Voor Gods wil leven — nu en voor eeuwig
’Ook gij dient de rest van uw tijd in het vlees niet meer voor de begeerten van mensen te leven, maar voor Gods wil.’ — 1 PETRUS 4:1, 2.
1, 2. (a) Hoe reageren velen op het idee zich aan de wil van iemand anders te onderwerpen? (b) Hoe reageren enkelen in de christelijke gemeente misschien? (c) Welke vragen worden derhalve opgeworpen?
HOE reageert u op het idee om uw leven door God te laten beheersen? Velen in deze tijd vinden alleen al het idee zich aan de wil van iemand anders te onderwerpen weerzinwekkend. Zelfs in zogenaamd stabiele samenlevingen steekt opstand tegen het gezag steeds meer de kop op. Relletjes, protestbetogingen, ongeregeldheden en geweld zijn schering en inslag. Onder druk blijkt het vernisje van beschaving dun en bros te zijn. — 2 Timótheüs 3:1-3.
2 In tegenstelling hiermee leven Jehovah’s Getuigen voor Gods wil, zoals bijvoorbeeld blijkt uit hun getrouwheid in hun van-huis-tot-huisbediening. Toch treedt zelfs bij enkelen binnen de christelijke gemeente soms een geest van onafhankelijkheid aan de dag. Zij raken misschien geïrriteerd over het strenge onderricht dat door de ouderlingen wordt gegeven. Enkelen betonen zich oneerbiedig jegens „de getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse en haar Besturende Lichaam (Matthéüs 24:45-47; Handelingen 15:2, 23). Derhalve rijzen de vragen: Waarom zou ik mij aan Gods wil onderwerpen? Waarom moet mijn leven door God beheerst worden?
Christus’ onbaatzuchtige voorbeeld
3. Welke raad met betrekking tot onze gezindheid gaf Petrus?
3 Petrus, die veel samen met Jezus had beleefd, geloofde dat er een zeer goede reden bestond waarom iemand voor Gods wil zou leven in plaats van voor zijn eigen wil. Hij zei: „Daar Christus dan in het vlees heeft geleden, zo wapent ook gij u met dezelfde gezindheid, want de persoon die in het vlees heeft geleden, heeft opgehouden te zondigen, om de rest van zijn tijd in het vlees niet meer voor de begeerten van mensen te leven, maar voor Gods wil.” — 1 Petrus 4:1, 2.
4. Hoe toonde Jezus zijn onderworpenheid aan zijn Vader?
4 Waarom heeft Jezus in het vlees geleden? Omdat hij aan de zijde van zijn Vader stond in de strijdvraag met betrekking tot de universele soevereiniteit of heerschappij. Hij bewees dat God waarachtig is en Satan een leugenaar. En hij deed dat door zijn aardse leven door God te laten beheersen, ook al had dit tot gevolg dat hij als martelaar stierf. — 2 Korinthiërs 5:14, 15.
5. Voor welke uitdaging plaatst Christus’ voorbeeld ons?
5 Toch was zijn dood een uitdrukking van Gods door bemiddeling van Christus betoonde liefde (1 Johannes 4:10). Hoe dat zo? Omdat er voor de gehele mensheid voordelen uit zouden voortvloeien (Romeinen 5:8; 6:23). Maar hoevelen zijn bereid om deze voordelen te aanvaarden? Hoevelen zijn bereid Christus na te volgen en in onderworpenheid aan Gods wil hun eigen begeerten prijs te geven? — Hebreeën 13:15, 17.
Huidige en toekomstige voordelen
6, 7. Wat zijn de voordelen die voortvloeien uit onderworpenheid aan Jehovah’s wil?
