Is de hel een plaats van pijniging?
SOMMIGEN zeggen ja; sommigen zeggen nee; anderen weten het gewoon niet. Het geloof in de hel als een plaats van vuur en pijniging voor onberouwvolle zielen na de dood was enkele eeuwen geleden in de christenheid vrijwel algemeen. Tegenwoordig wordt het door velen verworpen en geeft men de voorkeur aan een filosofie van eigen maaksel, dat „de hel hier op aarde is”. Wat is de waarheid? Gaan goddeloze mensen werkelijk naar de hel? Is de hel een plaats van pijniging?
Er bestaan vele theorieën over de hel. Volgens de middeleeuwse opvatting was de hel een plaats in de onderwereld waar onberouwvolle zondaars voor eeuwig intense pijnen leden. Dante, de beroemde dichter, geboren in de dertiende eeuw, schreef in zijn werk De elf pijnen van de hel:
„Er zijn brandende bomen waaraan de zielen gehangen worden van hen die in dit leven nooit naar de kerk wilden gaan . . .
Er is een heet opgestookte oven, waarbij zeven duivels staan die de schuldige zielen in de oven schuiven . . .
De schuldige zielen hebben geen rust.”
Michelangelo heeft zulk een gruwelijke hel afgebeeld in zijn schildering in de Sixtijnse kapel van het Vaticaan. Er werd verteld dat paus Paulus III, zijn opdrachtgever, er doodsbang voor was.
Zowel Calvijn als Luther aanvaardde de katholieke idee van de hel. In deze tijd wordt de leerstelling van het hellevuur nog steeds gehandhaafd. „Het voornaamste kenmerk van de hel”, zo verklaart de New Catholic Encyclopedia, „is het onblusbare . . . en eeuwigdurende . . . vuur. Wat de termen ’onblusbaar vuur’ en ’eeuwigdurend vuur’ ook inhouden, ze mogen niet als betekenisloos worden weggeredeneerd.” Billy Graham, de beroemde Amerikaanse evangelist, voegt hieraan toe: „De leer van een letterlijke hel wordt aangetroffen in de geloofsbelijdenissen van alle grote kerken. . . . God beschouwde de hel als zo reëel dat Hij zijn enige Zoon naar de aarde zond om mensen van de hel te redden.”
De laatste tijd is echter de tendens ontstaan de leer dat het vuur en de pijniging van de hel letterlijk zijn, wat naar de achtergrond te dringen en te verklaren dat ze wijzen op de mogelijkheid dat iemand verloren gaat en eeuwig van God gescheiden is — een geestelijke zielepijn. Een in 1979 met goedkeuring van paus Johannes Paulus II door het Vaticaan gepubliceerde brief bracht echter opnieuw het geloof onder woorden dat onberouwvolle zondaars naar een brandende hel gaan en waarschuwde tegen het verbreiden van twijfel hieraan.
Uitwerking op de levenden
Alleen al de gedachte aan een brandende hel heeft onnoemelijke geestelijke kwellingen veroorzaakt. John Bunyan, de schrijver van Pilgrim’s Progress, schreef dat hij als kind van hooguit negen of tien jaar doodsbang was en „angstaanjagende dromen had en . . . beefde bij de gedachte aan de vreselijke pijnen van het hellevuur”. Veel anderen hebben op dezelfde manier geleden. Een man in Durban (Zuid-Afrika) vertelt: „Als jongen had ik verschrikkelijke nachtmerries over de hel en huilde ik ’s nachts. Mijn liefdevolle ouders probeerden mij te troosten, maar konden het niet.”
Eeuwenlang is het dogma van het hellevuur er bij ontvankelijke kinderen ingehamerd en werd het donderend vanaf de kansel verkondigd. Welke uitwerking heeft dit geloof op het hart van mensen gehad? Heeft het hen ertoe gebracht vriendelijker, liefdevoller en meedogender te zijn in hun omgang met anderen?
Na te hebben opgemerkt dat degenen die de schandelijke Inquisitie uitoefenden, meenden dat hun ketterse slachtoffers „door tijdelijk vuur gered zouden kunnen worden van de eeuwige vlammen”, schrijft historicus Henry C. Lea in A History of the Inquisition of the Middle Ages: „Indien een rechtvaardige en almachtige God goddelijke wraak oefende aan diegenen onder zijn schepselen die hem aanstoot gaven, was het niet aan de mens de rechtvaardigheid van zijn wegen in twijfel te trekken, maar diende deze zijn voorbeeld nederig te volgen en zich te verheugen wanneer de gelegenheid hiertoe hem geboden werd.”
Tevens zegt de Spaanse historicus Felipe Fernández-Armesto: „Natuurlijk is het waar dat de tribunalen van de Inquisitie meedogenloos waren in het gebruik van foltering om bewijsmateriaal te verkrijgen; maar nogmaals, de barbaarsheden moeten beoordeeld worden tegen de achtergrond van de pijnigingen die een ketter die geen schuld bekende in de hel te wachten stonden.” — Wij cursiveren.
De leerstelling van eeuwigdurende pijniging heeft veel kerkgangers tot atheïsten gemaakt. Zelfs Billy Graham erkende dat deze leer „van alle leringen van het christendom het moeilijkst te aanvaarden” was. Maar is dit werkelijk een leer die door de bijbel wordt ondersteund?
Een leer van het christendom?
’Natuurlijk staat het in de bijbel’, zeggen velen. De bijbel spreekt er inderdaad over dat mensen in een vuur worden geworpen. Maar in de bijbel wordt veelvuldig van symboliek gebruik gemaakt. Is het vuur dus letterlijk of symbolisch? En als het symbolisch is, wat betekent het dan?
