’Zoek vrede en streef die na’
„Jehovah worde grootgemaakt, die behagen heeft in de vrede van zijn knecht.” — PSALM 35:27.
1. Welke vrede genieten wij in deze tijd?
WAT een vreugde is het in deze verdeelde wereld vrede te mogen hebben! Wat een verrukking om Jehovah te aanbidden, „de God van vrede zelf”, en te delen in de zegeningen van zijn „vredesverbond”! Hoe verkwikkend om te midden van alle druk en spanningen van het leven, „de vrede van God, die alle gedachte te boven gaat,” te kennen en ’de band van vrede’ te ervaren die Gods volk verenigt ongeacht hun nationaliteit, taal, ras of sociale achtergrond! — 1 Thessalonicenzen 5:23; Ezechiël 37:26; Filippenzen 4:7; Efeziërs 4:3.
2, 3. (a) Wat zou, hoewel Gods volk als geheel zal volharden, afzonderlijke christenen kunnen overkomen? (b) Waartoe spoort de bijbel ons aan?
2 Als getuigen van Jehovah is die vrede ons erg kostbaar. Wij kunnen hem echter niet als een vanzelfsprekendheid beschouwen. Vrede wordt niet automatisch bewaard omdat wij nu eenmaal met een christelijke gemeente verbonden zijn of toevallig deel uitmaken van een christelijk gezin. Hoewel het gezalfde overblijfsel en hun metgezellen, de „andere schapen”, als één kudde tot het eind zullen volharden, kunnen afzonderlijke personen hun vrede verliezen en afvallen. — Johannes 10:16; Mattheüs 24:13; Romeinen 11:22; 1 Korinthiërs 10:12.
3 De apostel Paulus waarschuwde gezalfde christenen van zijn tijd: „Past op, broeders, dat er zich in niemand van u ooit een goddeloos, ongelovig hart ontwikkelt, doordat hij zich terugtrekt van de levende God” (Hebreeën 3:12). Deze waarschuwing geldt ook voor de grote schare. De bijbel dringt er dan ook bij christenen op aan: ’Zoek vrede en streef die na. Want de ogen van Jehovah zijn op de rechtvaardigen en zijn oren tot hun smeking; maar het aangezicht van Jehovah is tegen hen die slechte dingen doen.’ — 1 Petrus 3:10-12; Psalm 34:14, 15.
„Het bedenken van het vlees”
4. Wat kan onze vrede met God verstoren?
4 Wat kan ons nastreven van vrede onderbreken? Paulus noemt één punt wanneer hij zegt: „Het bedenken van het vlees betekent de dood, maar het bedenken van de geest betekent leven en vrede; want het bedenken van het vlees betekent vijandschap met God” (Romeinen 8:6, 7). Met „vlees” doelt Paulus op onze gevallen staat als onvolmaakte mensen met overgeërfde zondige neigingen. Toegeven aan de neigingen van het gevallen vlees zal onze vrede verwoesten. Als een christen zonder berouw te hebben immoraliteit bedrijft, liegt, steelt, drugs gebruikt, of op een andere manier de goddelijke wet overtreedt, verbreekt hij de vrede met Jehovah die hij eens genoot (Spreuken 15:8, 29; 1 Korinthiërs 6:9, 10; Openbaring 21:8). Bovendien wordt zijn vrede met God ernstig bedreigd als hij toelaat dat materiële zaken belangrijker voor hem worden dan geestelijke zaken. — Mattheüs 6:24; 1 Johannes 2:15-17.
5. Wat is er bij het nastreven van vrede betrokken?
5 Anderzijds, zo zei Paulus, „het bedenken van de geest betekent leven en vrede”. Vrede maakt deel uit van de vrucht van de geest, en als wij ons hart erin trainen geestelijke dingen te waarderen, biddend of Gods geest ons hierin mag helpen, dan zullen wij „het bedenken van het vlees” vermijden (Galaten 5:22-24). In 1 Petrus 3:10-12 wordt vrede in verband gebracht met rechtvaardigheid (Romeinen 5:1). Petrus zegt dat het nastreven van vrede ook omvat ’zich af te keren van wat slecht is en te doen wat goed is’. Gods geest kan ons helpen ’naar rechtvaardigheid te streven’ en aldus onze vrede met God te bewaren. — 1 Timotheüs 6:11, 12.
