Vertrouw op Jehovah’s reddende arm
„O Jehovah, . . . word onze arm elke morgen, ja, onze redding in tijd van benauwdheid.” — JESAJA 33:2.
1. In welke betekenis heeft Jehovah een machtige arm?
JEHOVAH heeft een machtige arm. Uiteraard is het, aangezien ’God een Geest is’, geen arm van vlees (Johannes 4:24). In de bijbel is de arm beeldspraak voor het vermogen om kracht uit te oefenen. Zo bevrijdt God zijn volk door zijn arm. Ja, ’als een herder weidt God zijn kudde. Met zijn arm brengt hij de lammeren bijeen, en aan zijn boezem draagt hij ze’ (Jesaja 40:11; Psalm 23:1-4). Hoe veilig voelt Jehovah’s volk zich in zijn liefdevolle arm! — Vergelijk Deuteronomium 3:24.
2. Welke vragen zijn nu onze beschouwing waard?
2 Hoe heeft Jehovah’s arm vroeger en in deze tijd zijn volk gered? Welke hulp geeft God hun als gemeente? En waarom kan zijn volk in al hun benauwdheden op zijn reddende arm vertrouwen?
Gods reddende arm in actie
3. Waaraan schrijft de Schrift Israëls bevrijding uit Egypte toe?
3 Voordat God 3500 jaar geleden de Israëlieten uit Egyptische knechtschap bevrijdde, zei hij zijn profeet Mozes: „Zeg . . . tot de zonen van Israël: ’Ik ben Jehovah, en ik zal u stellig van onder de lasten der Egyptenaren uitleiden en u van hun slavernij bevrijden, en ik zal u inderdaad opeisen met een uitgestrekte arm en met zware strafgerichten’” (Exodus 6:6). God heeft, zo zei de apostel Paulus, de Israëlieten „met opgeheven arm” uit Egypte gevoerd (Handelingen 13:17). De zonen van Korach schreven de verovering van het Beloofde Land met de volgende woorden aan God toe: „Niet door hun eigen zwaard hebben zij het land in bezit genomen, en niet hun eigen arm heeft hun redding gebracht. Want het was uw rechterhand en uw arm en het licht van uw aangezicht, omdat gij een welgevallen in hen hadt.” — Psalm 44:3.
4. Hoe werd vertrouwen in Jehovah’s reddende arm beloond in de dagen van de Assyrische agressie?
4 Jehovah’s arm kwam zijn volk ook te hulp in de dagen van de Assyrische agressie. In die tijd bad de profeet Jesaja: „O Jehovah, betoon ons gunst. Op u hebben wij gehoopt. Word onze arm elke morgen, ja, onze redding in tijd van benauwdheid” (Jesaja 33:2). Dat gebed werd verhoord toen Gods engel 185.000 man in de Assyrische legerplaats doodde, waardoor koning Sanherib „met beschaamd gelaat” zijn belegering van Jeruzalem moest opgeven (2 Kronieken 32:21; Jesaja 37:33-37). Vertrouwen stellen in Jehovah’s reddende arm wordt altijd beloond.
5. Wat deed Gods machtige arm voor vervolgde christenen aan het einde van de Eerste Wereldoorlog?
5 Gods machtige arm redde vervolgde gezalfde christenen aan het einde van de Eerste Wereldoorlog. In 1918 werd het hoofdbureau van het Besturende Lichaam aangevallen door hun vijanden, en prominente broeders werden gevangengezet. Bevreesd voor de wereldlijke machten stopten de gezalfden praktisch geheel met hun getuigeniswerk. Maar zij baden om een herleving ervan en om een reiniging van de zonde van inactiviteit en de onreinheid van vrees. God reageerde door ervoor te zorgen dat de gevangenzittende broeders werden vrijgelaten en kort daarna volledig van blaam werden gezuiverd. Als gevolg van de waarheden die op hun congres in 1919 werden gepresenteerd en het uitstorten van Gods activerende geest, werden de gezalfden in een laatste vervulling van Joël 2:28-32 tot nieuw leven gebracht teneinde onbevreesd dienst voor Jehovah te verrichten. — Openbaring 11:7-12.
