’God heeft ons zó liefgehad’
„Als God ons zó heeft liefgehad, zijn ook wij verplicht elkaar lief te hebben.” — 1 JOHANNES 4:11.
1. Waarom zullen op 23 maart, na zonsondergang, miljoenen mensen over de hele wereld in Koninkrijkszalen en andere vergaderplaatsen bijeenkomen?
OP zondag 23 maart 1997, na zonsondergang, zullen er ongetwijfeld ruim 13.000.000 mensen over de hele wereld in Koninkrijkszalen en andere door Jehovah’s Getuigen gebruikte vergaderplaatsen bijeenkomen. Waarom? Omdat hun hart geraakt is door de grootste uiting van liefde waarvan God jegens de mensheid blijk heeft gegeven. Jezus Christus vestigde de aandacht op dat schitterende bewijs van Gods liefde door te zeggen: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.” — Johannes 3:16.
2. Wat zouden wij allen ons terecht kunnen afvragen betreffende onze reactie op Gods liefde?
2 Wanneer wij de door God betoonde liefde beschouwen, doen wij er goed aan ons af te vragen: ’Heb ik werkelijk waardering voor wat God heeft gedaan? Getuigt de wijze waarop ik mijn leven gebruik, van die waardering?’
„God is liefde”
3. (a) Waarom is het voor God niet ongewoon om liefde tentoon te spreiden? (b) Hoe getuigen zijn scheppingswerken van macht en wijsheid?
3 Het betonen van liefde is op zich niets buitengewoons van Gods zijde, want „God is liefde” (1 Johannes 4:8). Liefde is zijn overheersende eigenschap. Toen hij de aarde als woonplaats voor de mens toebereidde, was het laten oprijzen van de bergen en het doen samenvloeien van water in meren en oceanen een adembenemende tentoonspreiding van macht (Genesis 1:9, 10). Toen God de waterkringloop en de zuurstofkringloop in werking stelde, toen hij talloze micro-organismen en een enorme verscheidenheid van plantengroei ontwierp teneinde het mogelijk te maken dat chemische elementen van de aarde worden omgezet in een vorm die mensen in zich zouden kunnen opnemen om hun leven in stand te houden, toen hij onze biologische klok instelde om overeen te stemmen met de lengte van dagen en van maanden op onze planeet Aarde, getuigde dit van grote wijsheid (Psalm 104:24; Jeremia 10:12). Maar nog meer in het oog springend in de stoffelijke schepping is het bewijs van Gods liefde.
4. Welk bewijs van Gods liefde in de stoffelijke schepping dienen wij allen te zien en te waarderen?
4 Ons gehemelte vertelt ons over Gods liefde wanneer wij in een sappige, rijpe vrucht bijten die kennelijk niet alleen werd gemaakt om ons in leven te houden, maar ook om ons ervan te laten genieten. Onze ogen zien het onmiskenbare bewijs van zijn liefde in adembenemende zonsondergangen, de met sterren bezaaide hemel op een heldere nacht, de gevarieerde vormen en sprankelende kleuren van bloemen, de capriolen van jonge dieren en de hartelijke glimlach van vrienden. Onze neus maakt ons bewust van die liefde wanneer wij de heerlijke geur van lentebloemen opsnuiven. Onze oren worden haar gewaar wanneer wij luisteren naar het donderende geraas van een waterval, het gezang van vogels en de stemmen van geliefden. Wij voelen die liefde wanneer iemand die ons dierbaar is, ons innig omhelst. Bepaalde dieren zijn uitgerust met het vermogen om dingen te zien, te horen of te ruiken die mensen niet kunnen waarnemen. Maar de mensheid, die naar Gods beeld is gemaakt, heeft het vermogen om Gods liefde waar te nemen op een wijze waartoe geen enkel dier in staat is. — Genesis 1:27.
