Doe meer dan alleen maar zeggen: „Houdt u warm en goed gevoed”
„Indien . . . iemand van u tot [broeders in behoeftige omstandigheden] zegt: ’Gaat heen in vrede, houdt u warm en goed gevoed’, maar gij geeft hun niet wat zij voor hun lichaam nodig hebben, wat heeft dat voor nut? . . . Geloof, indien het geen werken heeft, [is] op zichzelf dood.” — JAKOBUS 2:15-17.
1. Hoe geraakte een broeder in Nigeria in nood?
MEN heeft uitgerekend dat Lebechi Okwaraocha vóór 1880 geboren werd. Hij is dus ruim honderd jaar oud. Hij erfde en aanbad de fetisj van zijn Nigeriaanse ouders. Toen hij de tachtig was gepasseerd, begon hij met Jehovah’s Getuigen de bijbel te bestuderen. Hij paste toe wat hij leerde en werd gedoopt. Derhalve is hij reeds zo’n dertig jaar een Getuige. Niet lang geleden bezochten ouderlingen uit zijn gemeente hem en zijn 72-jarige anglicaanse vrouw na een zeer zware stortbui. Beiden waren radeloos — de vloer van hun hut met rieten dak stond onder water en zij hadden geen familieleden die hun onderdak konden verlenen of hen konden helpen reparatiewerkzaamheden te verrichten. Wat zou u hebben gedaan als u ter plaatse was geweest? Laten wij, voordat wij erachter komen wat er gebeurde, eerst wat bijbelse raad beschouwen.
2. Waarom zijn wij erin geïnteresseerd „voortreffelijke werken” te verrichten?
2 Christus Jezus ’heeft zich voor ons gegeven om zich een volk te reinigen dat uitsluitend zijn eigendom zou zijn, ijverig voor voortreffelijke werken’ (Titus 2:14). Deze werken houden ten nauwste verband met de levenreddende Koninkrijksprediking (Markus 13:10; Openbaring 7:9, 10). De „voortreffelijke werken” die een christen verricht, omvatten echter meer dan de zo noodzakelijke prediking, want Jezus’ halfbroer Jakobus zet uiteen: „De vorm van aanbidding die van het standpunt van onze God en Vader uit bezien rein en onbesmet is, is deze: voor wezen en weduwen zorgen in hun verdrukking en zichzelf onbevlekt van de wereld bewaren.” — Jakobus 1:27.
3, 4. Wat kunnen wij uit de hoofdstukken 3-5 van 1 Timótheüs leren over „voortreffelijke werken”, en welke vragen doet dit rijzen?
3 Gemeenten in de eerste eeuw waren bij beide soorten van „voortreffelijke werken” betrokken. In 1 Timótheüs hoofdstuk 3 schreef de apostel Paulus, nadat hij de hoedanigheden van opzieners en dienaren in de bediening had uiteengezet, dat „de gemeente van de levende God . . . een pilaar en ondersteuning van de waarheid” is (1 Timótheüs 3:1-15). Hij liet zien dat christenen die bij zulke waarheidsgetrouwe leringen bleven, zowel zichzelf konden redden als degenen die naar hen luisterden (1 Timótheüs 4:16). Vervolgens besprak Paulus het ’voortreffelijke werk’ dat erin bestond op materieel gebied te zorgen voor getrouwe weduwen die „behoeftig” waren. — 1 Timótheüs 5:3-5.
4 Behalve dat wij evangelisatiewerk verrichten, moeten wij dus ook aandacht schenken aan „voortreffelijke werken” zoals ’het zorgen voor wezen en weduwen in hun verdrukking’. Wat kunnen ouderlingen en dienaren in de bediening, als degenen die „de leiding nemen”, in dit opzicht doen? (Hebreeën 13:17) Hoe kunnen anderen onder ons hen hierin bijstaan? En wat kunnen wij persoonlijk doen op het gebied van dit soort „voortreffelijke werken”?
Ouderlingen die voortreffelijke leiding geven
5. Welke regelingen trof Paulus toen er een speciale behoefte rees, en wat kan er in deze tijd mee vergeleken worden?
5 Toen er in Judéa een speciale behoefte rees, nam Paulus, die een ouderling was, de leiding in het treffen van regelingen voor een hulpverleningsdienst. Een dergelijk leiderschap voorkwam mogelijke verwarring, en goederen konden onpartijdig, naar behoefte, verdeeld worden (1 Korinthiërs 16:1-3; Handelingen 6:1, 2). Ook ouderlingen in deze tijd hebben na rampen zoals grote overstromingen, modderlawines, vloedgolven, tornado’s of aardbevingen de leiding genomen in het organiseren van hulpverleningsdiensten en aldus ’uit persoonlijk belang het oog gehouden op anderen’. — Filippenzen 2:3, 4.