Hulp in de gemeente
6. Hoe weten wij dat het mogelijk is een beproevingsvolle situatie in een gemeente te verduren?
6 Terwijl God zijn organisatie in het algemeen ondersteunt, schraagt zijn arm individuele leden daarin. Natuurlijk zijn in geen enkele gemeente de omstandigheden volmaakt omdat alle mensen onvolmaakt zijn (Romeinen 5:12). Sommige dienstknechten van Jehovah kunnen dus bij tijden in een gemeente een beproevingsvolle situatie meemaken. Hoewel — om een voorbeeld te noemen — Gajus „een getrouw werk” deed door bezoekende broeders gastvrij te ontvangen, ontving Diotrefes hen niet en probeerde hij zelfs broeders die wel gastvrij waren, uit de gemeente te werpen (3 Johannes 5, 9, 10). Niettemin hielp Jehovah Gajus en anderen ermee voort te gaan gastvrijheid te betonen ter ondersteuning van de Koninkrijksprediking. Een gebedsvol op God vertrouwen moet ons kunnen helpen getrouwe werken te blijven doen terwijl wij op hem wachten tot hij een situatie die wellicht een beproeving op ons geloof is, zal corrigeren.
7. Ondanks welke omstandigheden in de gemeente in Korinthe kwamen loyale christenen daar toch hun opdracht aan God na?
7 Veronderstel dat u verbonden was met de eerste-eeuwse gemeente in Korinthe. Er was een tijd dat groepjes de eenheid ervan bedreigden en dat het tolereren van immoraliteit de geest in gevaar bracht (1 Korinthiërs 1:10, 11; 5:1-5). Gelovigen brachten hun onderlinge geschillen voor wereldse rechtbanken en sommigen ruzieden over verscheidene kwesties (1 Korinthiërs 6:1-8; 8:1-13). Afgunst, jaloezie, woede en wanorde maakten het leven moeilijk. Sommigen trokken zelfs Paulus’ autoriteit in twijfel en kleineerden zijn spreekbekwaamheid (2 Korinthiërs 10:10). Toch kwamen loyale broeders en zusters die met die gemeente verbonden waren, hun opdracht aan Jehovah in die moeilijke tijd na.
8, 9. Wat moeten wij doen als wij in een gemeente met een beproevingsvolle situatie te maken krijgen?
8 Als er een beproevingsvolle situatie ontstaat, moeten wij Gods volk trouw blijven. (Vergelijk Johannes 6:66-69.) Laten wij geduldig met elkaar zijn, in het besef dat sommigen meer tijd nodig hebben dan anderen om „de nieuwe persoonlijkheid” aan te doen en zich te bekleden met mededogen, goedheid, ootmoedigheid des geestes, zachtaardigheid en lankmoedigheid. Aangezien Gods dienstknechten ook verschillen in achtergrond, moeten wij allemaal liefde aan de dag leggen en vergevensgezind zijn. — Kolossenzen 3:10-14.
9 Na vele jaren dienst voor Jehovah zei een broeder: „Indien er voor mij iets van groot belang is geweest, is het dat ik dicht bij Jehovah’s zichtbare organisatie ben gebleven. Mijn vroege ervaringen hebben mij geleerd hoe onverstandig het is op menselijke redenaties te vertrouwen. Toen ik eenmaal tot die ontdekking was gekomen, besloot ik dicht bij de getrouwe organisatie te blijven. Hoe kan men anders Jehovah’s gunst en zegen ontvangen?” Koestert u evenzo uw voorrecht Jehovah in verbondenheid met zijn vreugdevolle volk te dienen? (Psalm 100:2) Zo ja, dan zult u zich door niets van Gods organisatie af laten trekken, noch uw verhouding laten verbreken met Degene wiens arm allen die hem liefhebben, redt.
Hulp wanneer verzoekingen ons bestoken
10. (a) Hoe helpt gebed Gods volk aan verzoeking het hoofd te bieden? (b) Welke verzekering gaf Paulus in 1 Korinthiërs 10:13?
10 Als getrouwe personen verbonden met Gods organisatie, worden wij door hem geholpen in tijden van beproeving. Hij helpt ons bijvoorbeeld onze rechtschapenheid jegens hem te bewaren wanneer wij worden bestookt door verzoeking. Natuurlijk dienen wij te bidden in overeenstemming met Jezus’ woorden: „Breng ons niet in verzoeking, maar bevrijd ons van de goddeloze”, Satan de Duivel (Mattheüs 6:9-13). In wezen vragen wij daarmee of God niet zal toelaten dat wij falen wanneer zich een verzoeking voordoet om hem ongehoorzaam te zijn. Hij verhoort ook onze gebeden om wijsheid teneinde beproevingen te overwinnen (Jakobus 1:5-8). En Jehovah’s dienstknechten kunnen zeker zijn van zijn hulp, want Paulus zei: „Geen verzoeking is over u gekomen behalve die welke mensen gemeen is. Maar God is getrouw, en hij zal niet toelaten dat gij wordt verzocht boven hetgeen gij kunt dragen, maar met de verzoeking zal hij ook voor de uitweg zorgen, opdat gij ze kunt doorstaan” (1 Korinthiërs 10:13). Wat is de bron van een dergelijke verzoeking, en hoe zorgt God voor de uitweg?
