Christelijke getuigen met hemels burgerschap
„Wat ons betreft, ons burgerschap bestaat in de hemelen.” — FILIPPENZEN 3:20.
1. Wat is Jehovah’s schitterende voornemen met betrekking tot sommige mensen?
PERSONEN die als mensen geboren zijn, zullen als koningen en priesters in de hemel regeren, zelfs over engelen (1 Korinthiërs 6:2, 3; Openbaring 20:6). Wat een verbazingwekkende waarheid is dat! Toch is dit Jehovah’s voornemen, en hij brengt het door bemiddeling van zijn eniggeboren Zoon, Jezus Christus, tot stand. Waarom doet onze Schepper zoiets? En hoe dient kennis hieromtrent van invloed te zijn op een christen in deze tijd? Laten wij eens zien hoe de bijbel deze vragen beantwoordt.
2. Wat was het nieuwe dat Jezus volgens de aankondiging van Johannes de Doper zou doen, en waarmee stond dit nieuwe in verband?
2 Toen Johannes de Doper de weg voor Jezus bereidde, kondigde hij aan dat Jezus iets nieuws zou doen. Het verslag zegt: „[Johannes] predikte en zei: ’Na mij komt iemand die sterker is dan ik; ik ben niet waardig mij te bukken en de riemen van zijn sandalen los te maken. Ik heb u met water gedoopt, maar hij zal u met heilige geest dopen’” (Markus 1:7, 8). Vóór die tijd was niemand met heilige geest gedoopt. Dit was een nieuwe regeling waaraan heilige geest te pas kwam, en ze had te maken met het voornemen dat Jehovah had om mensen voor hemelse heerschappij gereed te maken. Dit voornemen stond op het punt geopenbaard te worden.
„Wedergeboren”
3. Welke nieuwe dingen omtrent het koninkrijk der hemelen verklaarde Jezus aan Nikodemus?
3 Tijdens een geheime bijeenkomst met een vooraanstaande Farizeeër onthulde Jezus meer over dit goddelijke voornemen. De Farizeeër, Nikodemus, kwam ’s nachts bij Jezus, en Jezus zei tot hem: „Indien iemand niet wedergeboren wordt, kan hij het koninkrijk Gods niet zien” (Johannes 3:3). Nikodemus, die als Farizeeër de Hebreeuwse Geschriften bestudeerd moet hebben, wist derhalve iets over de grootse waarheid van het koninkrijk Gods. In het boek Daniël was geprofeteerd dat het Koninkrijk gegeven zou worden aan „iemand gelijk een mensenzoon” en aan „het volk der heiligen van het Opperwezen” (Daniël 7:13, 14, 27). Het Koninkrijk zou alle andere koninkrijken „verbrijzelen en er een eind aan maken” en voor eeuwig blijven bestaan (Daniël 2:44). Zeer waarschijnlijk dacht Nikodemus dat deze profetieën ten aanzien van de joodse natie in vervulling zouden gaan; maar Jezus zei dat men om het Koninkrijk te kunnen zien, wedergeboren moest worden. Nikodemus begreep dit niet en daarom zei Jezus verder: „Indien iemand niet uit water en geest wordt geboren, kan hij het koninkrijk Gods niet binnengaan.” — Johannes 3:5.
4. Hoe zouden degenen die uit heilige geest geboren worden, in een andere verhouding met Jehovah komen?
4 Johannes de Doper had over de doop met heilige geest gesproken. Nu voegt Jezus hieraan toe dat iemand uit heilige geest geboren moet worden, wil hij het koninkrijk Gods binnengaan. Door deze unieke geboorte geraken onvolmaakte mannen en vrouwen in een zeer speciale verhouding met Jehovah God. Zij worden zijn geadopteerde of aangenomen kinderen. Wij lezen: „Aan allen die [Jezus] wel ontvingen, heeft hij de macht gegeven Gods kinderen te worden, omdat zij geloof oefenden in zijn naam; en zij zijn niet uit bloed noch uit een vleselijke wil of uit de wil van een man geboren, maar uit God.” — Johannes 1:12, 13; Romeinen 8:15.
Kinderen Gods
5. Wanneer werden de getrouwe discipelen met heilige geest gedoopt, en welke andere werkingen van de heilige geest vonden terzelfder tijd plaats?