6. Hoe kwamen de ouderlingen in actie toen er in Californië een ramp plaatsvond?
6 De Ontwaakt! van 8 oktober 1986 gaf een voorbeeld van een dergelijk praktisch christendom. Ouderlingen kwamen in actie toen een dijkbreuk een overstroming in Californië (VS) veroorzaakte. Deze geestelijke herders gingen snel na hoe het er met hun kudde voorstond om te zien wie er misschien vermist werden of medische verzorging, voedsel of onderdak nodig hadden. De ouderlingen coördineerden hun krachtsinspanningen met het hoofdbureau van Jehovah’s Getuigen. Een hulpverleningscomité werd in het leven geroepen en naarmate er mede-Getuigen kwamen om te helpen, werden zij in ploegen georganiseerd om reinigingswerkzaamheden te verrichten en beschadigde huizen te repareren. De ouderlingen zagen ook toe op de aanschaf en distributie van benodigdheden. Dit laat zien dat wanneer er zulke speciale noden rijzen, ’iedere discipel kan bepalen wat hij naar eigen draagkracht kan geven’ of kan doen, maar het zou verstandig zijn te rade te gaan bij de plaatselijke opzieners om aanwijzingen van hen te ontvangen. — Vergelijk Handelingen 11:27-30.
7. Op welke meer algemene behoeften dienen wij ook te reageren?
7 Hoewel u (of u nu ouderling bent of niet) af en toe misschien hulp zult kunnen bieden in een ernstige noodsituatie na een ramp, bestaan er meer algemene behoeften die net zo belangrijk kunnen zijn, namelijk die in uw eigen gemeente. Omdat deze behoeften misschien niet zo sensationeel zijn als een grote ramp, kunnen ze gemakkelijk over het hoofd gezien worden of minimale aandacht ontvangen. Maar in Jakobus 2:15-17 gaat het feitelijk juist over plaatselijke behoeften. Ja, of uw ’geloof werken heeft of op zichzelf dood is’, zal vooral in uw gemeente moeten blijken.
8. Hoe kunnen opzieners blijk geven van wijsheid wanneer zij aandacht schenken aan de behoeften in de gemeente?
8 Ouderlingen die de leiding nemen, moeten ernaar streven „wijs en verstandig” te zijn (Jakobus 3:13). Door wijsheid kunnen zij de kudde beschermen tegen bedriegers die van broeder tot broeder (of van gemeente tot gemeente) gaan om geld te lenen of die verhalen verzinnen om „geholpen te worden”. Het is wijsheid van de zijde van ouderlingen zich niet welwillend te betonen ten aanzien van luiheid, want de bijbelse regel is: „Als iemand niet wil werken, laat hij dan ook niet eten” (2 Thessalonicenzen 3:10-15). Zij willen echter ook niet ’de deur van hun gevoelens van teder mededogen sluiten’ en evenmin willen zij hun broeders daartoe aanmoedigen (1 Johannes 3:17). Nog een reden waarom zij wijsheid aan de dag moeten leggen, is dat de bijbel ons geen eindeloze regels geeft met betrekking tot de zorg voor de behoeftigen en de ellendigen. Situaties zijn in elk tijdperk weer anders en verschillen van plaats tot plaats.
9. (a) Hoe werd er in de eerste eeuw zorg gedragen voor christelijke weduwen die het verdienden geholpen te worden? (b) Met welke vorm van hulp kunnen zulke weduwen in deze tijd gebaat zijn?