11, 12. Aan welke verzoekingen gaven de Israëlieten toe, en hoe kunnen wij voordeel trekken van hun ervaringen?
11 Verzoeking komt voort uit omstandigheden die ons ertoe kunnen brengen God ontrouw te zijn. Paulus zei: „Deze dingen . . . zijn voorbeelden geworden voor ons, opdat wij geen mensen zouden zijn die schadelijke dingen zouden begeren, zoals [de Israëlieten] die hebben begeerd. Wordt ook geen afgodendienaars, zoals sommigen van hen, gelijk er staat geschreven: ’Het volk ging zitten om te eten en te drinken, en zij stonden op om zich te vermaken.’ Laten wij ook geen hoererij beoefenen, zoals sommigen van hen hoererij hebben bedreven, met als enig resultaat dat zij vielen, drieëntwintigduizend van hen op één dag. Laten wij ook niet Jehovah op de proef stellen, zoals sommigen van hen hem op de proef hebben gesteld, met als enig resultaat dat zij omkwamen door de slangen. Zijt ook geen murmureerders, zoals sommigen van hen hebben gemurmureerd, met als enig resultaat dat zij omkwamen door de verdelger.” — 1 Korinthiërs 10:6-10.
12 De Israëlieten begeerden schadelijke dingen toen zij zwichtten voor de verzoeking zich door hebzucht en gulzigheid te laten leiden in het verzamelen en eten van de kwartels waarin God op wonderbaarlijke wijze had voorzien (Numeri 11:19, 20, 31-35). Voordien reeds waren zij afgodendienaars geworden toen Mozes’ afwezigheid de aanleiding vormde tot de verzoeking kalveraanbidding te beoefenen (Exodus 32:1-6). Duizenden kwamen om omdat zij toegaven aan verzoeking en hoererij beoefenden met Moabitische vrouwen (Numeri 25:1-9). Toen de Israëlieten toegaven aan verzoeking en murmureerden over de vernietiging van de opstandige Korach, Dathan, Abiram en hun metgezellen, stierven er 14.700 aan een door God gezonden gesel (Numeri 16:41-49). Wij kunnen ons voordeel doen met zulke ervaringen als wij ons realiseren dat geen van deze verzoekingen zo groot was dat de Israëlieten ze niet hadden kunnen weerstaan. Zij hadden dat gekund als zij geloof hadden geoefend, dankbaar waren geweest voor Gods liefdevolle zorg en waardering hadden gehad voor de juistheid van zijn Wet. Dan had Jehovah’s arm hen kunnen redden, zoals die ook ons kan redden.
13, 14. Hoe zorgt Jehovah voor de uitweg wanneer zijn dienstknechten voor verzoeking komen te staan?
13 Als christenen hebben wij te maken met verzoekingen die mensen gemeen zijn. Toch kunnen wij God getrouw blijven door te bidden of hij ons wil helpen en door ons in te spannen weerstand te bieden aan de verzoeking. God is getrouw, en hij zal geen verzoeking over ons laten komen boven wat wij kunnen dragen. Als wij loyaal zijn jegens Jehovah, zullen wij het nooit onmogelijk vinden om zijn wil te doen. Hij zorgt voor de uitweg door ons te sterken om de verzoeking te weerstaan. Wanneer wij bijvoorbeeld vervolgd worden, voelen wij misschien de verleiding om een compromis aan te gaan in de hoop te ontkomen aan marteling of dood. Maar als wij vertrouwen op Jehovah’s machtige arm, bereikt de verzoeking nooit een punt dat hij ons geloof niet kan versterken en ons niet genoeg kracht kan geven om onze rechtschapenheid te bewaren. De apostel Paulus zei erover: „Wij worden in elk opzicht bestookt, maar toch niet zo in het nauw gedreven dat wij ons niet meer kunnen bewegen; wij zijn ten einde raad, maar niet totaal zonder uitweg; wij worden vervolgd, maar niet in de steek gelaten; wij worden neergeworpen, maar niet vernietigd.” — 2 Korinthiërs 4:8, 9.