5 Toen Jezus tot Nikodemus sprak, was er reeds heilige geest over Jezus gekomen, waarmee hij tot toekomstig koningschap in Gods koninkrijk was gezalfd, en had God Jezus in het openbaar als Zijn Zoon erkend (Mattheüs 3:16, 17). Met Pinksteren 33 G.T. verwekte Jehovah nog meer geestelijke kinderen. Getrouwe discipelen die in de bovenzaal te Jeruzalem bijeengekomen waren, werden met heilige geest gedoopt. Terzelfder tijd werden zij wedergeboren uit heilige geest om Gods geestelijke zonen te zijn (Handelingen 2:2-4, 38; Romeinen 8:15). Bovendien werden zij met heilige geest gezalfd met het oog op een toekomstige hemelse erfenis, en zij ontvingen een aanvankelijke verzegeling met heilige geest als onderpand van de zekerheid van die hemelse hoop. — 2 Korinthiërs 1:21, 22.
6. Wat is Jehovah’s voornemen met betrekking tot het hemelse koninkrijk, en waarom is het passend dat mensen daar deel van zouden uitmaken?
6 Zij waren de eerste onvolmaakte mensen die door God werden uitgekozen om het Koninkrijk binnen te gaan. Dat wil zeggen, na hun dood en opstanding zouden zij deel gaan uitmaken van de hemelse Koninkrijksorganisatie die over mensen en engelen zou regeren. Het is Jehovah’s voornemen dat door middel van dit koninkrijk zijn grote naam geheiligd en zijn soevereiniteit gerechtvaardigd zal worden voor de gehele schepping (Mattheüs 6:9, 10; Johannes 12:28). Hoe passend is het dat mensen deel uitmaken van dat koninkrijk! Satan gebruikte mensen toen hij destijds in de hof van Eden Jehovah’s soevereiniteit voor het eerst betwistte, en nu heeft Jehovah zich voorgenomen dat mensen betrokken zullen zijn bij het beslechten van dat twistpunt (Genesis 3:1-6; Johannes 8:44). De apostel Petrus schreef het volgende aan personen die uitgekozen waren om in dat koninkrijk te regeren: „Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, want overeenkomstig zijn grote barmhartigheid heeft hij ons door middel van de opstanding van Jezus Christus uit de doden een nieuwe geboorte gegeven tot een levende hoop, tot een onverderfelijke en onbesmette en onverwelkelijke erfenis. Ze is in de hemelen weggelegd voor u.” — 1 Petrus 1:3, 4.
7. In welke unieke verhouding met Jezus verheugen degenen zich die met heilige geest gedoopt zijn?
7 Als aangenomen zonen van God werden deze uitgekozen christenen broeders van Jezus Christus (Romeinen 8:16, 17; 9:4, 26; Hebreeën 2:11). Aangezien Jezus het aan Abraham beloofde Zaad bleek te zijn, zijn deze met de geest gezalfde christenen een ermee verbonden of ondergeschikt deel van dat Zaad, dat een zegen zou schenken aan degenen van de mensheid die geloven (Genesis 22:17, 18; Galaten 3:16, 26, 29). Welke zegen? De gelegenheid losgekocht te worden van zonde en met God verzoend te worden en hem nu en in alle eeuwigheid te dienen (Mattheüs 4:23; 20:28; Johannes 3:16, 36; 1 Johannes 2:1, 2). Gezalfde christenen op aarde vestigen de aandacht van rechtgeaarde mensen op deze zegen door getuigenis af te leggen van hun geestelijke broeder Jezus Christus en hun Pleegvader, Jehovah God. — Handelingen 1:8; Hebreeën 13:15.
8. Wat omvat het „openbaar worden” van de door de geest verwekte zonen Gods?
8 De bijbel spreekt over een „openbaar worden” van deze door de geest verwekte zonen Gods (Romeinen 8:19). Nadat zij het Koninkrijk zijn binnengegaan om als medekoningen met Jezus te regeren, hebben zij een aandeel aan het vernietigen van Satans wereldsamenstel van dingen. Daarna zullen zij, gedurende 1000 jaar, eraan meehelpen de voordelen van het loskoopoffer ten behoeve van de mensheid aan te wenden, waardoor het mensdom wordt opgeheven tot de volmaaktheid die Adam verbeurd heeft (2 Thessalonicenzen 1:8-10; Openbaring 2:26, 27; 20:6; 22:1, 2). Hun openbaar worden omvat dit alles. Het is iets waarnaar het vurige verlangen van de gelovige menselijke schepping uitgaat.