5. Hoe toonde Jehovah overvloedige liefde jegens Adam en Eva?
5 Toen Jehovah God de eerste mensen, Adam en Eva, schiep, omringde hij hen met bewijzen van zijn liefde. Hij had een tuin geplant, een paradijs, en liet er allerlei bomen in groeien. Hij had een rivier laten ontspringen om de tuin te bevloeien en vulde de tuin met fascinerende vogels en andere dieren. Hij gaf dit alles aan Adam en Eva als hun tehuis (Genesis 2:8-10, 19). Jehovah handelde met hen als zijn kinderen, die deel uitmaakten van zijn universele gezin (Lukas 3:38). Met Eden als het door hem verschafte model, stelde de hemelse Vader van dit eerste mensenpaar hun de voldoening schenkende taak in het vooruitzicht om het paradijs over de aardbol uit te breiden. De hele aarde moest met hun nakomelingen bevolkt worden. — Genesis 1:28.
6. (a) Hoe denkt u over de opstandige handelwijze die Adam en Eva hebben gevolgd? (b) Wat zou erop kunnen duiden dat wij van het gebeurde in Eden hebben geleerd en dat wij profijt van die kennis hebben getrokken?
6 Kort daarna werden Adam en Eva echter geconfronteerd met een toets op hun gehoorzaamheid, een toets op hun loyaliteit. Eerst bleef de een en vervolgens de ander in gebreke waardering te tonen voor de liefde die hun was geschonken. Wat zij deden, was schokkend. Het was niet te verontschuldigen! Dientengevolge verspeelden zij hun intieme verhouding met God en werden uit zijn gezin en uit Eden verdreven. Wij voelen in deze tijd nog steeds de gevolgen van hun zonde (Genesis 2:16, 17; 3:1-6, 16-19, 24; Romeinen 5:12). Maar hebben wij van het gebeurde geleerd? Hoe reageren wij op Gods liefde? Blijkt uit de beslissingen die wij elke dag nemen, dat wij zijn liefde waarderen? — 1 Johannes 5:3.
7. Hoe toonde Jehovah, in weerwil van wat Adam en Eva hadden gedaan, liefde voor hun nakomelingen?
7 Zelfs het grove gebrek aan waardering dat onze eerste menselijke ouders aan de dag legden voor alles wat God voor hen had gedaan, weerhield God er niet van zijn eigen liefde tot uitdrukking te brengen. Uit mededogen met destijds nog niet geboren mensen — met inbegrip van ons die thans leven — stond God Adam en Eva toe vóór hun dood een gezin te stichten (Genesis 5:1-5; Mattheüs 5:44, 45). Als hij dat niet had gedaan, zou niemand van ons geboren zijn. Door een progressieve openbaring van zijn wil verschafte Jehovah ook een basis voor hoop voor al Adams nakomelingen die geloof zouden oefenen (Genesis 3:15; 22:18; Jesaja 9:6, 7). Zijn regeling omvatte het middel waardoor mensen van alle natiën konden terugkrijgen wat Adam verloren had, namelijk volmaakt leven als goedgekeurde leden van Gods universele gezin. Hij deed dit door een losprijs te verschaffen.
Waarom een losprijs?
8. Waarom had God niet gewoon kunnen bepalen dat, hoewel Adam en Eva moesten sterven, niemand van hun gehoorzame nakomelingen zou hoeven te sterven?
8 Was het werkelijk nodig dat er een losprijs in de vorm van een menselijk leven werd betaald? Had God niet eenvoudig kunnen bepalen dat, hoewel Adam en Eva wegens hun opstand moesten sterven, al hun nakomelingen die God zouden gehoorzamen, eeuwig konden leven? Vanuit een kortzichtig menselijk standpunt bezien zou dat wellicht redelijk klinken. Maar Jehovah „heeft rechtvaardigheid en gerechtigheid lief” (Psalm 33:5). Adam en Eva kregen pas kinderen nadat zij hadden gezondigd; geen van die kinderen is dus volmaakt geboren (Psalm 51:5). Zij hadden allen zonde geërfd, en de straf op de zonde is de dood. Als Jehovah hieraan was voorbijgegaan, wat voor voorbeeld zou daarmee dan aan de leden van zijn universele gezin zijn gegeven? Hij kon zijn eigen rechtvaardige maatstaven niet negeren. Hij respecteerde de vereisten van gerechtigheid. Niemand zou ooit terecht aanmerkingen kunnen maken op de manier waarop God de erbij betrokken strijdpunten aanpakte. — Romeinen 3:21-23.
