Betoon anderen eer
„Neemt de leiding in het betonen van eer aan elkaar.” — ROMEINEN 12:10.
1, 2. (a) Wat moeten wij tot een gewoonte maken om onze ootmoedigheid des geestes te tonen? (b) Hoe gebruikt de bijbel vaak het woord „eer”, en wie vinden het gemakkelijker eer te betonen?
ONS voorgaande artikel beklemtoonde de raad uit Gods Woord: „Omgordt u allen . . . met ootmoedigheid des geestes jegens elkaar, want God weerstaat de hoogmoedigen, maar hij geeft onverdiende goedheid aan de nederigen” (1 Petrus 5:5). Eén manier waarop wij ons met ootmoedigheid des geestes kunnen omgorden, is dat wij het tot een gewoonte maken anderen eer te betonen.
2 Het woord „eer” wordt vaak in de bijbel gebruikt ter aanduiding van het respect, de achting en de consideratie die wij anderen dienen te betonen. Wij eren anderen door vriendelijk jegens hen te zijn, hun waardigheid te respecteren, naar hun zienswijze te luisteren, bereid te zijn aan tot ons gerichte redelijke verzoeken te voldoen. Zij die ootmoedig van geest zijn, zullen dit gewoonlijk niet moeilijk vinden. Maar zij die trots van hart zijn, vinden het misschien moeilijk oprechte eer te betonen en proberen misschien door onoprechte vleierij naar gunsten en voordelen te dingen.
Jehovah eert mensen
3, 4. Hoe betoonde Jehovah Abraham eer, en waarom?
3 Jehovah zelf geeft het voorbeeld in het betonen van eer. Hij schiep mensen met een vrije wil en behandelt hen niet als louter robots (1 Petrus 2:16). Toen hij bijvoorbeeld Abraham vertelde dat Sodom wegens zijn grove goddeloosheid verwoest zou worden, vroeg Abraham: „Zult gij werkelijk de rechtvaardige met de goddeloze wegvagen? Veronderstel dat er vijftig rechtvaardigen in het midden van de stad zijn. Zult gij hen dan wegvagen en de plaats geen vergiffenis schenken ter wille van de vijftig rechtvaardigen die erin zijn?” Jehovah antwoordde dat hij de stad ter wille van 50 rechtvaardigen zou sparen. Vervolgens bleef Abraham nederig pleiten. Maar stel nu eens dat het slechts ging om 45? 40? 30? 20? 10? Jehovah verzekerde Abraham dat hij Sodom niet zou verwoesten als er slechts 10 rechtvaardigen werden gevonden. — Genesis 18:20-33.
4 Jehovah wist dat er geen tien rechtvaardigen in Sodom waren en toch eerde hij Abraham door naar zijn zienswijze te luisteren en hem met respect te bejegenen. Waarom? Omdat Abraham „geloof in Jehovah [stelde]; voorts rekende hij het hem als rechtvaardigheid toe”. Abraham werd „Jehovah’s vriend” genoemd (Genesis 15:6; Jakobus 2:23). Bovendien zag Jehovah dat Abraham anderen eerde. Toen er tussen zijn herders en die van zijn neef Lot een geschil om gebied rees, eerde Abraham Lot door hem te vertellen dat hij als eerste mocht kiezen naar welk gebied hij wilde trekken. Lot koos wat hij als het meest uitgelezen land beschouwde en Abraham trok ergens anders heen. — Genesis 13:5-11.
5. Hoe eerde Jehovah Lot?
5 Jehovah eerde eveneens de rechtvaardige Lot. Voordat Sodom werd verwoest, gebood hij Lot naar een bergachtig gebied te vluchten. Maar Lot zei dat hij daar niet heen wilde; hij gaf de voorkeur aan het nabijgelegen Zoar, hoewel die stad in het gebied lag dat verwoest zou worden. Jehovah zei tot Lot: „Zie, ook hierin betoon ik u werkelijk consideratie, door de stad waarvan gij gesproken hebt, niet ondersteboven te keren.” Jehovah betoonde de getrouwe Lot eer door te doen wat hij vroeg. — Genesis 19:15-22; 2 Petrus 2:6-9.
