‘Hij die er het wettelijke recht op heeft’
12. Hoe maakte Jehovah duidelijk dat hij zijn verbond met David niet had verbroken?
12 Door Jehovah’s uitleg van het profetische raadsel over de twee arenden begreep Ezechiël dat Zedekia, een ontrouwe koning uit de geslachtslijn van David, afgezet zou worden en als gevangene naar Babylon gebracht zou worden. Misschien vroeg de profeet zich af: hoe zit het met Gods verbond met David, waarin beloofd werd dat een koning uit Davids geslachtslijn eeuwig zou regeren? (2 Sam. 7:12, 16) Als Ezechiël zich dat heeft afgevraagd, heeft hij niet lang op het antwoord hoeven te wachten. Rond 611 v.Chr., in het zevende jaar van de ballingschap, terwijl Zedekia nog in Juda regeerde, ‘kwam het woord van Jehovah’ tot Ezechiël (Ezech. 20:2). Jehovah liet hem een andere Messiaanse profetie vertellen die duidelijk maakte dat Jehovah zijn verbond met David niet had verbroken. Uit de profetie bleek juist dat de toekomstige Messiaanse Regeerder het wettelijke recht zou hebben om te regeren als erfgenaam van David.
13, 14. (a) Vertel kort waar de profetie in Ezechiël 21:25-27 over gaat. (b) Hoe is die profetie vervuld?
13 Wat de profetie zegt. (Lees Ezechiël 21:25-27.) Via Ezechiël maakt Jehovah aan de ‘verdorven leider van Israël’ duidelijk dat de tijd voor zijn straf is aangebroken. Jehovah zegt tegen deze verdorven regeerder dat zijn ‘tulband’ en ‘kroon’ of diadeem (symbolen van koninklijke macht) hem worden afgenomen. Dan worden ‘lage’ regeerders verhoogd en ‘hoge’ regeerders verlaagd. De regeerders die verhoogd worden blijven aan de macht, maar alleen totdat ‘hij komt die er het wettelijke recht op heeft’, en dan geeft Jehovah hem het Koninkrijk.
14 De vervulling van de profetie. In 607 v.Chr. werd het ‘hoge’ koninkrijk Juda verlaagd toen de Babyloniërs de hoofdstad Jeruzalem verwoestten en de afgezette koning Zedekia gevangennamen. Er regeerde vanaf dat moment geen koning uit Davids geslachtslijn meer in Jeruzalem, en de ‘lage’ heidense regeerders werden verhoogd en kregen de macht over de aarde — maar voor een beperkte tijd. ‘De vastgestelde tijd van de heidenen’ eindigde in 1914 toen Jehovah het koningschap overdroeg aan Jezus Christus (Luk. 21:24). Als afstammeling van koning David had Jezus ‘het wettelijke recht’ op het Messiaanse Koninkrijk (Gen. 49:10).b Jehovah’s plechtige belofte om David een blijvende erfgenaam van een eeuwig Koninkrijk te geven, werd dus in Jezus vervuld (Luk. 1:32, 33).
15. Waarom kunnen we het volste vertrouwen hebben in de Koning, Jezus Christus?
15 Wat we van de profetie kunnen leren. We kunnen het volste vertrouwen hebben in de Koning, Jezus Christus. Waarom? In tegenstelling tot wereldlijke heersers die door mensen gekozen worden of die zich regeringsmacht toe-eigenen, werd Jezus door Jehovah uitgekozen en ‘kreeg hij (...) een koninkrijk’ waarop hij het wettelijke recht had (Dan. 7:13, 14). De Koning die door Jehovah zelf is aangesteld, verdient beslist ons vertrouwen!
‘Mijn dienaar David’ zal ‘hun herder zijn’
16. Hoe denkt Jehovah over zijn schapen, en hoe behandelden ‘de herders van Israël’ de kudde?
16 Jehovah, de Opperherder, geeft heel veel om zijn schapen, zijn aanbidders op aarde (Ps. 100:3). Hij heeft de zorg voor zijn schapen toevertrouwd aan menselijke onderherders — personen met een gezagspositie — maar hij let goed op hoe ze zijn schapen behandelen. Stel je dan eens voor wat Jehovah gevonden zal hebben van ‘de herders van Israël’ in Ezechiëls tijd. Schaamteloos behandelden die leiders de kudde ‘hard en wreed’. Daar leed de kudde onder, en velen verlieten de zuivere aanbidding (Ezech. 34:1-6).