9. Hoe wordt het wereldomvattende lichaam van gezalfde christenen in de bijbel aangeduid?
9 Het wereldomvattende lichaam van gezalfde christenen is „de gemeente van de eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen” (Hebreeën 12:23). Zij zijn de eersten die voordeel trekken van Jezus’ loskoopoffer. Zij zijn ook „Christus’ lichaam”, waaruit hun intieme verhouding met elkaar en met Jezus blijkt (1 Korinthiërs 12:27). Paulus schreef: „Evenals het lichaam één is, maar vele leden heeft, en alle leden van dat lichaam, ofschoon er vele zijn, één lichaam zijn, zo ook de Christus. Want waarlijk, door één geest werden wij allen tot één lichaam gedoopt, hetzij joden of Grieken, hetzij slaven of vrijen, en wij werden er allen toe gebracht één geest te drinken.” — 1 Korinthiërs 12:12, 13; Romeinen 12:5; Efeziërs 1:22, 23; 3:6.
„Het Israël Gods”
10, 11. Waarom was er in de eerste eeuw een nieuw Israël nodig, en uit wie bestond deze nieuwe natie?
10 Gedurende meer dan 1500 jaar voordat Jezus als de beloofde Messias kwam, was de vleselijke natie Israël Jehovah’s speciale volk. Ondanks voortdurende vermaningen betoonde de natie in haar geheel zich ontrouw. Toen Jezus verscheen, verwierp de natie hem (Johannes 1:11). Bijgevolg zei Jezus tot de joodse religieuze leiders: „Het koninkrijk Gods zal van u worden weggenomen en aan een natie worden gegeven die de vruchten daarvan voortbrengt” (Mattheüs 21:43). Het herkennen van die ’natie die de vruchten van het koninkrijk voortbrengt’, is van levensbelang voor redding.
11 De nieuwe natie is de gezalfde christelijke gemeente, die met Pinksteren 33 G.T. geboren werd. De eerste leden ervan waren joodse discipelen van Jezus die hem als hun hemelse Koning aanvaardden (Handelingen 2:5, 32-36). Zij waren echter niet op basis van hun joodse afkomst leden van Gods nieuwe natie, maar op basis van geloof in Jezus. Dit nieuwe Israël Gods was derhalve uniek — een geestelijke natie. Toen de meerderheid van de joden weigerde Jezus te aanvaarden, werd de uitnodiging om deel uit te maken van de nieuwe natie tot de Samaritanen en vervolgens tot de heidenen gericht. De nieuwe natie werd „het Israël Gods” genoemd. — Galaten 6:16.
12, 13. Hoe trad duidelijk aan het licht dat het nieuwe Israël niet slechts een sekte van het judaïsme was?
12 In het Israël uit de oudheid moesten niet-joden die proselieten werden, zich aan de Mozaïsche wet onderwerpen, en mannen moesten dit symboliseren door zich te laten besnijden (Exodus 12:48, 49). Sommige joodse christenen waren van mening dat hetzelfde voor niet-joden in het Israël Gods zou moeten gelden. Jehovah had echter iets anders in gedachten. Heilige geest leidde de apostel Petrus naar het huis van Cornelius, een heiden. Toen Cornelius en zijn gezin gunstig op de prediking van Petrus reageerden, ontvingen zij heilige geest — zelfs voordat zij in water gedoopt werden. Hierdoor werd duidelijk aangetoond dat Jehovah deze heidenen had aanvaard als leden van het Israël Gods zonder te verlangen dat zij zich aan de Mozaïsche wet onderwierpen. — Handelingen 10:21-48.
13 Een aantal gelovigen vond dit moeilijk te aanvaarden, en al gauw moest de hele aangelegenheid door de apostelen en ouderlingen in Jeruzalem besproken worden. Dat gezaghebbende lichaam luisterde naar het getuigenis waarin werd uiteengezet hoe de heilige geest werkzaam was geweest ten aanzien van niet-joodse gelovigen. Onderzoek van de bijbel maakte duidelijk dat dit een vervulling van geïnspireerde profetieën was (Jesaja 55:5; Amos 9:11, 12). Er werd een juiste beslissing bereikt: Niet-joodse christenen hoefden zich niet aan de Mozaïsche wet te onderwerpen (Handelingen 15:1, 6-29). Aldus was het geestelijke Israël werkelijk een nieuwe natie en niet slechts een sekte van het judaïsme.