9 In 1 Timótheüs 5:3-10 sprak Paulus bijvoorbeeld over weduwen die ’behoeftig waren achtergelaten’ en het verdienden geholpen te worden. Hun gelovige familieleden droegen in de eerste plaats de verantwoordelijkheid om hen te helpen; indien de familieleden die plicht veronachtzaamden, kon dat hun goede reputatie bij God schaden. Doch indien een behoeftige weduwe die het verdiende geholpen te worden, niet op deze manier aan hulp kon komen, konden de ouderlingen regelingen treffen voor wat materiële hulp uit de gemeente. Ook in deze tijd hebben enkele gemeenten hulp geboden aan speciaal behoeftige personen in hun midden. In de meeste landen bestaan nu echter door belastinggelden ondersteunde voorzieningen voor de bejaarden en zieken of voor degenen die wel willen werken maar geen werk kunnen vinden. Doch christelijke ouderlingen zullen misschien op een andere manier hulp kunnen bieden. Sommigen die werkelijk in behoeftige omstandigheden verkeren en die alleszins in aanmerking komen voor sociale voorzieningen, ontvangen die niet omdat zij niet weten hoe zij ze moeten aanvragen of te verlegen zijn om erom te vragen. Derhalve kunnen ouderlingen inlichtingen inwinnen bij regeringsinstanties of contact leggen met Getuigen die ervaring hebben op dit terrein. Zij kunnen er vervolgens wellicht regelingen voor treffen dat een bekwame broeder of zuster de behoeftige persoon helpt profijt te trekken van de beschikbare voorzieningen. — Romeinen 13:1, 4.
Praktische hulp organiseren
10. Waaraan dienen ouderlingen aandacht te schenken bij het weiden van de kudde?
10 Waakzame opzieners zijn vaak de mannen die ervoor zorgen dat personen die in kommervolle en behoeftige omstandigheden verkeren, hulp ontvangen van liefdevolle broeders en zusters. De ouderlingen dienen bij het weiden van de kudde attent te zijn op de geestelijke en fysieke behoeften van allen. Het is te begrijpen dat ouderlingen zich voornamelijk wijden „aan gebed en aan de bediening van het woord” (Handelingen 6:4). Zij zullen het derhalve zo trachten te regelen dat leden van de kudde die bedlegerig zijn of in een ziekenhuis zijn opgenomen, geestelijk gevoed worden. Het kan zijn dat de ouderlingen de vergaderingen op bandjes laten opnemen ten behoeve van degenen die niet aanwezig kunnen zijn. Ouderlingen en dienaren in de bediening die elk op hun beurt de bandjes bij de zieken brengen, hebben bemerkt dat hun bezoeken hen in staat stellen andere geestelijke gaven mee te delen (Romeinen 1:11, 12). Terzelfder tijd kunnen zij nagaan waaraan op dat moment behoefte bestaat.
11. Licht toe hoe er voor een zuster die het moeilijk heeft, hulp kan worden geregeld.
11 Misschien bemerken zij dat een gehandicapte of bejaarde zuster af en toe naar de Koninkrijkszaal zou kunnen komen of een kort poosje aan de velddienst zou kunnen deelnemen indien een zuster haar zou helpen zich te wassen en aan te kleden. (Vergelijk Psalm 23:1, 2, 5.) De opzieners zouden zelfs een broeder uit hun eigen midden kunnen aanwijzen om de regelingen hiervoor te treffen. Zij zouden de gemeente ook kunnen vragen of er vrijwilligers zijn die zo’n in moeilijke omstandigheden verkerende persoon naar en van de Koninkrijkszaal willen vergezellen of in hun auto willen laten meerijden. Wanneer hiervoor een schema opgesteld zou worden, zou alles nog ordelijker gaan.
12. Hoe kunnen anderen met opzieners samenwerken bij het helpen van zieken of bejaarden?
12 Ouderlingen merken misschien andere situaties op waarin hulp kan worden geboden of in verband waarmee liefdevolle regelingen getroffen kunnen worden. Een bejaarde of zieke zuster kan bijvoorbeeld niet meer zo voor haar huis zorgen als vroeger. Kunnen enkele dienaren in de bediening en anderen haar een handje helpen? Wanneer zij het gras maaien of de heg bijsnoeien, voelt zij zich misschien zelfs beter daar zij weet dat het huis nu geen schande is voor de buurt. Moet er onkruid worden gewied of gesproeid worden? Zou een zuster die boodschappen gaat doen bereid zijn even contact met haar op te nemen om dan de noodzakelijke boodschappen voor haar mee te brengen? Houd in gedachte dat de apostelen belangstelling hadden voor zulke praktische aspecten, en zij zorgden dat er hulp geboden werd door bekwame personen in de gemeente. — Handelingen 6:1-6.