6. Wat is één van de verantwoordelijkheden van de ouderlingen met betrekking tot de vrede van de gemeente?
6 Het nastreven van vrede is een zaak van groot belang voor de ouderlingen in de gemeente. Als iemand bijvoorbeeld verontreinigende praktijken tracht te introduceren, hebben de ouderlingen de verantwoordelijkheid de gemeente te beschermen door te proberen de zondaar terecht te wijzen. Als hij de terechtwijzing aanvaardt, zal hij zijn vrede herwinnen (Hebreeën 12:11). Zo niet, dan moet hij misschien buitengeworpen worden opdat de vreedzame relatie van de gemeente met Jehovah bewaard blijft. — 1 Korinthiërs 5:1-5.
Vrede met onze broeders
7. Voor welke uiting van „het bedenken van het vlees” waarschuwt Paulus de Korinthiërs?
7 „Het bedenken van het vlees” kan niet alleen onze vrede met God verwoesten maar ook onze goede betrekkingen met andere christenen. Paulus schreef de Korinthiërs: „Gij zijt nog vleselijk. Want aangezien er jaloezie en twist onder u is, zijt gij dan niet vleselijk en wandelt gij niet als mensen?” (1 Korinthiërs 3:3) Jaloezie en twist zijn juist het tegenovergestelde van vrede.
8. (a) Wat kan iemand die jaloezie en twist in de gemeente veroorzaakt, overkomen? (b) Waarvan is onze vrede met God afhankelijk?
8 De vrede van de gemeente verstoren door jaloezie en twist te veroorzaken is een zeer ernstige zaak. Sprekend over een hoedanigheid die met vrede als een vrucht van de geest samenhangt, waarschuwde de apostel Johannes: „Indien iemand de bewering uit: ’Ik heb God lief’ en toch zijn broeder haat, is hij een leugenaar. Want wie zijn broeder, die hij heeft gezien, niet liefheeft, kan God, die hij niet heeft gezien, niet liefhebben” (1 Johannes 4:20). En analoog, als iemand jaloezie of twist onder broeders veroorzaakt, kan hij dan echt vrede hebben met God? Beslist niet! Er wordt bij ons op aangedrongen: „Gaat voort u te verheugen, weer terechtgebracht te worden, vertroost te worden, gelijk te denken, vreedzaam te leven; en de God van liefde en van vrede zal met u zijn” (2 Korinthiërs 13:11). Ja, als wij voortgaan vreedzaam met elkaar te leven, dan zal de God van liefde en vrede met ons zijn.
9. Hoe weten wij dat er onder christenen soms misverstanden en onenigheid zullen zijn?
9 Dit betekent niet dat er nooit misverstanden onder christenen zullen zijn. In de weken na Pinksteren was er onenigheid in de jonge christelijke gemeente over de dagelijkse voedselverdeling (Handelingen 6:1). Bij één gelegenheid leidde een meningsverschil tussen Paulus en Barnabas tot „een scherpe uitbarsting van toorn” (Handelingen 15:39). Paulus moest Euodia en Syntyche, ongetwijfeld fijne, ijverige zusters, de raad geven „gelijkgezind te zijn in de Heer” (Filippenzen 4:2). Geen wonder dat Jezus gedetailleerd raad verschafte over de manier waarop verstoringen van de vrede tussen christenen opgelost moeten worden en duidelijk liet uitkomen hoe dringend het is zulke problemen prompt aan te pakken! (Mattheüs 5:23-25; 18:15-17) Hij zou deze raad niet hebben gegeven als hij geen moeilijkheden onder zijn volgelingen voorzag.
10. Welke situaties doen zich soms in een gemeente voor, en welke verantwoordelijkheid legt dit alle betrokkenen op?
10 Het is in deze tijd dan ook heel goed mogelijk dat iemand zich gekwetst voelt door een tactloos woord of een als zodanig opgevatte kleinering van de zijde van een medechristen. Een bepaalde trek van iemand kan voor een ander uitermate irritant zijn. Persoonlijkheden kunnen botsen. Iemand kan het pertinent oneens zijn met een beslissing van de ouderlingen. In het lichaam van ouderlingen kan één ouderling een zeer sterke persoonlijkheid hebben en proberen de andere ouderlingen te domineren. Ondanks het feit dat zulke dingen gebeuren, moeten wij nog steeds vrede zoeken en die nastreven. De uitdaging is deze problemen op een christelijke wijze aan te pakken teneinde „de verenigende band van vrede” te bewaren. — Efeziërs 4:3.