14 Jehovah schraagt zijn volk ook door zijn geest te gebruiken als een helper die in herinnering brengt en onderwijst. Zijn geest brengt ons schriftuurlijke punten in gedachten en helpt ons onderscheiden hoe wij ze moeten toepassen om de verzoeking te weerstaan (Johannes 14:26). Getrouwe dienstknechten van Jehovah begrijpen welke kwesties bij een verzoeking in het geding zijn, en worden niet misleid om de verkeerde weg te volgen. God heeft voor de uitweg gezorgd door hen in staat te stellen zelfs tot de dood te volharden zonder aan verzoeking toe te geven (Openbaring 2:10). Behalve dat Jehovah zijn dienstknechten door middel van zijn geest helpt, gebruikt hij ook zijn engelen ten behoeve van zijn organisatie. — Hebreeën 1:14.
Hulp in persoonlijke kwesties
15. Welke persoonlijke hulp kunnen wij aantreffen in Het Hooglied?
15 Degenen die met Jehovah’s organisatie verbonden zijn, worden door hem in persoonlijke kwesties geholpen. Zo zijn sommigen misschien op zoek naar een christelijke huwelijkspartner (1 Korinthiërs 7:39). Als zich daarbij een teleurstelling voordoet, kan het nuttig zijn aan Israëls koning Salomo te denken. Hij slaagde er niet in een Sulammitisch meisje als vrouw te krijgen omdat zij een nederige herder liefhad. Het verslag van de koning over deze aangelegenheid zou Het lied van Salomo’s ongelukkige liefde genoemd kunnen worden. Wij plengen wellicht wat tranen als onze eigen pogingen op het romantische vlak in een bepaald geval op niets uitlopen, maar Salomo is zijn teleurstelling te boven gekomen, en ons zal het ook lukken. Gods geest kan ons helpen zelfbeheersing en andere goddelijke hoedanigheden aan de dag te leggen. Zijn Woord helpt ons het vaak pijnlijke feit te aanvaarden dat iemand niet zo maar voor iedereen romantische liefde kan opvatten (Hooglied 2:7; 3:5). Toch laat Het Hooglied ons zien dat het misschien mogelijk is een medegelovige te vinden die veel van ons houdt. Belangrijker nog is dat dit „subliemste lied” vervuld wordt in de liefde van de Voortreffelijke Herder, Jezus Christus, voor zijn „bruid” van 144.000 gezalfde volgelingen. — Hooglied 1:1; Openbaring 14:1-4; 21:2, 9; Johannes 10:14.
16. Wat zou de door getrouwde christenen ervaren ’verdrukking in hun vlees’ kunnen omvatten?
16 Zelfs degenen die een gelovige trouwen, hebben ’verdrukking in hun vlees’ (1 Korinthiërs 7:28). Er zullen zich meer of minder ernstige zorgen voordoen ten aanzien van man en vrouw en hun kinderen (1 Korinthiërs 7:32-35). Ziekte kan lasten en spanningen veroorzaken. Vervolging of financiële tegenspoed kan het voor een christelijke vader moeilijk maken om in de levensbehoeften van zijn gezin te voorzien. Ouders en kinderen kunnen door gevangenzetting van elkaar gescheiden worden, en sommigen kunnen gemarteld en zelfs ter dood gebracht worden. Maar in al dat soort omstandigheden kunnen wij de verzoeking het geloof te verloochenen weerstaan als wij werkelijk vertrouwen op Jehovah’s reddende arm. — Psalm 145:14.
17. Het verduren van welk gezinsprobleem heeft God voor Isaäk en Rebekka mogelijk gemaakt?
17 Sommige beproevingen moeten wij wellicht heel lang verduren. Zo kan een zoon zijn godvruchtige ouders leed bezorgen door een ongelovige te trouwen. Dat gebeurde in het gezin van de patriarch Isaäk en zijn vrouw Rebekka. Hun veertigjarige zoon Esau trouwde twee Hethitische vrouwen die „een bron van bitterheid des geestes voor Isaäk en Rebekka” waren. Ja, ’Rebekka zei voortdurend tot Isaäk: „Ik heb een afschuw gekregen van mijn leven wegens de dochters van Heth. Indien Jakob [hun andere zoon] ooit een vrouw neemt uit de dochters van Heth zoals dezen uit de dochters van het land, wat heb ik dan nog aan mijn leven?”’ (Genesis 26:34, 35; 27:46) Klaarblijkelijk werd Rebekka’s rechtvaardige ziel gefolterd wegens dit aanhoudende probleem. (Vergelijk 2 Petrus 2:7, 8.) Toch schraagde Jehovah’s arm Isaäk en Rebekka en stelde hen in staat deze beproeving te verduren terwijl zij een sterke band met Hem behielden.
