Jezus’ leven en bediening
„Hij verdient de dood”
JEZUS wordt, geboeid als een echte misdadiger, naar Annas geleid, de invloedrijke voormalige hogepriester. Annas was hogepriester toen Jezus als twaalfjarige knaap de rabbijnse leraren in de tempel verbaasd deed staan. Verscheidene van Annas’ zonen hebben later als hogepriester gediend, en op het ogenblik bekleedt zijn schoonzoon Kajafas die positie.
Jezus wordt waarschijnlijk eerst naar het huis van Annas geleid omdat deze overpriester lange tijd groot aanzien in het joodse religieuze leven heeft genoten. Door dit oponthoud om Annas te bezoeken, heeft de hogepriester Kajafas de tijd om het Sanhedrin, het uit 71 leden bestaande joodse hooggerechtshof, bijeen te brengen alsook valse getuigen op te roepen.
De overpriester Annas ondervraagt Jezus nu over zijn discipelen en over zijn onderwijs. Jezus geeft echter ten antwoord: „Ik heb in het openbaar tot de wereld gesproken. Ik heb altijd onderwijs gegeven in een synagoge en in de tempel, waar alle joden bijeenkomen; en ik heb niets in het geheim gesproken. Waarom ondervraagt gij mij? Ondervraag hen die hebben gehoord wat ik tot hen heb gesproken. Zie! Zij weten wat ik heb gezegd.”
Hierop geeft een van de beambten die bij Jezus staat, hem een klap in het gezicht en zegt: „Is dat de manier waarop gij de overpriester antwoord geeft?”
„Indien ik verkeerd heb gesproken,” antwoordt Jezus, „leg dan getuigenis over het verkeerde af; maar indien het goed was, waarom slaat gij mij?” Na deze woordenwisseling zendt Annas Jezus geboeid naar Kajafas.
Tegen deze tijd maken alle overpriesters en de oudere mannen en de schriftgeleerden, ja, het hele Sanhedrin, zich op om bijeen te komen. De plaats waar zij bijeenkomen, is klaarblijkelijk het huis van Kajafas. Zo’n verhoor tijdens een paschanacht te houden, is echter duidelijk in strijd met de joodse wet. Maar dit weerhoudt de religieuze leiders er niet van hun goddeloze plan te volvoeren.
Al weken voordien, nadat Jezus Lazarus had opgewekt, had het Sanhedrin besloten dat hij moest sterven. En net twee dagen eerder, op woensdag, hadden de religieuze autoriteiten te zamen beraadslaagd om Jezus door een listig plan te doden. Denk u eens in, vóór zijn verhoor was hij in feite al veroordeeld!
Er worden nu pogingen gedaan om getuigen te vinden die een vals getuigenis zullen afleggen zodat er een proces tegen Jezus kan worden aangespannen. Maar er kunnen geen getuigen worden gevonden die een eensluidend getuigenis afleggen. Ten slotte treden er twee op, die beweren: „Wij hebben hem horen zeggen: ’Ik zal deze tempel, die met handen werd gemaakt, afbreken en in drie dagen een andere bouwen, die niet met handen is gemaakt.’”
„Geeft gij niets ten antwoord?”, vraagt Kajafas. „Wat getuigen dezen tegen u?” Maar Jezus blijft zwijgen. Tot schande van het Sanhedrin kunnen de getuigen zelfs bij het aandragen van deze valse beschuldiging hun verhaal niet kloppend maken. Daarom probeert de hogepriester een andere tactiek.
Kajafas weet hoe gevoelig de joden ervoor zijn als iemand beweert de Zoon van God te zijn. Bij twee eerdere gelegenheden hadden zij Jezus onbezonnen een godslasteraar genoemd die de dood verdiende, waarbij zij één keer ten onrechte meenden dat hij beweerde dat hij gelijk aan God was. Kajafas vraagt nu geraffineerd: „Ik stel u onder ede bij de levende God, ons te zeggen of gij de Christus, de Zoon van God, zijt!”
Ongeacht wat de joden denken, is Jezus werkelijk de Zoon van God. En te blijven zwijgen, zou uitgelegd kunnen worden als een loochening van het feit dat hij de Christus is. Daarom antwoordt Jezus moedig: „Ik ben het; en gijlieden zult de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand der kracht en hem zien komen met de wolken des hemels.”
Hierop scheurt Kajafas met dramatisch vertoon zijn klederen en roept uit: „Hij heeft gelasterd! Waartoe hebben wij nog getuigen nodig? Ziet! Nu hebt gij de lastering gehoord. Wat is uw mening?”
„Hij verdient de dood”, verklaart het Sanhedrin. Dan beginnen zij de spot met hem te drijven, en zij zeggen vele lasterlijke dingen tegen hem. Zij slaan en spuwen hem in zijn gezicht. Anderen bedekken zijn hele gezicht en geven hem vuistslagen en zeggen sarcastisch: „Profeteer ons, Christus: Wie is het die u geslagen heeft?” Dit beledigende, onwettige gedrag vindt tijdens het nachtelijke verhoor plaats. Mattheüs 26:57-68; 26:3, 4; Markus 14:53-65; Lukas 22:54, 63-65; Johannes 18:13-24; 11:45-53; 10:31-39; 5:16-18.
◆ Waarheen wordt Jezus eerst geleid, en wat gebeurt daar met hem?
◆ Waar wordt Jezus vervolgens naar toe gebracht, en met welk doel?
◆ Hoe weet Kajafas het Sanhedrin ertoe te brengen te verklaren dat Jezus de dood verdient?
◆ Welk beledigend, onwettig gedrag vindt tijdens het verhoor plaats?