11. Welke voorzieningen heeft Jehovah getroffen om ons te helpen vrede met elkaar na te streven?
11 De bijbel zegt: „Jehovah worde grootgemaakt, die behagen heeft in de vrede van zijn knecht” (Psalm 35:27). Ja, Jehovah wil dat wij vrede hebben. Hij heeft dan ook gezorgd voor twee voortreffelijke voorzieningen om ons te helpen de vrede onder elkaar en met hem te bewaren. De ene is heilige geest, waarvan vrede een vrucht is, samen met verwante vreedzame hoedanigheden als lankmoedigheid, vriendelijkheid, zachtaardigheid en zelfbeheersing (Galaten 5:22, 23). De andere is goddelijke wijsheid, waarover wij lezen: „De wijsheid van boven is allereerst zuiver, vervolgens vredelievend, redelijk, bereid tot gehoorzamen, vol van barmhartigheid en goede vruchten.” — Jakobus 3:17, 18.
12. Wat dienen wij te doen als onze vrede met onze broeders is verstoord?
12 Wanneer onze vrede met anderen wordt verstoord, moeten wij dus bidden of wijsheid van boven ons mag tonen hoe wij moeten handelen en moeten wij om heilige geest vragen om ons de kracht te geven te doen wat juist is (Lukas 11:13; Jakobus 1:5; 1 Johannes 3:22). In harmonie met ons gebed kunnen wij dan de bron van goddelijke wijsheid, de bijbel, raadplegen voor leiding en ook beschikbare bijbelse lectuur naslaan op raad over de manier waarop de Schrift toegepast moet worden (2 Timotheüs 3:16). Wellicht willen wij ook de raad inwinnen van ouderlingen in de gemeente. Een laatste stap is dan de ontvangen raad op te volgen. Jesaja 54:13 zegt: „Al uw zonen zullen door Jehovah onderwezen personen zijn, en de vrede van uw zonen zal overvloedig zijn.” Dit geeft te kennen dat onze vrede staat of valt met het in praktijk brengen van de dingen die Jehovah ons leert.
„Gelukkig zijn de vredelievenden”
13, 14. (a) Wat wordt te kennen gegeven door Jezus’ uitdrukking „vredelievenden”? (b) Hoe kunnen wij vredestichters worden?
13 Jezus zei in zijn Bergrede: „Gelukkig zijn de vredelievenden, want zij zullen ’zonen van God’ worden genoemd” (Mattheüs 5:9). ’Vredelievend’ zoals wij dat hier lezen, doelt niet op iemand die eenvoudigweg kalm van aard is. Het oorspronkelijke Griekse woord betekent „vredestichters”. Een vredestichter heeft de bekwaamheid de vrede te herstellen wanneer die verstoord is. Belangrijker echter nog, een vredestichter probeert in de eerste plaats te vermijden dat de vrede verstoord wordt. ’Vrede heerst in zijn hart’ (Kolossenzen 3:15). Als Gods dienstknechten ernaar streven vredestichters te zijn, zullen problemen onder hen tot een minimum beperkt blijven.
14 Een vredestichter te worden houdt in dat wij onze eigen zwakheden onderkennen. Zo kan een christen een opvliegend karakter hebben of lichtgeraakt zijn en snel gekrenkt. Als hij onder druk staat, kunnen zijn emoties hem bijbelse beginselen doen vergeten. Dit is niet iets onverwachts in onvolmaakte mensen (Romeinen 7:21-23). Niettemin worden vijandschappen, twist en vlagen van toorn genoemd als werken van het vlees (Galaten 5:19-21). Als wij zulke neigingen in onszelf aantreffen — of als ze door anderen onder onze aandacht worden gebracht — moeten wij ernstig en aanhoudend bidden of Jehovah’s geest zelfbeheersing en zachtaardigheid in ons mag ontwikkelen. Iedereen dient er trouwens naar te streven zulke hoedanigheden aan te kweken als deel van zijn nieuwe persoonlijkheid. — Efeziërs 4:23, 24; Kolossenzen 3:10, 15.