18. Welke persoonlijke beproeving heeft C. T. Russell met Gods hulp verduurd?
18 Het is heel bedroevend wanneer een gedoopt gezinslid het langzamer aan gaat doen in Gods dienst. (Vergelijk 2 Timotheüs 2:15.) Toch hebben sommigen zelfs het geestelijke verlies van een huwelijkspartner verduurd, zoals Charles T. Russell, de eerste president van het Wachttorengenootschap, overkwam. In 1897 verbrak zijn vrouw haar banden met het Genootschap en verliet zij hem, na bijna achttien jaar met hem gehuwd te zijn geweest. Zij diende in 1903 een verzoek tot scheiding van tafel en bed in, en deze werd in 1908 uitgesproken. Zijn droefheid was duidelijk toen hij haar kort daarop schreef: „Ik heb vurig voor je tot de Heer gebeden. . . . Ik wil je niet met mijn leed belasten, noch trachten je medegevoel op te wekken door je te schilderen wat ik voel wanneer ik van tijd tot tijd je kleren en andere voorwerpen tegenkom, die mij zo levendig voor de geest brengen hoe je vroeger was — zo vol liefde en medegevoel en hulpvaardigheid — de geest van Christus. . . . O, overweeg toch gebedsvol wat ik je zeggen wil. En wees ervan verzekerd dat mijn grootste en pijnlijkste verdriet niet is dat ik voor de rest van mijn leven alleen zal blijven, maar dat jij gevallen bent, mijn liefste, dat je voor eeuwig verloren bent, voor zover ik het kan zien.” Ondanks een dergelijke hartepijn genoot Russell tot het eind van zijn aardse leven Gods steun (Psalm 116:12-15). Jehovah steunt zijn loyale dienstknechten altijd.
Uit alle noden gered
19. Wat dienen wij te bedenken als benauwende problemen aanhouden?
19 Jehovah’s volk kent hem als „een God van reddingsdaden”, Een „die dagelijks de vracht voor ons draagt” (Psalm 68:19, 20). Laten wij daarom als opgedragen personen die met zijn aardse organisatie verbonden zijn, nooit aan wanhoop toegeven als benauwende problemen aanhouden. Bedenk dat ’God voor ons een toevlucht en sterkte is, een hulp die gemakkelijk te vinden is in benauwdheden’ (Psalm 46:1). Ons vertrouwen in hem wordt altijd beloond. „Ik heb Jehovah geraadpleegd en hij heeft mij geantwoord,” zei David, „en uit al mijn verschrikkingen heeft hij mij bevrijd. . . . Deze ellendige riep, en Jehovah zelf hoorde. En uit al zijn noden redde Hij hem.” — Psalm 34:4-6.
20. Welke vraag moet ook nog beschouwd worden?
20 Ja, onze hemelse Vader redt zijn volk uit alle noden. Hij ondersteunt zijn aardse organisatie, verschaft hulp in gemeentelijke aangelegenheden en in persoonlijke kwesties. Waarlijk, „Jehovah zal zijn volk niet verstoten” (Psalm 94:14). Maar laten wij hierna andere manieren beschouwen waarop Jehovah zijn volk individueel helpt. Hoe schraagt onze hemelse Vader zijn dienstknechten die ziek zijn, depressief, diepbedroefd vanwege verlies van geliefden of van streek wegens hun fouten? Zoals wij zullen zien, hebben wij ook in deze kwesties reden om ons op Jehovah’s machtige arm te verlaten.
Wat zou u antwoorden?
◻ Hoe heeft Jehovah’s arm in vroeger tijden redding gebracht?
◻ Hoe helpt Jehovah zijn volk nu in de gemeente?
◻ Welke hulp verschaft God in persoonlijke aangelegenheden?
◻ Wat moeten wij doen als benauwende problemen aanhouden?
[Illustratie op blz. 8, 9]
God heeft de Israëlieten „met opgeheven arm” uit Egypte gevoerd