6 Hoe passend is daarom zelfs in onze tijd de uitnodiging die Jehovah Israël 2700 jaar geleden deed toekomen: „Ik, Jehovah, ben uw God, Degene die u leer uzelf baat te verschaffen, Degene die u doe treden op de weg die gij dient te bewandelen. O indien gij slechts werkelijk aandacht aan mijn geboden zoudt schenken! Dan zou uw vrede worden net als een rivier, en uw rechtvaardigheid als de golven der zee.” — Jesaja 48:17, 18; vergelijk Genesis 22:18.
7 Jehovah leert ons onszelf baat te verschaffen door voor zijn wil te leven — en de voordelen die uit zo’n levenswijze voortvloeien, zijn niet alleen vrede en rechtvaardigheid op dit moment. Ze houden ook de toekomstige zegeningen van eeuwig leven in, zoals Jezus heeft beloofd: „Want dit is de wil van mijn Vader, dat een ieder die de Zoon aanschouwt en in hem geloof oefent, eeuwig leven heeft, en ik zal hem op de laatste dag opwekken.” — Johannes 6:40.
8. Hoe is Jezus’ belofte van een opstanding een troost in deze tijd?
8 Deze woorden zijn zeer vertroostend voor getrouwe christenen in deze tijd die gevorderd in jaren zijn. Dit samenstel van dingen bevindt zich sinds het beslissende jaar 1914 in zijn 72ste jaar. Satans wereld is langer blijven bestaan dan velen hadden verwacht. Er zijn zelfs heel wat getrouwe christenen gestorven die hadden verwacht Armageddon en het begin van het nieuwe samenstel van dingen nog te beleven. Toch is hun leven, dat zij aan het doen van Gods wil hadden opgedragen, niet tevergeefs geweest. Jezus zal zijn woord gestand doen en hen uit de doden opwekken en hen de zegen van eeuwig leven deelachtig doen worden. — Johannes 5:28, 29; 1 Korinthiërs 15:58.
Christus’ gezindheid
9, 10. (a) Waarmee moeten wij ons wapenen? (Filippenzen 2:5-8) (b) Wat is er zo bijzonder aan het Griekse woord dat in 1 Petrus 4:1 met „gezindheid” wordt weergegeven?
9 Wat kan het ons gemakkelijker maken ons aan Gods wil te onderwerpen? Volgens de in paragraaf 3 aangehaalde raad van Petrus moeten wij ons met „dezelfde gezindheid” wapenen die Jezus had. — 1 Petrus 4:1.
10 Petrus gebruikt hier een Grieks woord dat slechts tweemaal in de Griekse Geschriften wordt aangetroffen — en·noiʹa. Hoewel de meeste vertalers het met „gedachte” weergeven, is het niet het gebruikelijke Griekse woord voor „gedachte”, namelijk nous. Petrus had dan ook, onder inspiratie, een specifiek punt in gedachten toen hij voor dit minder gebruikelijke zelfstandige naamwoord koos. W. E. Vine, een geleerde op het gebied van het Grieks, zegt dat en·noiʹa „duidt op doel, bedoeling, oogmerk”. J. H. Thayers Greek-English Lexicon definieert het als „wijze van denken en gevoelen”.
11. Wat kunnen wij uit Jezus’ voorbeeld leren over de wijze waarop wij ons leven moeten gebruiken?
11 Uit Jezus’ zelfopofferende handelwijze bleek duidelijk zijn doel of oogmerk. Hij leidde geen oppervlakkig leven, zuiver gericht op genoegens en pleziertjes. Hij wist dat hij zijn vroegere leven in de hemel niet had opgegeven om enkele jaren op aarde te verknoeien met het najagen van zelfzuchtige bezigheden. (Zie het contrast in Genesis 6:1, 2, 4 en Judas 6.) Daarom zei hij: „Ik ben niet uit de hemel neergedaald om mijn wil te doen, maar de wil van hem die mij heeft gezonden” (Johannes 6:38). Jezus liet zich door niets van zijn toewijding aan de zaak van zijn Vader afbrengen en stelde die altijd boven zijn eigen wil, zelfs toen dit inhield dat hij een smadelijke dood moest sterven. — Lukas 22:42.