9. Wat voor losprijs was er volgens de goddelijke maatstaf van gerechtigheid nodig?
9 Hoe kon er dus een geschikte basis verschaft worden om degenen van Adams nakomelingen die Jehovah uit liefde zouden gehoorzamen, te bevrijden? Als een volmaakt mens een offerandelijke dood zou sterven, zou in overeenstemming met gerechtigheid de waarde van dat volmaakte leven gebruikt kunnen worden om de zonden te bedekken van degenen die de losprijs in geloof zouden aanvaarden. Aangezien de zonde van één mens, Adam, er verantwoordelijk voor was dat de hele menselijke familie uit zondaars bestaat, zou het vergoten bloed van een ander volmaakt mens, dat overeenkomstige waarde zou hebben, het rechtsevenwicht kunnen herstellen (1 Timotheüs 2:5, 6). Maar waar kon zo’n persoon gevonden worden?
Hoe hoog was de prijs?
10. Waarom konden Adams nakomelingen de noodzakelijke losprijs niet verschaffen?
10 Onder de nakomelingen van de zondaar Adam bevond zich niemand die kon verschaffen wat nodig was om de levensvooruitzichten die Adam had verbeurd, terug te kopen. „Niet één van hen kan zelfs ook maar een broeder op enigerlei wijze loskopen, noch God een losprijs voor hem geven (en de loskoopprijs voor hun ziel is zo kostbaar dat die tot onbepaalde tijd heeft opgehouden), zodat hij nog voor eeuwig zou leven en de kuil niet zou zien” (Psalm 49:7-9). In plaats van de mensheid aan haar lot over te laten, heeft Jehovah zelf barmhartig een voorziening getroffen.
11. Hoe voorzag Jehovah in het volmaakte menselijke leven dat nodig was voor een geschikte losprijs?
11 Jehovah zond geen engel naar de aarde die het deed voorkomen alsof hij stierf door een geïncarneerd lichaam af te leggen terwijl hij als een geest verder leefde. In plaats daarvan bracht hij door een wonder dat alleen in de gedachten van God, de Schepper, had kunnen opkomen, de levenskracht en het persoonlijkheidspatroon van een hemelse zoon over naar de schoot van een vrouw, Maria, de dochter van Eli, uit de stam Juda. Gods werkzame kracht, zijn heilige geest, beschermde de ontwikkeling van het kind in de schoot van zijn moeder, en het werd als een volmaakt mens geboren (Lukas 1:35; 1 Petrus 2:22). Deze Zoon beschikte dus over de prijs die nodig was om een losprijs te verschaffen die volledig aan de vereisten van de goddelijke gerechtigheid zou voldoen. — Hebreeën 10:5.
12. (a) In welk opzicht is Jezus Gods „eniggeboren Zoon”? (b) Hoe beklemtoonde God zijn liefde voor ons door deze Zoon te zenden om de losprijs te verschaffen?
12 Aan wie van zijn myriaden hemelse zonen gaf Jehovah deze toewijzing? Aan degene die in de Schrift als zijn „eniggeboren Zoon” wordt aangeduid (1 Johannes 4:9). Deze uitdrukking wordt niet gebruikt om te beschrijven wat hij bij zijn geboorte als mens werd, maar wat hij voordien in de hemel was. Hij is de enige die, zonder de medewerking van iemand anders, rechtstreeks door Jehovah werd geschapen. Hij is de Eerstgeborene van heel de schepping. Hij is degene die door God werd gebruikt om alle andere schepselen tot bestaan te brengen. De engelen zijn zonen van God, evenals Adam een zoon van God was. Maar over Jezus wordt gezegd dat hij „een heerlijkheid zoals die van een eniggeboren zoon van een vader” heeft. Ook wordt gezegd dat hij zich „in de boezempositie bij de Vader” bevindt (Johannes 1:14, 18). Hij verheugt zich in een intieme, vertrouwelijke en tedere verhouding met de Vader. Net als de Vader heeft hij liefde voor de mensheid. In Spreuken 8:30, 31 wordt tot uitdrukking gebracht welke gevoelens zijn Vader jegens deze Zoon koestert en welke gevoelens de Zoon jegens de mensheid koestert: „Ik werd degene op wie hij [Jehovah] dag aan dag bijzonder gesteld was, terwijl ik te allen tijde vrolijk was voor zijn aangezicht . . . en de dingen waarop ik [Jezus, Jehovah’s Meesterwerker, de personificatie van wijsheid] ten zeerste gesteld was, waren bij de zonen der mensen.” Het was deze dierbaarste Zoon die God naar de aarde zond om de losprijs te verschaffen. Hoe betekenisvol is daarom Jezus’ verklaring: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven”! — Johannes 3:16.