6. Hoe eerde Jehovah Mozes?
6 Toen Jehovah Mozes naar Egypte terugzond om Zijn volk uit slavernij te voeren en Farao te sommeren Zijn volk te laten gaan, antwoordde Mozes: „Neem mij niet kwalijk, Jehovah, maar ik ben geen vlotte spreker.” Jehovah verzekerde Mozes: „Ikzelf zal bewijzen met uw mond te zijn en ik zal u stellig leren wat gij dient te zeggen.” Maar Mozes aarzelde nog steeds. Daarop stelde Jehovah Mozes gerust en trof regelingen om zijn broer, Aäron, met hem mee te sturen als woordvoerder. — Exodus 4:10-16.
7. Waarom was Jehovah bereid anderen te eren?
7 In al die gevallen toonde Jehovah zich bereid om anderen te eren, vooral degenen die hem dienden. Hoewel datgene waar zij om vroegen misschien verschilde met wat Jehovah oorspronkelijk bedoelde, beschouwde hij hun verzoeken en hield er rekening mee zolang deze geen inbreuk maakten op zijn voornemen.
Jezus eerde anderen
8. Hoe eerde Jezus een vrouw die erg ziek was?
8 Jezus volgde Jehovah na in het eren van anderen. Eens bevond zich in een mensenmenigte een vrouw die reeds twaalf jaar aan een bloedvloeiing leed. Artsen hadden haar niet kunnen genezen. Onder de Mozaïsche wet werd zij als ceremonieel onrein beschouwd en had daar niet mogen zijn. Zij kwam achter Jezus, raakte zijn kleed aan en werd genezen. Jezus hechtte niet aan technische details van de Wet en gaf haar geen uitbrander voor wat zij had gedaan. Aangezien hij de omstandigheden kende, eerde hij haar veeleer door te zeggen: „Dochter, uw geloof heeft u beter gemaakt. Ga in vrede en wees genezen van uw ernstige ziekte.” — Markus 5:25-34; Leviticus 15:25-27.
9. Hoe eerde Jezus een heidense vrouw?
9 Een andere keer zei een Fenicische vrouw tot Jezus: „Wees mij barmhartig, Heer, Zoon van David. Mijn dochter is vreselijk door een demon bezeten.” Omdat Jezus wist dat hij tot de natie Israël en niet naar de heidenen was gezonden, zei hij: „Het is niet juist het brood van de kinderen [van Israël] te nemen en het hondjes [heidenen] voor te werpen.” De vrouw antwoordde: „Maar de hondjes eten toch ook van de kruimels die van de tafel van hun meesters vallen.” Vervolgens zei Jezus: „O vrouw, groot is uw geloof; u geschiede gelijk gij wenst.” Haar dochter werd genezen. Jezus eerde deze heidense vrouw vanwege haar geloof. Zelfs dat hij de uitdrukking „hondjes” in plaats van wilde honden gebruikte, verzachtte de kwestie en toonde zijn mededogen. — Mattheüs 15:21-28.
10. Welke krachtige les leerde Jezus zijn discipelen, en waarom was het nodig?
10 Jezus bleef zijn discipelen onderwijzen over de noodzaak ootmoedig van geest te zijn en anderen te eren, aangezien zij nog steeds het „ik eerst”-probleem hadden. Toen zij eens een woordentwist hadden gehad, vroeg Jezus: „Waarover hebt gij onderweg geargumenteerd?” Zij bleven zwijgen, want „zij hadden er . . . met elkaar over geargumenteerd wie groter was” (Markus 9:33, 34). Zelfs de avond voordat Jezus stierf, „ontstond [er] . . . ook een heftig twistgesprek onder hen over de vraag wie van hen de grootste scheen te zijn” (Lukas 22:24). Tijdens het paschamaal „deed [Jezus derhalve] water in een kom en begon de voeten van de discipelen te wassen”. Wat een krachtige les! Jezus was de Zoon van God, op Jehovah na de grootste persoon in het hele universum. Toch leerde hij zijn discipelen een eervolle les door hun voeten te wassen. Hij zei: „Ik heb u het voorbeeld gegeven, opdat ook gij zoudt doen zoals ik u heb gedaan.” — Johannes 13:5-15.