13. Wat was het gevolg van de hulp die de ouderlingen aan de eerder genoemde Nigeriaanse broeder boden?
13 De eerder genoemde ouderlingen die tijdens een herderlijk bezoek Lebechi Okwaraocha en zijn vrouw in een droevige situatie aantroffen, gaven van zo’n christelijke zorgzaamheid blijk. Het lichaam van ouderlingen maakte snel werk van de kwestie en liet de gemeente weten wat zij in gedachten hadden — het huis herbouwen. Verscheidene broeders en zusters schonken materialen en hadden bereidwillig een aandeel aan het project. In een week tijd bouwden zij een stevig huisje met een metalen dak. Het verslag uit Nigeria zegt hierover:
„De dorpelingen waren verrast en kwamen spontaan met voedsel en drank aandragen voor de broeders en zusters die vele uren achtereen werkten om het karwei vóór de volgende stortbui te klaren. Vele dorpelingen klaagden over andere religieuze groeperingen die, zoals zij zeiden, de mensen plunderen in plaats van de armen te helpen. Deze gebeurtenis was het gesprek van de dag in de gemeenschap. De dorpelingen zijn zeer ontvankelijk geworden voor de waarheid en er zijn vele huisbijbelstudies opgericht.”
Uw aandeel aan deze „voortreffelijke werken”
14. Hoe dienen wij het doen van „voortreffelijke werken” voor onze broeders te bezien?
14 Natuurlijk kunnen wij vaak op persoonlijke basis en rechtstreeks reageren op de noden van de bejaarden, de zieken, degenen die in een ziekenhuis zijn opgenomen of personen in onze omgeving die het anderszins moeilijk hebben. Indien wij een manier zien om te tonen dat wij ware christenen zijn, waarom zouden wij dat dan niet doen en proberen te helpen? (Handelingen 9:36-39) Wij worden hier niet toe gebracht doordat anderen druk op ons uitoefenen. Onze beweegreden is christelijke liefde. Van primair belang voor het geven van welke praktische hulp maar ook is echte belangstelling en werkelijk mededogen van onze zijde. Natuurlijk kan niemand van ons de klok terugzetten voor de bejaarden, ziekten genezen door wonderen te verrichten of ervoor zorgen dat iedereen in de gemeente het even goed heeft. Maar wij dienen beslist van een zorgzame en vrijgevige geest blijk te geven. Wanneer wij die geest hebben en dienovereenkomstig handelen, zal dit de band van liefde tussen ons en degenen die wij helpen, versterken. Zo’n hechte band ontstond tussen Paulus en Onésimus, een betrekkelijk nieuwe christen die ’Paulus in zijn gevangenisboeien diende’. — Filémon 10-13; Kolossenzen 3:12-14; 4:10, 11.
15. Hoe zouden wij hulp kunnen verlenen aan enkelen die werkelijk behoeftig zijn en die hulp verdienen?
15 Soms kunnen wij op een materiële behoefte reageren met een vriendelijke gift, of wij die nu anoniem sturen of iemand stilletjes wat in de handen stoppen. Is een broeder zijn baan kwijtgeraakt en heeft hij geen andere kunnen vinden? Staat een zuster voor onverwachte dokterskosten; heeft zij een ongeluk gehad of is zij beroofd? Dergelijke situaties kunnen in onze omgeving rijzen. Wanneer wij „gaven van barmhartigheid” schenken, zal onze Vader, die in het verborgene toeziet, dit met welgevallen opmerken (Matthéüs 6:1-4). Of in plaats van geld te geven, kunnen wij misschien, net als Job, kleren verschaffen voor de armen en levensmiddelen of thuis bereide maaltijden voor de weduwe of voor vaderlozen. — Job 6:14; 29:12-16; 31:16-22.