12, 13. (a) Hoe gaf Jezus bij de Jakobsbron blijk van zijn gezindheid? (b) Wat bedoelde Jezus toen hij zei: „Ik heb voedsel te eten dat gij niet kent”?
12 Zelfs als Jezus moe en hongerig was, gaf hij duidelijk blijk van zijn gezindheid jegens zijn Vaders wil. Bij een bepaalde gelegenheid, toen zijn discipelen voedsel waren gaan kopen, rustte hij wat uit bij de Jakobsbron. In plaats van een welverdiend dutje te doen in afwachting van de terugkomst van de discipelen, getroostte hij zich inspanningen om Gods wil te doen. Hij deed een voor een jood ongewone stap. Hij begon een gesprek met een Samaritaanse vrouw. Hij opende haar ogen zodat zij iets omtrent de ware God ging begrijpen. Ten gevolge daarvan ’stelden velen der Samaritanen uit die stad geloof in hem om het woord van de vrouw’. — Johannes 4:6-26, 39-42.
13 Toen zijn discipelen waren teruggekeerd, drongen zij er bij hem op aan iets te eten. Welk antwoord gaf hij hun? „Ik heb voedsel te eten dat gij niet kent.” Zij stonden verbijsterd over zijn antwoord totdat hij eraan toevoegde: „Mijn voedsel is, dat ik de wil doe van hem die mij heeft gezonden en zijn werk voleindig.” Het schonk Jezus duidelijk vreugde zich aan de wil van zijn Vader te onderwerpen. Voor hem was dit gelijk voedsel, en net zoals dit met het eten van goed voedsel het geval is, gaf het hem echt een gevoel van bevrediging. Indien wij werkelijke voldoening uit ons leven willen putten, kunnen wij het beste het voorbeeld van Jezus Christus volgen. — Johannes 4:31-38.
Resultaten van Christus’ gezindheid
14. Wat hebben wij nodig om Christus’ gezindheid te bezitten? Licht dit toe.
14 Welke invloed dient het bezitten van Christus’ gezindheid op ons te hebben? Indien wij leren net zo te denken als Christus, dan zullen wij een innerlijke kracht bezitten die ons ertoe zal leiden datgene te doen wat Jezus onder welke omstandigheid maar ook zou doen (Lukas 22:42; Efeziërs 4:23, 24). Deze kracht zal niet voortspruiten uit louter vrees voor straf, zoals streng onderricht van de ouderlingen in de gemeente, maar veeleer uit een overweldigende waardering voor Jehovah’s wetten en beginselen. Wij kunnen de situatie vergelijken met die van iemand die zich alleen maar aan de verkeersregels houdt wanneer er een politieagent in de buurt is — hij onderwerpt zich alleen aan een invloed van buitenaf. Maar iemand die waarde hecht aan het leven, zijn naaste liefheeft en inziet dat het verstandig is dat er verkeersregels zijn, zal zich eraan houden omdat hij de wet eerbiedigt. Hij heeft een sterke innerlijke motivatie. — Psalm 51:10.
15. (a) Waardoor wordt bewezen dat Jezus een innerlijke kracht had die zijn denken aandreef? (Efeziërs 4:23) (b) Welke voorbeelden van rechtschapenheid vormen een bewijs dat hedendaagse christenen de gezindheid van Christus bezitten?