17. Hoe redde Jehovah zijn schapen?
17 Wat zou Jehovah doen? ‘Ik zal ze ter verantwoording roepen’, zei hij over de wrede leiders van Israël. Ook beloofde hij: ‘Ik zal mijn schapen (...) redden’ (Ezech. 34:10). Jehovah houdt zich altijd aan zijn woord (Joz. 21:45). In 607 v.Chr. redde hij zijn schapen door de binnenvallende Babyloniërs te gebruiken om die egoïstische herders hun leiderschap af te nemen. Zeventig jaar later redde hij zijn met schapen te vergelijken aanbidders uit Babylon en bracht hij hen terug naar hun vaderland zodat ze daar de ware aanbidding konden herstellen. Maar Jehovah’s schapen bleven kwetsbaar, want ze zouden onder het bestuur van wereldlijke machten blijven. ‘De vastgestelde tijd van de heidenen’ zou nog eeuwen duren (Luk. 21:24).
18, 19. Welke profetie vertelde Ezechiël in 606 v.Chr.? (Zie beginplaatje.)
18 In 606 v.Chr., ongeveer een jaar na de verwoesting van Jeruzalem en tientallen jaren voordat de Israëlieten uit ballingschap werden bevrijd, inspireerde Jehovah Ezechiël ertoe een profetie te vertellen die laat zien hoe belangrijk de Opperherder het eeuwige welzijn van zijn schapen vindt. De profetie beschrijft hoe de Messiaanse Regeerder Jehovah’s schapen zal hoeden.
19 Wat de profetie zegt. (Lees Ezechiël 34:22-24.) Jehovah ‘zal één herder over ze aanstellen’, die hij ‘mijn dienaar David’ noemt. De woorden ‘één herder’ en het gebruik van het enkelvoud ‘dienaar’ duiden erop dat de Regeerder geen dynastie van koningen in Davids geslachtslijn zal doen herleven maar dat hij de blijvende erfgenaam van David zal zijn. Deze Herder en Regeerder zal Gods schapen voeden en ‘een vorst in hun midden worden’. Jehovah zal ‘een vredesverbond’ met zijn schapen sluiten. ‘Het zal zegeningen regenen’ en ze zullen genieten van ongekende veiligheid en voorspoed. Er zal niet alleen vrede zijn onder mensen maar ook tussen mensen en dieren! — Ezechiël 34:25-28.
20, 21. (a) Hoe wordt de profetie over ‘mijn dienaar David’ vervuld? (b) Wat betekenen Ezechiëls woorden over ‘een vredesverbond’ voor de toekomst?
20 De vervulling van de profetie. Door deze Regeerder ‘mijn dienaar David’ te noemen, wees Jehovah profetisch vooruit naar Jezus, de afstammeling van David die het wettelijke recht heeft om te regeren (Ps. 89:35, 36). Toen Jezus op aarde was, bewees hij ‘de goede herder’ te zijn die zijn leven ‘voor de schapen’ gaf (Joh. 10:14, 15). Maar nu is hij Herder vanuit de hemel (Hebr. 13:20). In 1914 installeerde Jehovah Jezus als Koning en gaf hem de taak om Gods schapen op aarde te hoeden en van voedsel te voorzien. Kort daarna, in 1919, stelde de nieuwe Koning ‘de getrouwe en beleidvolle slaaf’ aan om de ‘huisknechten’ te voeden — Gods trouwe aanbidders met de hoop op leven in de hemel of op aarde (Matth. 24:45-47). Onder leiding van Christus heeft de getrouwe slaaf Gods schapen goed gevoed met geestelijk voedsel. Dat voedsel heeft hen geholpen vrede en veiligheid te bevorderen in het geestelijke paradijs dat nu gevormd wordt.