13, 14. Hoe dient het bijbelse verslag over Abrahams poging om Isaäk te offeren, ons te helpen waarderen wat Jehovah heeft gedaan? (1 Johannes 4:10)
13 Om ons te helpen in zekere mate te begrijpen wat dat betekent, gaf God zo’n 3890 jaar geleden, lang voordat Jezus naar de aarde kwam, aan Abraham de opdracht: „Neem alstublieft uw zoon, uw enige zoon, die gij zo liefhebt, Isaäk, en maak een tocht naar het land Moria en offer hem daar als brandoffer op een van de bergen die ik u zal aanwijzen” (Genesis 22:1, 2). In geloof gehoorzaamde Abraham. Plaats uzelf eens in Abrahams positie. Als dat nu uw zoon zou zijn, uw enige zoon die u innig liefhebt? Wat zou er door u heengaan terwijl u het hout kloofde voor het brandoffer, de tocht van verscheidene dagen naar het land Moria maakte en uw zoon op het altaar legde?
14 Waarom heeft een meedogende ouder zulke gevoelens? In Genesis 1:27 wordt gezegd dat God de mens naar Zijn beeld schiep. Onze gevoelens van liefde en mededogen weerspiegelen in een zeer beperkt opzicht Jehovah’s eigen liefde en mededogen. In Abrahams geval kwam God tussenbeide, zodat Isaäk niet werkelijk werd geofferd (Genesis 22:12, 13; Hebreeën 11:17-19). Maar in zijn eigen geval weerhield Jehovah zich er niet op het laatste moment van de losprijs te verschaffen, hoewel het hemzelf en zijn Zoon heel veel kostte. Het werd niet gedaan omdat God er ook maar enigszins toe verplicht was, maar vormde veeleer een uitdrukking van buitengewone onverdiende goedheid. Waarderen wij dat volledig? — Hebreeën 2:9.
Wat er door de losprijs mogelijk wordt gemaakt
15. Welke uitwerking heeft de losprijs zelfs in het huidige samenstel van dingen op het leven van mensen gehad?
15 Die liefdevolle, door God getroffen voorziening heeft een diepgaande uitwerking op het leven van degenen die deze voorziening in geloof aanvaarden. Vroeger waren zij tengevolge van de zonde vervreemd van God. Zij waren, zoals zijn Woord zegt, ’vijanden omdat hun geest gericht was op werken die goddeloos waren’ (Kolossenzen 1:21-23). Maar zij werden ’met God verzoend door middel van de dood van zijn Zoon’ (Romeinen 5:8-10). Aangezien zij hun levenswandel veranderd hebben en de vergeving hebben aanvaard die God mogelijk maakt voor degenen die geloof oefenen in Christus’ slachtoffer, worden zij begunstigd met een rein geweten. — Hebreeën 9:14; 1 Petrus 3:21.