14. Wat wordt te kennen gegeven doordat Jakobus de christelijke gemeente aanduidt als „de twaalf stammen die overal verstrooid zijn”?
14 In overeenstemming hiermee richtte de discipel Jakobus, toen hij aan eerste-eeuwse gezalfde christenen schreef, zijn brief tot „de twaalf stammen die overal verstrooid zijn” (Jakobus 1:1; Openbaring 7:3-8). Natuurlijk werden de burgers van het nieuwe Israël niet in specifieke stammen ondergebracht. Er bestond in het geestelijke Israël geen indeling in twaalf afzonderlijke stammen, zoals dit in het vleselijke Israël het geval was geweest. Niettemin geeft datgene wat Jakobus onder inspiratie zei, te kennen dat in Jehovah’s ogen het Israël Gods volledig de plaats had ingenomen van de twaalf stammen van het natuurlijke Israël. Als een natuurlijke Israëliet tot de nieuwe natie ging behoren, was zijn vleselijke afstamming — zelfs als hij afkomstig was uit de stam Juda of Levi — niet van betekenis. — Galaten 3:28; Filippenzen 3:5, 6.
Een nieuw verbond
15, 16. (a) Hoe beziet Jehovah niet-joodse leden van het Israël Gods? (b) Op welke wettelijke basis werd het nieuwe Israël gegrondvest?
15 In Jehovah’s ogen zijn niet-Israëlitische leden van deze nieuwe natie volwaardige geestelijke joden! De apostel Paulus legde uit: „Niet hij is een jood die het uiterlijk is, noch is besnijdenis dat wat uiterlijk, aan het vlees, geschiedt. Maar hij is een jood die het innerlijk is, en zijn besnijdenis is die van het hart, door geest, en niet door een geschreven reglement. De lof van zo iemand komt niet van mensen, maar van God” (Romeinen 2:28, 29). Veel heidenen reageerden gunstig op de uitnodiging om deel uit te maken van het Israël Gods, en deze ontwikkeling was een vervulling van bijbelse profetieën. De profeet Hosea bijvoorbeeld schreef: „Ik wil barmhartigheid betonen aan haar die geen barmhartigheid werd betoond, en ik wil tot hen die niet mijn volk zijn, zeggen: ’Gij zijt mijn volk’; en zij zullen van hun kant zeggen: ’Gij zijt mijn God.’” — Hosea 2:23; Romeinen 11:25, 26.
16 Als de geestelijke Israëlieten niet onder het Mozaïsche wetsverbond stonden, op basis waarvan maakten zij dan deel uit van de nieuwe natie? Jehovah sloot door bemiddeling van Jezus een nieuw verbond met deze geestelijke natie (Hebreeën 9:15). Toen Jezus op 14 Nisan 33 G.T. de gedachtenis aan zijn dood instelde, overhandigde hij brood en wijn aan de elf getrouwe apostelen en zei dat de wijn een symbool was van het „bloed van het verbond” (Mattheüs 26:28; Jeremia 31:31-34). Zoals in het verslag van Lukas wordt verteld, zei Jezus dat de beker wijn een symbool was van „het nieuwe verbond” (Lukas 22:20). Als een vervulling van Jezus’ woorden werd toen met Pinksteren de heilige geest werd uitgestort en het Israël Gods werd geboren, het Koninkrijk weggenomen van het vleselijke Israël en aan de nieuwe, geestelijke natie gegeven. In plaats van het vleselijke Israël werd deze nieuwe natie nu Jehovah’s knecht, bestaande uit zijn getuigen. — Jesaja 43:10, 11.
„Het Nieuwe Jeruzalem”
17, 18. Welke beschrijvingen worden in het boek Openbaring gegeven van de heerlijkheid die voor gezalfde christenen is weggelegd?