21 Wat is de toekomstige vervulling van Ezechiëls woorden over ‘een vredesverbond’ en dat het ‘zegeningen zal regenen’? In de komende nieuwe wereld zullen Jehovah’s ware aanbidders op aarde de zegeningen van het ‘vredesverbond’ volledig ervaren. In het letterlijke, wereldwijde paradijs zullen trouwe mensen nooit meer bedreigd worden door oorlog, misdaad, honger, ziekte en wilde dieren (Jes. 11:6-9; 35:5, 6; 65:21-23). Kijk je ook vol verwachting uit naar eeuwig leven in het paradijs op aarde, waar Gods schapen ‘in veiligheid zullen wonen en voor niemand bang zullen zijn’? — Ezech. 34:28.
22. Hoe denkt Jezus over de schapen, en hoe kunnen de onderherders zijn zorg weerspiegelen?
22 Wat we van de profetie kunnen leren. Net als zijn Vader geeft Jezus heel veel om de schapen. De Herder en Koning ziet erop toe dat de schapen van zijn Vader geestelijk goed gevoed worden en vrede en veiligheid genieten in het geestelijke paradijs. Wat een geruststelling dat zo’n Regeerder voor ons zorgt! Degenen die als onderherder dienen, moeten Jezus’ zorg voor de schapen weerspiegelen. Ouderlingen moeten de kudde ‘vrijwillig’ en ‘graag’ hoeden en een goed voorbeeld zijn dat de schapen kunnen navolgen (1 Petr. 5:2, 3). Een ouderling zal nooit een van Jehovah’s schapen slecht willen behandelen! Denk aan wat Jehovah tegen de wrede herders in Ezechiëls tijd zei: ‘Ik zal ze ter verantwoording roepen’ (Ezech. 34:10). De Opperherder let goed op hoe zijn schapen worden behandeld, en zijn Zoon doet hetzelfde.
‘Mijn dienaar David zal voor eeuwig hun vorst zijn’
23. Welke belofte deed Jehovah over het volk Israël, en hoe kwam die belofte uit?
23 Jehovah wil dat zijn aanbidders hem in eenheid dienen. In een herstellingsprofetie beloofde hij dat hij zijn volk bijeen zou brengen — zowel Israëlieten van het tweestammenrijk Juda als van het tienstammenrijk Israël. Hij zou hen als ‘één volk’ verenigen, alsof twee stokken ‘één werden’ in zijn hand (Ezech. 37:15-23).c Als vervulling van die profetie bracht Jehovah in 537 v.Chr. een verenigd Israël naar het beloofde land. Maar die eenheid was nog maar een voorproefje van een veel grotere eenheid, die blijvend zou zijn. Nadat Jehovah beloofd had eenheid in Israël te brengen, gaf hij Ezechiël een profetie over hoe de toekomstige Regeerder ware aanbidders wereldwijd bijeen zou brengen in een eeuwige band van eenheid.
24. Hoe beschrijft Jehovah de Messiaanse Regeerder, en hoe zal het bestuur van deze Koning zijn?
24 Wat de profetie zegt. (Lees Ezechiël 37:24-28.) Jehovah verwijst opnieuw naar de Messiaanse Regeerder met ‘mijn dienaar David’, ‘één herder’ en ‘vorst’, maar nu noemt Jehovah hem ook ‘koning’ (Ezech. 37:22). Hoe zal het bestuur van deze Koning zijn? Zijn bestuur zal blijvend zijn. Het gebruik van het woord eeuwigd wijst erop dat er geen eind zal komen aan de zegeningen van het bestuur van deze Koning. Zijn bestuur zal gekenmerkt worden door eenheid. De trouwe onderdanen zullen ‘één koning’ hebben en zich houden aan dezelfde ‘rechterlijke beslissingen’, en ze zullen samen ‘in het land wonen’. Het bestuur van de Koning zal zijn onderdanen dichter tot Jehovah brengen. Jehovah zal ‘een vredesverbond’ sluiten met deze onderdanen. Jehovah zal hun God zijn, en zij zullen zijn volk zijn. Zijn heiligdom zal ‘voor altijd in hun midden’ zijn.