Paulus betoonde eer
11, 12. Wat leerde Paulus nadat hij een christen werd, en hoe paste hij die les in verband met Filemon toe?
11 Als een navolger van Christus betoonde de apostel Paulus anderen eer (1 Korinthiërs 11:1). Hij zei: „Ook hebben wij geen heerlijkheid van mensen gezocht . . . Integendeel, wij zijn in uw midden vriendelijk geworden, zoals wanneer een zogende moeder haar eigen kinderen koestert” (1 Thessalonicenzen 2:6, 7). Een zogende moeder zorgt voor haar kleintjes. Nadat Paulus een christen werd, leerde hij ootmoedig van geest te zijn en betoonde zijn medechristenen eer door hen met zachtheid te behandelen. Door dit te doen, respecteerde hij ook hun vrije wil, zoals te kennen werd gegeven door een gebeurtenis die plaatsvond toen hij zich als gevangene in Rome bevond.
12 Een weggelopen slaaf, Onesimus genaamd, luisterde naar Paulus’ onderwijs. Hij werd niet alleen een christen maar ook Paulus’ vriend. De eigenaar van de slaaf was Filemon, ook een christen, die in Klein-Azië woonde. In een brief aan Filemon schreef Paulus hoe bruikbaar Onesimus voor hem was en zei: „Ik zou hem graag hier bij mij houden.” Toch stuurde Paulus Onesimus naar Filemon terug, want hij schreef: „Zonder uw toestemming wil ik niets doen, zodat uw goede daad niet onder dwang, maar uit uw eigen vrije wil moge geschieden.” Paulus trok geen voordeel van het feit dat hij een apostel was, maar hij eerde Filemon door niet te vragen Onesimus in Rome te houden. Bovendien vermaande Paulus Filemon om Onesimus te eren en hem „als meer dan een slaaf, als een geliefde broeder” te behandelen. — Filemon 13-16.
In onze tijd eer betonen
13. Wat gebiedt Romeinen 12:10 ons te doen?
13 Gods Woord geeft de raad: „Neemt de leiding in het betonen van eer aan elkaar” (Romeinen 12:10). Dit betekent dat wij niet op anderen dienen te wachten om ons eerst eer te betonen, maar wij dienen het initiatief te nemen. „Laat een ieder niet zijn eigen voordeel blijven zoeken, maar dat van de ander” (1 Korinthiërs 10:24; 1 Petrus 3:8, 9). Bijgevolg zoeken Jehovah’s dienstknechten naar gelegenheden om eer te betonen aan degenen die tot de gezinskring behoren, aan medechristenen in de gemeente en zelfs aan mensen buiten de gemeente.
14. Hoe betonen man en vrouw elkaar eer?
14 De bijbel zegt: „Het hoofd van iedere man [is] de Christus . . .; de man is op zijn beurt het hoofd van de vrouw” (1 Korinthiërs 11:3). Jehovah verplicht de man zijn vrouw te behandelen zoals Christus de gemeente bejegent. In 1 Petrus 3:7 wordt de echtgenoot bevolen zijn vrouw „eer toe te kennen als aan een zwakker vat, het vrouwelijke”. Hij kan dit doen door een oprechte bereidheid te tonen om te luisteren en door de suggesties van zijn vrouw in aanmerking te nemen (Genesis 21:12). Hij kan haar de eerste keus laten wanneer er geen bijbels beginsel in het geding is, en hij is behulpzaam en bejegent haar vriendelijk. Op haar beurt ’moet de vrouw diepe achting voor haar man hebben’ (Efeziërs 5:33). Zij luistert naar hem, probeert niet altijd haar zin te krijgen, kleineert hem niet of vit niet op hem. Zij toont ootmoedigheid des geestes door niet te trachten haar man te domineren, zelfs niet wanneer zij op bepaalde terreinen over buitengewone bekwaamheden beschikt.