17 Wat een heerlijkheid wacht degenen die het voorrecht hebben in de hemelse roeping te delen! En wat een vreugde is het te vernemen welke verbazingwekkende dingen voor hen zijn weggelegd! Het boek Openbaring biedt ons opwindende glimpjes van hun hemelse erfenis. In Openbaring 4:4 lezen wij bijvoorbeeld: „Rondom de troon [van Jehovah] zijn vierentwintig tronen, en op deze tronen zag ik vierentwintig oudere personen zitten, gehuld in witte bovenklederen en met gouden kronen op hun hoofd.” Deze 24 oudere personen zijn gezalfde christenen die uit de dood zijn opgewekt en nu de hemelse positie bekleden die Jehovah hun beloofd heeft. Hun kronen en tronen herinneren ons aan hun koninklijke waardigheid. Denk ook aan het buitengewoon grote voorrecht dat zij hebben om rondom Jehovah’s troon dienst te verrichten!
18 In Openbaring 14:1 vangen wij nog een glimp van hen op: „Ik zag, en zie! het Lam stond op de berg Sion, en met hem honderd vierenveertig duizend, die zijn naam en de naam van zijn Vader op hun voorhoofd geschreven droegen.” Hier zien wij het beperkte aantal van deze gezalfden — 144.000. Hun koninklijke positie blijkt doordat zij bij Jehovah’s op de troon geplaatste Koning, „het Lam”, Jezus, staan. En zij bevinden zich op de hemelse berg Sion. De aardse berg Sion was de plaats waar Jeruzalem, Israëls koninklijke stad, zich bevond. De hemelse berg Sion symboliseert de verheven positie van Jezus en zijn medeërfgenamen, die het hemelse Jeruzalem vormen. — 2 Kronieken 5:2; Psalm 2:6.
19, 20. (a) Van welke hemelse organisatie zullen gezalfde christenen deel uitmaken? (b) Gedurende welke tijdsperiode heeft Jehovah degenen uitgekozen wier burgerschap in de hemelen zou zijn?
19 In overeenstemming hiermee worden de gezalfden in hun hemelse heerlijkheid ook als „het Nieuwe Jeruzalem” aangeduid (Openbaring 21:2). Het aardse Jeruzalem was „de stad van de grote Koning” en ook de plaats waar de tempel stond (Mattheüs 5:35). Het hemelse Nieuwe Jeruzalem is de koninklijke Koninkrijksorganisatie door middel waarvan de grote Soeverein, Jehovah, en zijn aangestelde Koning, Jezus, nu regeren en waarin priesterdienst wordt verricht terwijl er rijke zegeningen tot genezing van de mensheid vanuit Jehovah’s troon vloeien (Openbaring 21:10, 11; 22:1-5). In een ander visioen hoort Johannes hoe getrouwe, uit de dood opgewekte gezalfde christenen ’de vrouw van het Lam’ genoemd worden. Wat een hartverwarmend beeld van de intieme verhouding waarin zij zich met Jezus zullen verheugen en van hun bereidwillige onderworpenheid aan hem! Denk u de vreugde in de hemel eens in wanneer de laatste van hen ten slotte zijn hemelse beloning ontvangt. Nu kan eindelijk „de bruiloft van het Lam” plaatsvinden! Die koninklijke hemelse organisatie zal dan voltallig zijn. — Openbaring 19:6-8.
20 Ja, schitterende zegeningen zijn weggelegd voor degenen over wie de apostel Paulus zei: „Wat ons betreft, ons burgerschap bestaat in de hemelen” (Filippenzen 3:20). Al zo’n 2000 jaar is Jehovah ermee bezig zijn geestelijke kinderen uit te kiezen en hen gereed te maken voor een hemelse erfenis. Alles wijst erop dat dit werk van het uitkiezen en gereedmaken bijna voltooid is. Maar er zou nog meer volgen, zoals aan Johannes werd geopenbaard in het visioen dat hij ontving en dat opgetekend staat in Openbaring hoofdstuk 7. Nu eist dus een andere groep christenen onze aandacht, en deze groep zullen wij in het volgende artikel beschouwen.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Op welke verschillende manieren is de geest werkzaam ten aanzien van degenen die een hemelse erfenis zullen ontvangen?
◻ In welke intieme verhouding verheugen de gezalfden zich met Jehovah, en met Jezus?
◻ Hoe wordt de gemeente van gezalfde christenen in de bijbel beschreven?
◻ Op welke wettelijke basis werd het Israël Gods gegrondvest?
◻ Welke hemelse voorrechten zijn voor gezalfde christenen weggelegd?
[Illustraties op blz. 10]
Al bijna 2000 jaar is Jehovah ermee bezig degenen uit te kiezen die in het hemelse koninkrijk zouden regeren