-
JakobusInzicht in de Schrift, Deel 1
-
-
4. Zoon van Jozef en Maria, en halfbroer van Jezus (Mr 6:3; Ga 1:19). Hoewel geen apostel, was deze Jakobus kennelijk een opziener van de christelijke gemeente in Jeruzalem (Han 12:17) en ook degene die het bijbelboek schreef dat zijn naam draagt (Jak 1:1). Het kan zijn dat hij na Jezus de oudste was, aangezien hij als eerste wordt genoemd van de vier zonen die Jozef bij Maria had: Jakobus, Jozef, Simon en Judas (Mt 13:55; zie BROEDER, BROER). Paulus geeft in zijn omstreeks 55 G.T. geschreven brief aan de Korinthiërs te kennen dat Jakobus getrouwd was. — 1Kor 9:5.
-
-
JakobusInzicht in de Schrift, Deel 1
-
-
Dat het deze ’broer van Jezus’ was die het boek Jakobus heeft geschreven, en niet een van de apostelen met dezelfde naam (hetzij de zoon van Zebedeüs of de zoon van Alfeüs), schijnt in de aanhef van zijn brief te kennen gegeven te worden. Daar maakt de schrijver zich bekend als „een slaaf van God en van de Heer Jezus Christus” in plaats van als een apostel. Op overeenkomstige wijze identificeerde ook zijn broer Judas zich als „een slaaf van Jezus Christus, maar een broer van Jakobus” (Jak 1:1; Ju 1). Beide broers waren zo nederig zich niet te identificeren als vleselijke broers van de Heer Jezus Christus.
-
-
Jakobus, De brief vanInzicht in de Schrift, Deel 1
-
-
Het bewijsmateriaal wijst veeleer in de richting van Jakobus, de halfbroer van Jezus Christus, aan wie de uit de dood opgewekte Christus kennelijk speciaal verschenen was en die onder de discipelen een vooraanstaande plaats innam (Mt 13:55; Han 21:15-25; 1Kor 15:7; Ga 2:9). De schrijver van de brief van Jakobus identificeert zich als „een slaaf van God en van de Heer Jezus Christus”, ongeveer net zoals Judas dit deed, die zich in de inleiding van zijn brief „een slaaf van Jezus Christus, maar een broer van Jakobus” noemt (Jak 1:1; Ju 1). Bovendien bevat de aanhef van Jakobus’ brief ook de uitdrukking „Gegroet!”, net als de brief over de besnijdenis, die aan de gemeenten werd gezonden. In dit laatste geval was het blijkbaar Jezus’ halfbroer Jakobus die tijdens de vergadering van „de apostelen en de oudere mannen” in Jeruzalem als een belangrijke spreker optrad. — Han 15:13, 22, 23.
-
-
Jakobus, De brief vanInzicht in de Schrift, Deel 1
-
-
Aan wie geschreven. Jakobus schreef de brief aan „de twaalf stammen die overal verstrooid zijn [lett.: „degenen in de verstrooiing”, vtn.]” (Jak 1:1). Hij richt zich hier tot zijn geestelijke „broeders”, tot hen die vasthouden aan „het geloof van onze Heer Jezus Christus”, in de eerste plaats tot hen die buiten Palestina wonen (1:2; 2:1, 7; 5:7). Jakobus baseert zijn argumentatie voor een groot deel op de Hebreeuwse Geschriften, maar dit bewijst niet dat zijn brief uitsluitend voor joodse christenen bedoeld was, evenmin als thans iemands bekendheid met de Hebreeuwse Geschriften zou bewijzen dat hij van joodse afkomst is. Dat Jakobus over Abraham als „onze vader” spreekt (2:21), is in overeenstemming met Paulus’ woorden in Galaten 3:28, 29, waar hij aantoont dat het behoren tot het ware zaad van Abraham niet afhangt van de vraag of men een jood of een Griek is. „De twaalf stammen” waaraan de brief gericht is, moeten derhalve het geestelijke „Israël Gods” zijn. — Ga 6:15, 16.
-