15. Hoe is wijsheid van boven tegengesteld aan onredelijke koppigheid?
15 Bij tijden wordt een gemeente of een lichaam van ouderlingen in beroering gebracht door iemand die stijfkoppig is en altijd zijn zin wil hebben. Het is waar dat als het op goddelijke wetten aankomt, een christen vastberaden, ja onverzettelijk, dient te zijn. En als wij van mening zijn dat wij een goed idee hebben dat anderen tot voordeel kan strekken, is er niets op tegen ons openhartig te uiten, mits wij maar ook onze redenen verklaren. Maar wij willen niet zijn als de mensen in de wereld die ’niet ontvankelijk zijn voor enige overeenkomst’ (2 Timotheüs 3:1-4). De wijsheid van boven is vredelievend, redelijk. Degenen wier handelingen een patroon van koppige onbuigzaamheid te zien geven, dienen aandacht te schenken aan Paulus’ raad aan de Filippenzen ’niets te doen uit egotisme’. — Filippenzen 2:3.
16. Hoe helpt Paulus’ raad in het boek Filippenzen ons egotisme te overwinnen?
16 In dezelfde brief dringt Paulus erop aan dat wij „met ootmoedigheid des geestes” oprecht ’anderen superieur aan onszelf achten’. Dit is compleet tegenovergesteld aan egotisme. Een rijpe christen denkt er niet in de eerste plaats aan zijn eigen ideeën door te drijven, of zijn gezicht te redden, of zijn positie en autoriteit te beschermen. Dit zou ingaan tegen Paulus’ aansporing ’niet alleen uit persoonlijke belangstelling het oog te houden op zijn eigen zaken, maar ook uit persoonlijke belangstelling op die van de anderen’. — Filippenzen 2:4; 1 Petrus 5:2, 3, 6.
Vreedzame woorden
17. Welk verkeerd gebruik van de tong kan de vrede van de gemeente verstoren?
17 Degene die vrede nastreeft, let er vooral op hoe hij zijn tong gebruikt. Jakobus waarschuwt: „De tong [is] een klein lid en toch snoeft ze grotelijks. Ziet! Hoe weinig vuur is er nodig om zo’n groot bos in brand te steken!” (Jakobus 3:5) Kwalijk geklets, kritiek op anderen achter hun rug, onvriendelijke en harde woorden, gemurmureer en geklaag, alsook oneerlijk gevlei ter wille van persoonlijk voordeel — het valt allemaal onder de werken van het vlees die de vrede van Gods volk verstoren. — 1 Korinthiërs 10:10; 2 Korinthiërs 12:20; 1 Timotheüs 5:13; Judas 16.
18. (a) Wat is in het geval van een onopzettelijk verkeerd gebruik van de tong de correcte handelwijze voor alle betrokkenen? (b) Hoe reageren rijpe christenen wanneer woede iemand ertoe brengt grievende woorden te uiten?
18 Toegegeven, Jakobus heeft gezegd: „De tong . . . kan geen mens temmen” (Jakobus 3:8). Zelfs rijpe christenen zeggen soms dingen die zij later oprecht betreuren. Wij hopen allen dat anderen ons zulke fouten zullen vergeven zoals wij hen vergeven (Mattheüs 6:12). Soms kan een scherpe woedeuitbarsting woorden produceren die pijn doen. Dan zal een vredestichter zich herinneren dat ’een zacht antwoord woede afkeert, maar een woord dat smart veroorzaakt, toorn doet opkomen’ (Spreuken 15:1). Vaak zal hij gewoon even diep moeten ademhalen en moeten weigeren op boze woorden te reageren met nog meer boze woorden. Naderhand, wanneer de gemoederen wat zijn bedaard, weet een ruimhartige vredestichter voorbij te gaan aan dingen die in het vuur van het moment zijn gezegd. En een nederige christen zal weten hoe zijn verontschuldigingen aan te bieden en te proberen de wonden te helen die hij heeft toegebracht. Het is een teken van morele kracht om eerlijk te kunnen zeggen „het spijt me”.