16. Welke zegeningen worden aan de kleine kudde geschonken wegens hun geloof in de losprijs?
16 Jehovah heeft aan een beperkt aantal van hen, een kleine kudde, de onverdiende gunst geschonken om in het hemelse koninkrijk met zijn Zoon verenigd te zijn teneinde Gods oorspronkelijke voornemen met de aarde te verwezenlijken (Lukas 12:32). Zij zijn genomen „uit elke stam en taal en elk volk en elke natie . . . [en] gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters voor onze God, en zij zullen als koningen over de aarde regeren” (Openbaring 5:9, 10). Aan hen schreef de apostel Paulus: „Gij hebt een geest van aanneming als zonen ontvangen, door welke geest wij uitroepen: ’Abba, Vader!’ De geest zelf legt getuigenis af met onze geest dat wij Gods kinderen zijn. Indien wij dan kinderen zijn, zijn wij ook erfgenamen, ja, erfgenamen van God, maar medeërfgenamen met Christus” (Romeinen 8:15-17). Aangezien zij door God als zijn zonen worden aangenomen, geraken zij in de kostbare verhouding die Adam verloren heeft; maar aan deze zonen zullen de extra voorrechten van hemelse dienst worden verleend — iets wat Adam nooit heeft gehad. Geen wonder dat de apostel Johannes zei: „Ziet welk een liefde de Vader ons gegeven heeft, zodat wij kinderen van God genoemd zouden worden”! (1 Johannes 3:1) Jegens zulke personen brengt God niet alleen op beginselen gebaseerde liefde (aʹga·pe) tot uitdrukking, maar ook tedere genegenheid (fiʹli·a), die kenmerkend is voor de band die er tussen echte vrienden bestaat. — Johannes 16:27.
17. (a) Welke gelegenheid wordt geboden aan allen die geloof oefenen in de losprijs? (b) Wat zal „de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods” voor hen inhouden?
17 Ook voor anderen — allen die geloof oefenen in Gods edelmoedige voorziening voor leven door bemiddeling van Jezus Christus — opent Jehovah de gelegenheid om de kostbare verhouding te verwerven die Adam verloren heeft. De apostel Paulus legde uit: „De vurige verwachting van de schepping [de menselijke schepping die afstamt van Adam] wacht op het openbaar worden van de zonen Gods [dat wil zeggen, zij wachten op de tijd dat het onmiskenbaar duidelijk wordt dat de zonen Gods, die erfgenamen met Christus in het hemelse koninkrijk zijn, positieve stappen doen ten behoeve van de mensheid]. Want de schepping werd aan ijdelheid onderworpen [zij werden in zonde geboren met de dood in het vooruitzicht, en er was geen manier waarop zij zichzelf konden bevrijden], niet uit eigen wil, maar door hem die haar daaraan heeft onderworpen, op basis van [door God gegeven] hoop dat ook de schepping zelf vrijgemaakt zal worden van de slavernij des verderfs en de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods zal hebben” (Romeinen 8:19-21). Wat zal die vrijheid inhouden? Dat zij bevrijd zijn van de slavernij aan zonde en de dood. Zij zullen volmaakt naar geest en lichaam zijn, een paradijstehuis hebben en eeuwig leven bezitten, waarin zij van hun volmaaktheid kunnen genieten en hun waardering voor Jehovah, de enige ware God, tot uitdrukking kunnen brengen. En hoe werd dit alles mogelijk gemaakt? Door middel van het loskoopoffer van Gods eniggeboren Zoon.
18. Wat zullen wij op 23 maart na zonsondergang doen, en waarom?
18 Op 14 Nisan 33 G.T. stelde Jezus in een bovenkamer in Jeruzalem de Gedachtenisviering van zijn dood in. De jaarlijkse herdenking van zijn dood is een belangrijke gebeurtenis in het leven van alle ware christenen geworden. Jezus zelf gebood: „Blijft dit tot een gedachtenis aan mij doen” (Lukas 22:19). In 1997 zal de Gedachtenisviering worden gehouden op 23 maart na zonsondergang (wanneer 14 Nisan begint). Op die dag kan er niets belangrijkers zijn dan op deze Gedachtenisviering aanwezig te zijn.
Wat zou u antwoorden?
◻ Op welke manieren heeft God van overvloedige liefde voor de mensheid blijk gegeven?
◻ Waarom was er een volmaakt menselijk leven nodig om Adams nakomelingen los te kopen?
◻ Hoe hoog was de prijs die Jehovah heeft betaald om de losprijs te verschaffen?
◻ Wat wordt door de losprijs mogelijk gemaakt?
[Illustratie op blz. 10]
God heeft zijn eniggeboren Zoon gegeven