ARTEMIS
(A̱rtemis).
Een Griekse maagdelijke godin van de jacht droeg de naam Artemis; door de Romeinen werd ze Diana genoemd. Deze Artemis wordt, met pijl en boog gewapend, afgebeeld als zijnde op jacht naar wild, vooral op herten. Hoewel de Grieken de Efezische Artemis met hun eigen Artemis vereenzelvigden, heeft de Artemis van Efeze, die in steden van heel Klein-Azië vereerd werd, weinig met de Griekse godin van de klassieke mythologie gemeen (Han 19:27). De Efezische Artemis was een vruchtbaarheidsgodin, die werd voorgesteld als versierd met wat uiteenlopend is geïdentificeerd als vele borsten, eieren of de testikels van geofferde stieren. De mummieachtige onderste helft van haar lichaam was met verscheidene symbolen en dieren versierd.
De in Efeze vereerde Artemis is nauw in verband gebracht met bekende godinnen van andere volken, en men veronderstelt dat zij een gemeenschappelijke oorsprong hebben. In A Dictionary of the Bible (Deel I, blz. 605) staat: „Artemis vertoont zulke nauwe overeenkomsten met de Frygische Cybele en met andere vrouwelijke belichamingen van de goddelijke macht in Aziatische landen, zoals de Kappadocische Ma, de Fenicische Astarte of Astoreth, de Syrische Atargatis en Mylitta, dat men gevoeglijk kan aannemen dat zij allen slechts variaties van één oorspronkelijke religieuze voorstelling zijn, die in verschillende landen op grond van verscheidene ontwikkelingen naar gelang van de plaatselijke omstandigheden en het nationale karakter, op diverse manieren werden afgebeeld.” — Onder redactie van J. Hastings, 1904.
In de oudheid gold de tempel van de Artemis van Efeze als een van de zeven wereldwonderen. Het was een imposant bouwwerk dat uit ceder- en cipressehout, wit marmer en goud was opgetrokken.
Ter gelegenheid van de grote feesten, die in de maand Artemision (maart/april) werden gehouden, kwamen honderdduizenden bezoekers uit heel Klein-Azië naar Efeze. Eén onderdeel van de viering was een processie, waarbij het beeld van Artemis onder luid gejuich door de stad werd gedragen.
Het vervaardigen van zilveren Artemistempeltjes bleek voor Demetrius en andere zilversmeden uit Efeze een winstgevend bedrijf te zijn. Toen derhalve als gevolg van Paulus’ prediking in Efeze een aanzienlijk aantal personen de onreine aanbidding van deze godin de rug toekeerde, hitste Demetrius de andere kunsthandwerkers tegen de apostel op door tot hen te zeggen dat Paulus’ prediking niet alleen een bedreiging voor hun financiële zekerheid vormde, maar dat ook het gevaar bestond dat daardoor de aanbidding van de grote godin Artemis als niets geacht zou worden. Hierdoor ontstond er een volksoploop, die ten slotte door de stadsschrijver werd uiteengedreven. — Han 19:23-41; zie EFEZE.