19. Wat leren wij van Paulus en Jezus over de wijze waarop raad moet worden gegeven?
19 De tong moet misschien gebruikt worden om anderen raad te geven. Paulus wees Petrus in het openbaar terecht toen deze in Antiochië onjuist handelde. En Jezus gaf krachtige raad in zijn boodschappen aan de zeven gemeenten (Galaten 2:11-14; Openbaring hfdst. 2, 3). Als wij deze voorbeelden bestuderen, leren wij eruit dat raad nooit zo mild mag zijn dat de essentie verloren gaat. Niettemin waren Jezus en Paulus niet hard of wreed. Hun raad was geen uitlaatklep voor hun eigen frustraties. Zij probeerden oprecht hun broeders te helpen. Als degene die raad geeft, voelt dat hij zijn tong niet volledig onder controle heeft, zou hij kunnen besluiten even te wachten en wat af te koelen voordat hij iets zegt. Anders zou hij harde woorden kunnen spreken en een ernstiger probleem veroorzaken dan dat wat hij probeert aan te pakken. — Spreuken 12:18.
20. Waardoor dient alles wat wij tegen of over onze broeders en zusters zeggen, beheerst te worden?
20 Zoals reeds vermeld hangen vrede en liefde nauw met elkaar samen als vruchten van de geest. Als wat wij tegen — of over — onze broeders zeggen, altijd een weerspiegeling vormt van onze liefde voor hen, dan zal het bijdragen tot de vrede in de gemeente (Johannes 15:12, 13). Onze uitspraken dienen „minzaam, gekruid met zout” te zijn (Kolossenzen 4:6). Ze dienen, om zo te zeggen, smakelijk te zijn, een beroep te doen op het hart. Jezus gaf de raad: „Hebt zout in uzelf en houdt vrede onder elkaar.” — Markus 9:50.
’Doe uw uiterste best’
21. Wat valt er ten aanzien van Gods volk duidelijk waar te nemen op hun wekelijkse vergaderingen en tijdens grote vergaderingen en congressen?
21 De psalmist schreef: „Zie! Hoe goed en hoe aangenaam is het als broeders in eenheid te zamen wonen!” (Psalm 133:1) Werkelijk, wij vinden het heerlijk om met onze broeders samen te zijn, vooral op onze wekelijkse vergaderingen en tijdens de grotere vergaderingen en congressen. Bij zulke gelegenheden is onze vrede zelfs voor buitenstaanders duidelijk.
22. (a) Welke valse vrede zullen de natiën spoedig denken te verwezenlijken, en waartoe zal het leiden? (b) Tot welke echte vrede zal Gods vredesverbond leiden?
22 Spoedig zullen de natiën denken vrede zonder Jehovah te bereiken. Maar terwijl zij zeggen „Vrede en zekerheid!”, zal een plotselinge verwoesting komen over allen die geen vrede met God hebben (1 Thessalonicenzen 5:3). Daarna zal de grote Vredevorst ertoe overgaan de mensheid te genezen van de rampzalige gevolgen van ’s mensen oorspronkelijke verlies van vrede met God (Jesaja 9:6, 7; Openbaring 22:1, 2). Dan zal Gods vredesverbond resulteren in een wereldwijde rust. Zelfs de dieren van het veld zullen een rust van vijandschap ervaren. — Psalm 37:10, 11; 72:3-7; Jesaja 11:1-9; Openbaring 21:3, 4.
23. Wat dienen wij nu te doen als de hoop op een vredige nieuwe wereld ons kostbaar is?
23 Wat een glorieuze tijd zal dat zijn! Ziet u er met verlangen naar uit? Zo ja, ’streef naar vrede met alle mensen’. Zoek nu vrede met uw broeders, en vooral met Jehovah. Ja, ’aangezien gij deze dingen verwacht, doe uw uiterste best om ten slotte door hem onbevlekt en onbesmet en in vrede bevonden te worden’. — Hebreeën 12:14; 2 Petrus 3:14.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Wat kan onze vrede met Jehovah verbreken?
◻ Wat voor misverstanden kunnen er in de gemeente opgelost moeten worden?
◻ Welke voorziening heeft Jehovah getroffen om ons te helpen vrede te zoeken en die na te streven?
◻ Welke vleselijke instellingen kunnen de vrede van de gemeente verstoren, en hoe kunnen wij ze tegengaan?
[Illustratie op blz. 22]
Vrede is overvloedig onder hen die door Jehovah onderwezen worden
[Illustratie op blz. 24]
Hoe aangenaam de vrede onder broeders die in eenheid dienen!