Openbaring 20:15 (Statenvertaling) zegt bijvoorbeeld: „Zo iemand niet gevonden werd geschreven in het boek des levens, die werd geworpen in den poel des vuurs.” Maar vers 14 zegt: „De dood en de hel werden geworpen in den poel des vuurs.” Merkwaardig! Moet de hel zelf dan gepijnigd worden? En hoe kan de dood, een toestand, in een letterlijk vuur geworpen worden? De rest van vers 14 luidt: „Dit [de poel des vuurs] is de tweede dood.” In Openbaring 21:8 wordt dit punt herhaald. Wat is deze „tweede dood”? De katholieke Jerusalem Bible zegt betreffende „de tweede dood” in een voetnoot: „Eeuwigdurende dood. Het vuur . . . is symbolisch.” Heel juist, want het betekent volledige vernietiging of uitroeiing.
Maar dat is interessant! De „hel” zal vernietigd worden! Merk echter op dat het Griekse woord dat hier gebruikt wordt, Hades is, hetgeen volgens Strong’s Exhaustive Concordance of the Bible „graf” betekent. Hebben de doden in de hel of Hades een bewustzijn of ondergaan zij er lijden? De bijbel antwoordt: „Doden weten helemaal niets meer . . . want in de onderwereld waarheen je op weg bent is het gedaan met denken en doen, met kennis en wijsheid.” — Prediker 9:5, 10, WV.
Blijven de doden in Hades? Neen. Jezus zelf was in Hades, ofte wel de hel, maar werd „op de derde dag . . . opgewekt”, zoals zowel de geloofsbelijdenissen van de kerken als de bijbel leren (1 Korinthiërs 15:4; Handelingen 2:29-32; Psalm 16:10). Bovendien zal er door bemiddeling van hem „een opstanding . . . zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen” (Handelingen 24:15). Uiteindelijk zal Hades dus worden geledigd en ophouden te bestaan — ’in de poel des vuurs geworpen’.
Maar sommigen zullen misschien vragen: ’Waarom zegt Openbaring 20:10 dat de Duivel in het meer van vuur gepijnigd zal worden?’ Indien, zoals wij gezien hebben, het meer van vuur symbolisch is, dan is de pijniging dat logischerwijze ook.
In bijbelse tijden folterden gevangenbewaarders hun gevangenen dikwijls wreed, en daarom werden zij „pijnigers” genoemd. In een van zijn illustraties sprak Jezus over een wrede slaaf, die werd ’overgeleverd aan de gevangenbewaarders’ — Grieks: ba·sa·niʹstes, hetgeen letterlijk „pijnigers” betekent en in verschillende vertalingen zo wordt weergegeven (Matthéüs 18:34). Wanneer Openbaring dus van de Duivel en anderen zegt dat zij in het meer van vuur „gepijnigd [zullen] worden tot in alle eeuwigheid”, betekent dit dat zij tot in alle eeuwigheid zullen worden „gevangengezet” in de tweede dood die volledige vernietiging betekent. Over de Duivel, de van Adam geërfde dood en de onberouwvolle goddelozen wordt gezegd dat zij allen voor eeuwig vernietigd worden — „gevangengezet” in het meer van vuur. — Vergelijk Hebreeën 2:14; 1 Korinthiërs 15:26; Psalm 37:38.
Als wij inzicht hebben in de symbolische taal van de bijbel, kunnen wij beter begrijpen wat Jezus bedoelde toen hij zei dat zondaars „in het helse vuur geworpen . . . worden; Waar hun worm niet sterft, en het vuur niet uitgeblust wordt” (Markus 9:47, 48, SV). Het Griekse woord dat hier gebruikt is en dat met „helse vuur” vertaald werd, is ge·enʹna of Gehenna. Even buiten Jeruzalem lag een dal dat zo heette en dat werd gebruikt als vuilstortplaats. Er brandde daar dag en nacht een vuur om het afval van de stad te verbranden. Hiertoe behoorden soms ook lijken van misdadigers die geen fatsoenlijke begrafenis of opstanding waardig werden geacht. Ook waren er in het dal wormen die bijdroegen aan het vernietigingswerk, maar die waren beslist niet onsterfelijk! Jezus illustreerde eenvoudig op een aanschouwelijke wijze, die door Judeeërs heel goed werd begrepen, dat de onberouwvolle goddelozen voor eeuwig vernietigd zouden worden. Vandaar dat Gehenna dezelfde betekenis heeft als „het meer van vuur” — het is een symbool voor de tweede dood of eeuwige vernietiging.
Het dogma van eeuwige pijniging is gebaseerd op de theorie van de onsterfelijke ziel. De bijbel verklaart echter duidelijk: „De ziel die zondigt, díe zal sterven” (Ezechiël 18:4, 20; zie ook Handelingen 3:23). Verkondigers van het hellevuur hebben de ware God, Jehovah, voorgesteld als een boze geest — een wreedaardig monster — in plaats van wat hij werkelijk is: een God van liefde, „barmhartig en goedgunstig . . . en overvloedig in liefderijke goedheid”. — Exodus 34:6.
God heeft liefdevol voorzieningen getroffen om mensen te redden, niet van pijniging maar van de vernietiging. Jezus zei: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.” — Johannes 3:16.
[Inzet op blz. 26]
De inquisiteurs geloofden dat hun verschrikkelijke folteringen zondaars redden van een erger lot
[Illustratie op blz. 25]
Tot voor kort geloofden vrijwel allen die tot de christenheid behoorden, in een plaats als deze