16. Op welke andere praktische manier kan er soms hulp worden gegeven? Licht dit toe.
16 Uw ervaring of uw contacten kunnen een bron van praktische hulp gaan vormen. Een broeder vroeg broeder W——— om een lening. Zijn vriendelijke antwoord luidde: ’Waarom denk je dat ik over wat extra geld zou beschikken dat ik aan jou kan lenen?’ Het antwoord luidde: ’Omdat jij je geld beter beheert.’ Blijk gevend van onderscheidingsvermogen deed broeder W———, die vaak geld had geleend aan personen die in moeilijke omstandigheden verkeerden, de volgende suggestie: ’Wat je misschien werkelijk nodig hebt, is wat hulp om te leren beter met je geld om te springen, en ik zal je daarin graag bijstaan als je mijn hulp wilt aannemen.’ Een dergelijke hulp wordt speciaal gewaardeerd door broeders die hun levensstandaard aan nieuwe omstandigheden moeten aanpassen of die bereid zijn hard te werken, zelfs als het werk betreft dat niet zo hoog wordt aangeslagen. Indien een lening werkelijk nodig is, zou het natuurlijk goed zijn de transactie in een ondertekende verklaring vast te leggen zodat er later geen problemen rijzen. Toch zouden vele broeders die niet graag geld van anderen lenen, het zeer op prijs stellen persoonlijke hulp te ontvangen doordat anderen hun raad geven of hen in hun ervaring laten delen (Romeinen 13:8). Dit wordt geïllustreerd door een ervaring uit West-Afrika waarbij Emmanuel betrokken is:
Ofschoon Emmanuel een bekwame kapper was, had hij weinig klanten, en hij was ontmoedigd over zijn onvermogen om in zijn levensonderhoud te voorzien. Toen vroeg een waakzame ouderling in de gemeente aan Emmanuel of hij zou willen overwegen ander werk te doen. Zijn antwoord was bevestigend, want hij was niet van plan beroepstrots een barrière te laten zijn. De ouderling sprak met collega’s en wist voor Emmanuel een baan te vinden als ziekenverzorger in een ziekenhuis. Hij doet het heel goed in dit werk en heeft anderen in de gemeente kunnen helpen.
17. Hoe zou u een broeder die zich in het ziekenhuis bevindt, kunnen helpen? (Psalm 41:1-3)
17 Wanneer een medechristen zich in een ziekenhuis of een verpleeginrichting bevindt, zijn er speciale gelegenheden om te helpen. Weer komt het neer op oprechte belangstelling en bezorgdheid. U kunt hier wellicht blijk van geven door uw bereidheid de patiënt opbouwende christelijke lectuur voor te lezen of aanmoedigende ervaringen te vertellen. Zijn er echter ook fysieke behoeften die u kunt helpen lenigen? In sommige streken zijn de medische faciliteiten zo overbelast dat een patiënt niet gewassen of gevoed wordt tenzij een bezoeker dit doet. Indien de artsen toestemming geven, kunt u hem daarom wellicht een voedzame maaltijd brengen of hem helpen zijn haar te wassen of zich te baden. Zou hij een warme kamerjas of pantoffels op prijs stellen? (2 Timótheüs 4:13) Of zou u kunnen aanbieden de een of andere aangelegenheid te behartigen die de patiënt zorgen baart? Misschien maakt hij zich er zorgen over hoe hij zijn geld van de bank of giro moet krijgen en hoe zijn energierekeningen op tijd betaald moeten worden. Het kan al een hele hulp zijn zelfs maar een paar eenvoudige dingen voor hem te doen, zoals ervoor te zorgen dat zijn post zich thuis niet opstapelt, dat de plantjes water krijgen of dat de gaskraan dicht is.
18. Wat bent u vastbesloten te doen met betrekking tot broeders of zusters die in moeilijke omstandigheden verkeren?
18 Ongetwijfeld kan een ieder van ons manieren vinden waarop wij ons kunnen verbeteren door meer te doen dan alleen maar zeggen: „Houdt u warm en goed gevoed” (Jakobus 2:16). Denk aan de broeders en zusters in uw gemeente. Verkeren sommige getrouwen werkelijk in behoeftige materiële omstandigheden, zijn zij ziek, gehandicapt of bedlegerig? Wat kunt u in praktisch opzicht doen om deze geliefde gemeenteleden voor wie Christus gestorven is te helpen? Wanneer u deze houding bezit, zal dit u helpen beter voorbereid te zijn om snel te reageren wanneer er moeilijkheden rijzen.