15. Welke consideratie wordt ouderen betoond, en hoe dienen zij te reageren?
15 In de christelijke gemeente bevinden zich personen die vooral eer waardig zijn, zoals de ouderen. „Voor het grijze haar dient gij op te staan, en gij moet de persoon van een oud man [of oude vrouw] consideratie betonen” (Leviticus 19:32). Dit geldt vooral voor degenen die Jehovah reeds vele jaren getrouw hebben gediend, want „grijsheid is een luisterrijke kroon wanneer ze op de weg der rechtvaardigheid wordt gevonden” (Spreuken 16:31). Opzieners dienen het voorbeeld te geven door blijk te geven van juiste achting voor medechristenen die ouder zijn dan zij. Natuurlijk dienen ook ouderen een respectvolle houding jegens jongeren aan de dag te leggen, vooral jegens degenen die de verantwoordelijkheid delen de kudde te weiden. — 1 Petrus 5:2, 3.
16. Hoe eren ouders en kinderen elkaar?
16 Jongeren dienen hun ouders te eren: „Kinderen, weest gehoorzaam aan uw ouders in eendracht met de Heer, want dit is rechtvaardig: ’Eer uw vader en uw moeder’, wat het eerste gebod met een belofte is: ’Opdat het u goed moge gaan en gij lange tijd op de aarde moogt blijven.’” Ouders op hun beurt eren hun kinderen, want hun wordt geboden ’hun kinderen niet te irriteren, maar hen in het strenge onderricht en de ernstige vermaning van Jehovah te blijven grootbrengen’. —Efeziërs 6:1-4; Exodus 20:12.
17. Wie worden „dubbele eer” waardig geacht?
17 Ook moet eer worden betoond aan degenen die hard werken om de gemeente te dienen: „De oudere mannen die op een voortreffelijke wijze de leiding hebben, moet dubbele eer waardig worden geacht, vooral degenen die hard werken wat spreken en onderwijzen betreft” (1 Timotheüs 5:17). Eén manier waarop wij hun deze eer kunnen betonen, is door te doen wat Hebreeën 13:17 zegt: „Weest gehoorzaam aan hen die onder u de leiding nemen en weest onderdanig.”
18. Wat moeten wij doen jegens hen die zich buiten de gemeente bevinden?
18 Moeten wij ook personen buiten de gemeente eer betonen? Ja. Wij worden bijvoorbeeld onderricht: „Iedere ziel zij onderworpen aan de superieure autoriteiten” (Romeinen 13:1). Dit zijn de wereldlijke regeerders aan wie Jehovah toestaat autoriteit uit te oefenen totdat zijn koninkrijk hen vervangt (Daniël 2:44). Wij „[geven dus] aan allen wat hun toekomt: aan hem die vraagt om de belasting, de belasting; aan hem die vraagt om de schatting, de schatting; aan hem die vraagt om vrees, die vrees; aan hem die vraagt om eer, die eer” (Romeinen 13:7). Wij moeten „alle soorten van mensen [eren]”. — 1 Petrus 2:17.
19. Hoe kunnen wij jegens anderen „het goede doen” en hun eer betonen?
19 Sta er, hoewel het waar is dat wij zelfs personen buiten de gemeente moeten eren, eens bij stil wat Gods Woord beklemtoont: „Laten wij . . . zolang de tijd voor ons er nog gunstig voor is, het goede doen jegens allen, maar vooral jegens hen die aan ons verwant zijn in het geloof” (Galaten 6:10). De beste manier waarop wij ’het goede jegens anderen kunnen doen’, is natuurlijk door hun geestelijke behoeften te stimuleren en daaraan te voldoen (Mattheüs 5:3). Dit kunnen wij doen door acht te slaan op de vermaning van de apostel Paulus: „Doe uw uiterste best om u goedgekeurd aan God aan te bieden, als een werkman die zich nergens over behoeft te schamen, die het woord der waarheid juist hanteert.” Wanneer wij tactvol elke gelegenheid benutten om getuigenis te geven, ’onze bediening ten volle volbrengen’, doen wij niet alleen het goede jegens allen maar betonen hun ook eer. — 2 Timotheüs 2:15; 4:5.