25. Hoe wordt de profetie over de Messiaanse Koning vervuld?
25 De vervulling van de profetie. In 1919 werden trouwe gezalfden bijeengebracht onder ‘één herder’, de Messiaanse Koning, Jezus Christus. Later werd ‘een grote menigte’ uit ‘alle landen, stammen, volken en talen’ verenigd met hun gezalfde geloofsgenoten (Openb. 7:9). Ze zijn ‘één kudde onder één herder’ geworden (Joh. 10:16). Of ze nu hopen op leven in de hemel of op aarde, ze houden zich allemaal aan Jehovah’s rechterlijke beslissingen. Het resultaat is dat ze als een verenigde wereldwijde broederschap in een geestelijk paradijs leven. Jehovah heeft hen gezegend met vrede. Zijn heiligdom, dat zuivere aanbidding afbeeldt, is in hun midden. Jehovah is hun God en ze zijn er trots op zijn aanbidders te zijn — nu en voor eeuwig!
26. Hoe kun je bijdragen aan de eenheid in het geestelijke paradijs?
26 Wat we van de profetie kunnen leren. We hebben het voorrecht verenigd te zijn in een wereldwijde broederschap die Jehovah op een zuivere manier aanbidt. Maar dat voorrecht gaat samen met een verantwoordelijkheid: we moeten aan die eenheid bijdragen. We moeten allemaal ons best doen om verenigd te zijn in onze overtuiging en ons gedrag (1 Kor. 1:10). Daarom voeden we ons allemaal graag met hetzelfde geestelijke voedsel, houden we vast aan dezelfde Bijbelse gedragsnormen en doen we mee aan hetzelfde belangrijke werk: prediken en discipelen maken. Maar de echte sleutel tot onze eenheid is liefde. Als we moeite doen om te groeien in alle facetten van liefde — bijvoorbeeld in empathie en vergevingsgezindheid — dragen we bij tot onze eenheid. De Bijbel zegt: ‘Liefde is een volmaakte band van eenheid’ (Kol. 3:12-14; 1 Kor. 13:4-7).
27. (a) Wat vind je van de Messiaanse profetieën in het boek Ezechiël? (b) Wat gaan we in de volgende hoofdstukken bespreken?
27 We kunnen heel dankbaar zijn voor de Messiaanse profetieën in het boek Ezechiël. Als we die profetieën lezen en erover mediteren, leren we dat onze geliefde Koning, Jezus Christus, ons vertrouwen verdient en het wettelijke recht heeft om te regeren. We leren ook dat hij een liefdevolle herder voor ons is en dat hij ervoor zal zorgen dat onze band van eenheid eeuwig blijft bestaan. Wat een voorrecht is het om onderdanen van de Messiaanse Koning te zijn! Bedenk dat deze Messiaanse profetieën deel uitmaken van een groter thema in het Bijbelboek Ezechiël: herstel. Via Jezus brengt Jehovah zijn volk bijeen en herstelt hij de zuivere aanbidding onder hen (Ezech. 20:41). In de volgende hoofdstukken gaan we bespreken hoe dat geweldige thema van herstel in Ezechiëls boek wordt uitgewerkt.
a Het eerste jaar van de ballingschap begon in 617 v.Chr., toen de eerste Joodse gevangenen naar Babylon werden gebracht. Het zesde jaar begon dus in 612 v.Chr.
b Jezus’ afstamming van David wordt goed onderbouwd in de geïnspireerde evangeliën (Matth. 1:1-16; Luk. 3:23-31).
c Ezechiëls profetie over twee stokken en de vervulling van die profetie zullen in hoofdstuk 12 van dit boek worden besproken.
d Over het Hebreeuwse woord dat met ‘eeuwig’ wordt weergegeven zegt een naslagwerk: ‘Het woord brengt de gedachte over van een lange duur en kent ook nuances van bestendigheid, duurzaamheid, onschendbaarheid, onherroepelijkheid en onveranderlijkheid.’