19. (a) Waarom is evenwicht op dit terrein zo belangrijk? (b) Waarmee kunnen wij anderen het meeste goeddoen, en waarom is dit zo? (Psalm 72:4, 16)
19 Door ons erop toe te leggen onze broeders en zusters te helpen, zullen wij bewijzen dat ons geloof niet dood is. Datzelfde geloof zet ons ertoe aan hard te werken in de christelijke prediking. Wij moeten het helpen van anderen op materieel gebied en geregelde deelname aan het christelijke evangelisatiewerk met elkaar in evenwicht houden. (Vergelijk Matthéüs 15:3-9; 23:23.) Jezus’ raad aan Martha en Maria weerspiegelt dit evenwicht. Hij zei dat indien iemand materiële benodigdheden zou afwegen tegen geestelijk voedsel, het laatste „het goede deel” is, dat niet weggenomen zal worden (Lukas 10:39-42). De zieken en de armen zullen er in dit samenstel van dingen altijd zijn. Wij kunnen en wij moeten goede dingen voor hen doen (Markus 14:7). Maar het voortreffelijkste dat wij kunnen doen en dat de meest duurzame resultaten afwerpt, is anderen omtrent Gods koninkrijk te onderwijzen. Daarop concentreerde Jezus zich (Lukas 4:16-19). Door Gods koninkrijk kunnen de armen, de zieken en de gekwelden blijvende verlichting ontvangen. Wat een vreugde is het onze broeders en zusters en anderen te helpen hun hoop op God te stellen en ’het werkelijke leven stevig vast te grijpen’. — 1 Timótheüs 6:17-19.
Herinnert u zich dit?
◻ Wat zijn de belangrijkste „voortreffelijke werken” die de christelijke gemeente moet verrichten?
◻ Hoe kunnen plaatselijke ouderlingen evenwichtige aandacht schenken aan „voortreffelijke werken” in verband met de materiële omstandigheden van hun broeders?
◻ Welke praktische stappen kunnen door de ouderlingen gedaan worden?
◻ Welke praktische dingen zou u kunnen doen om uw broeders of zusters die in behoeftige omstandigheden verkeren te helpen?
[Kader op blz. 17]
De gemeente bekommerde zich om hen
Een echtpaar dat naar een kleine gemeente op het platteland was verhuisd, zond ons het volgende tot nadenken stemmende verslag:
’Drie jaar geleden verkochten mijn vrouw en ik ons huis en verhuisden naar een verre gemeente die hulp van rijpe christenen nodig had omdat er wat problemen waren geweest. Weldra droeg ik de verantwoordelijkheid voor vier verschillende taken. Wij hielden van de broeders en zusters en wilden graag met hen samenwerken. In de loop van de maanden verbeterde de geest in de gemeente en kwamen er twee voortreffelijke ouderlingen van elders bij.
Mijn vrouw kreeg last met haar gezondheid en vorig jaar moest zij een ernstige operatie ondergaan. De dag dat zij naar het ziekenhuis ging, werd ik geveld door hepatitis. Twee maanden later werd ik ten gevolge van de bijzonder slechte economische situatie in dat gebied ontslagen. Wij zaten op zwart zaad, ik was werkloos en wij beiden waren nog herstellende. Ik was gedeprimeerd, want het districtscongres naderde en ik had een aandeel aan het programma. Ik had ook een toewijzing voor de kringvergadering die over enkele weken gehouden zou worden. Maar ik had geen idee hoe ik daar zonder geld moest komen of zelfs maar voor mijn gezin zou kunnen zorgen. Op een ochtend ging mijn vrouw in de velddienst en ik ging onze situatie zitten overdenken.
Terwijl ik uit het raam keek, vroeg ik mij af: Waar is mijn vertrouwen in Jehovah gebleven? Ik had tegen mijn vrouw gezegd dat zij zich geen zorgen moest maken, maar nu begon ik te twijfelen. Toen legde ik mijn „kleingelovigheid” aan Jehovah voor en smeekte hem mij te helpen. Terwijl ik mijn gebed beëindigde, klopte er een broeder op de deur. Hij wilde dat ik een kopje koffie met hem ging drinken. Ik legde uit dat ik dat beter niet kon doen, want ik moest mij voorbereiden op een aandeel voor de vergadering van die avond. Maar hij bleef aandringen en zei dat het maar heel even zou duren. En dus gingen wij. Een half uur later kwamen wij terug, en toen ik uit zijn auto stapte, voelde ik mij een stuk opgeknapt.
Toen ik het huis binnenkwam, zag ik dat het aanrecht in de keuken vol lag met boodschappen. Ik dacht dat mijn vrouw die wel gehaald zou hebben. „Maar wacht eens, dat kon toch niet, want we hadden immers geen geld?” Toen viel mijn oog op een envelop. Buitenop stond:
„Van je broeders en zusters, die heel veel van jullie houden. Doe hiervan niets in de bijdragenbus. Daar is namens jullie al voor gezorgd.”