Jehovah eren
20. Wat gebeurde er met Farao en zijn legers, en waarom?
20 Jehovah eert zijn schepselen. Het is daarom redelijk dat wij op onze beurt hem moeten eren (Spreuken 3:9; Openbaring 4:11). Jehovah’s Woord zegt ook: „Wie mij eren, zal ik eren, en wie mij verachten, zullen geringgeacht worden” (1 Samuël 2:30). Toen Farao van Egypte werd gezegd Gods volk te laten gaan, antwoordde hij arrogant: „Wie is Jehovah, zodat ik zijn stem zou gehoorzamen?” (Exodus 5:2) Toen Farao zijn legers uitzond om de Israëlieten te verbrijzelen, scheidde Jehovah de wateren van de Rode Zee voor Israël. Maar toen de Egyptenaren hen najoegen, liet Jehovah de wateren terugkeren. „Farao’s wagens en zijn strijdkrachten heeft [Jehovah] in de zee geworpen” (Exodus 14:26-28; 15:4). Farao’s trotse weigering om Jehovah te eren, leidde dus tot zijn rampzalige einde. — Psalm 136:15.
21. Waarom was Jehovah tegen Belsazar, en wat was het resultaat?
21 Koning Belsazar van Babylon weigerde Jehovah te eren. Tijdens een dronkemansfeest dreef hij de spot met Jehovah door wijn te drinken uit de heilige vaten van goud en van zilver die uit de tempel van Jeruzalem waren meegenomen. En terwijl hij dit deed, roemde hij zijn heidense goden. Maar Jehovah’s dienstknecht Daniël zei tot hem: „Gij hebt uw hart niet verootmoedigd . . . Maar tegen de Heer van de hemel hebt gij u verheven.” Die nacht werd Belsazar gedood en werd zijn koninkrijk van hem weggenomen. — Daniël 5:22-31.
22. (a) Waarom kwam Jehovah’s gramschap over de leiders van Israël en hun volk? (b) Wie werden door Jehovah begunstigd, en met welk resultaat?
22 In de eerste eeuw G.T. hield koning Herodes een toespraak voor het publiek waarop zij schreeuwden: „De stem van een god en niet van een mens!” De ijdele koning was het hiermee niet oneens en wilde de heerlijkheid. Daarop „sloeg de engel van Jehovah hem, omdat hij de heerlijkheid niet aan God gaf” (Handelingen 12:21-23). Herodes eerde zichzelf, niet Jehovah, en werd gedood. De religieuze leiders uit die tijd hadden God onteerd door samen te spannen om zijn Zoon, Jezus, te doden. Sommige regeerders wisten dat Jezus de waarheid onderwees maar zij volgden hem niet „want zij hadden de heerlijkheid van de mensen meer lief dan zelfs de heerlijkheid van God” (Johannes 11:47-53; 12:42, 43). De natie als geheel eerde Jehovah of zijn aangestelde Vertegenwoordiger, Jezus, niet. Als gevolg daarvan bleef Jehovah hen niet eren en gaf hen en hun tempel aan de vernietiging prijs. Maar hij spaarde degenen die hem en zijn Zoon eerden. — Mattheüs 23:38; Lukas 21:20-22.
23. Wat moeten wij doen om in Gods nieuwe wereld te leven? (Psalm 37:9-11; Mattheüs 5:5)
23 Al degenen die na de vernietiging van dit huidige samenstel in Gods nieuwe wereld willen leven, moeten God en zijn Zoon, Christus Jezus, eren en hen gehoorzamen (Johannes 5:22, 23; Filippenzen 2:9-11). Zij die deze eer niet betonen, „zullen van de aarde zelf worden afgesneden”. De oprechten daarentegen die God en Christus werkelijk eren, „zijn het die op de aarde zullen verblijven”. — Spreuken 2:21, 22.
Bij wijze van overzicht
◻ Wat betekent het anderen te eren, en hoe deed Jehovah dit?
◻ Hoe eerden Jezus en Paulus anderen?
◻ Wie verdienen het in onze tijd geëerd te worden?
◻ Waarom moeten wij Jehovah en Jezus eren?
[Illustratie op blz. 17]
Jehovah eerde Abraham door zijn smeekbede in aanmerking te nemen
[Illustratie op blz. 18]
In succesvolle huwelijken eren man en vrouw elkaar