Ik kon mijn tranen niet inhouden. Ik dacht aan mijn „kleingelovigheid” en dat maakte mij nog harder aan het huilen. Toen kwam mijn vrouw thuis. Ik wees alleen maar naar het voedsel en de andere geschenken. Ook zij barstte in snikken uit, evenals de twee zusters die met haar meegekomen waren. Wij probeerden uit te leggen dat wij niet zoveel konden aannemen, maar de zusters vertelden ons dat niemand wist wie wat gegeven had. De hele gemeente had meegedaan, en graag ook, omdat zij van mening waren dat wij hun hadden geleerd hoe je aan anderen moest geven. Dat leidde tot nog meer tranen!’
Later, toen de broeder dit verslag schreef, had hij alweer wat werk. Hij en zijn vrouw stonden in de hulppioniersdienst.
[Kader op blz. 18]
Bewijzen van christelijke liefde
Een gemeente van Jehovah’s Getuigen in het westen van de Verenigde Staten werd geconfronteerd met een unieke situatie die hun de gelegenheid bood de in de Schrift aanbevolen christelijke liefde aan de dag te leggen. In hun gebied opende de overheid een verzorgingscentrum voor ernstig gehandicapte slachtoffers van spastische verlamming. Een van de eerste bewoners van het centrum was de 25-jarige Gary, die thuis niet langer verzorgd kon worden. De ziekte had zijn beide armen en benen verlamd en ook zijn spraakvermogen aangetast.
Gary was al zeven jaar een gedoopte Getuige. Toen hij zich eenmaal in het centrum bevond, wilde hij de vergaderingen van de plaatselijke gemeente bezoeken. Zijn ouders woonden niet ver weg en een tijdlang brachten zij hem. Maar met het oog op de leeftijd van zijn ouders, begonnen andere broeders hulp te bieden. Een van hen had een bestelwagen. En dus maakten hij, zijn vrouw en hun twee dochters zich drie kwartier vóór de vergadering klaar en gingen van huis om Gary op te halen. Na afloop brachten zij hem dan terug naar het centrum, zodat zij behoorlijk laat thuiskwamen.
Maar in het centrum kwam er langzamerhand iets op gang. Andere slachtoffers van spastische verlamming legden belangstelling voor de bijbelse waarheid aan de dag. Al snel aanvaardden twee van hen een bijbelstudie. Later toonden ook anderen belangstelling. Hoe konden zij allen naar de vergaderingen worden gebracht? Een ander gezin in de gemeente kocht een bestelwagen, en een bedrijf dat eigendom was van plaatselijke broeders stelde een derde bestelwagen beschikbaar. Toch waren deze voertuigen soms onvoldoende of ongeschikt. Zou de gemeente meer kunnen doen?
De ouderlingen bespraken de kwestie en stelden vervolgens voor een bestelwagen aan te schaffen uitsluitend voor het vervoer van de gehandicapten naar en van de vergaderingen. De gemeenteleden stemden hiermee in en tastten gewillig diep in hun beurs. Sommige Getuigen uit naburige gemeenten hoorden van de onderneming en schonken eveneens een bijdrage. Er werd een bestelwagen aangeschaft en aangepast zodat er rolstoelen in vervoerd konden worden.
Nu is elke maand een andere gemeenteboekstudiegroep aan de beurt om de bestelwagen naar plaatselijke en grote regionale vergaderingen te rijden. Vijf bewoners van het centrum voor spastisch verlamden wonen geregeld de vergaderingen bij en vier van hen zijn thans gedoopte Getuigen. Zij koesteren zich in de liefde van de vele broeders en zusters die zij hebben leren kennen en die ondervinden hoeveel geluk het schenkt hulp te bieden. Hoe? Door tijdens de vergaderingen de liederenbundel voor hen vast te houden en schriftplaatsen op te zoeken. Op kringvergaderingen en districtscongressen helpen zij zelfs degenen die niet zonder hulp zelf kunnen eten en zorgen ook in andere opzichten voor hen. Dit heeft geleid tot een wederzijdse genegenheid die werkelijk hartverwarmend is. En hoe staat het met Gary? Hij is nu dienaar in de bediening in deze gemeente, die zoveel bewijzen van haar liefde heeft gegeven. — Handelingen 20:35.