15 Jezus bezat die innerlijke kracht die ’zijn denken aandreef’. Daarom bleef hij zelfs tot aan de dood getrouw aan de wil van zijn Vader. Hij verduurde lijden zonder te klagen of zijn vervolgers te beschimpen (1 Petrus 2:21-24). Soms kunnen wij als christenen onder soortgelijke druk komen te staan. Het kan zijn dat autoriteiten die tegen ons gekant zijn, proberen onze predikingsactiviteit stil te leggen en onze vergaderingen onmogelijk te maken, zoals dit in Spanje gedurende het Franco-tijdperk en in verscheidene Europese landen tijdens de nazi-bezetting is gebeurd. Veel broeders en zusters werden mishandeld in een poging hen ertoe te brengen de met verantwoordelijkheid belaste broeders in de plaatselijke gemeente te verraden. Ondanks vervolging bleef de meerderheid standvastig. (Zie Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1979, blz. 171, 172, 181, 182; Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1986, blz. 137-159.)
16. Wat zijn enkele van de manieren waarop wij in deze tijd beproefd kunnen worden? Hoe kunnen wij weerstand bieden?
16 Wij kunnen onder druk komen te staan in verband met christelijke neutraliteit of het gebruik van bloedtransfusies (Handelingen 5:29; 15:28, 29). Dan komt de kwestie aan de orde: Leven wij voor Gods wil of voor de wil van mensen? Of misschien komen wij voor een verzoeking te staan door een combinatie van vleselijke verlangens en metgezellen die niet deugen. Misschien doet zich op school of op ons werk de gelegenheid voor om te roken of drugs te gebruiken zonder dat iemand anders in de gemeente er iets van weet. Of hoe staat het met de verleiding om een gokje in de loterij te wagen? Of om ons aan hoererij of overspel over te geven? Een wereldse werkatmosfeer is heel vaak bevorderlijk voor een verkeerde denkwijze en verkeerde daden — tenzij wij met betrekking tot het doen van Gods wil net zo vastbesloten zijn als Christus. Wat zult u doen? Zal uw geest door een eerbare kracht aangedreven worden zodat u onder zulke omstandigheden Christus’ handelwijze zult volgen? — Efeziërs 4:17-20; 1 Johannes 2:15, 16.
17, 18. (a) Welk krachtige punt laat Petrus uitkomen betreffende degenen die zonde beoefenen? (b) Wat is ervoor nodig om weerstand te bieden aan het binnendringen van zonde?
17 Petrus beklemtoont verder de noodzaak om Gods wil te doen door de volgende raad te geven: „Het is voldoende dat gij in de voorbijgegane tijd de wil van de natiën hebt volbracht, toen gij u overgaaft aan daden van losbandig gedrag, wellusten, overdaad van wijn [of andere alcoholische dranken], brasserijen, drinkpartijen en onwettige afgoderijen. Omdat gij niet langer met hen deze weg bewandelt naar dezelfde lage poel van liederlijkheid, staan zij vreemd te kijken en gaan zij voort schimpend over u te spreken. Maar deze mensen zullen rekenschap geven aan degene die gereed staat om de levenden en de doden te oordelen.” — 1 Petrus 4:3-5.
18 Petrus laat hier het volgende krachtige punt uitkomen — degenen die Gods wil negeren, moeten rekenschap afleggen. (Vergelijk Romeinen 14:12 en Hebreeën 13:17.) Paulus komt tot een soortgelijke conclusie in zijn brief aan de Kolossenzen, wanneer hij schrijft: „Doodt daarom uw lichaamsleden die op de aarde zijn ten aanzien van hoererij, onreinheid, seksuele begeerte, schadelijke verlangens en begerigheid, welke afgoderij is. Wegens die dingen komt de gramschap van God.” Al degenen die zulke dingen beoefenen, leven stellig niet voor Gods wil maar veeleer voor de bevrediging van hun driftmatige begeerten. Toch kunnen mensen zich losrukken uit een dergelijke morele verwording want, zoals Paulus zegt, „ook gij hebt eens in diezelfde dingen gewandeld, toen gij er nog in leefdet”. — Kolossenzen 3:5-7; Efeziërs 4:19; zie ook 1 Korinthiërs 6:9-11.
Inzien wat Gods wil is
19. Hoe geven velen er nu blijk van dat zij voor de wil van Jehovah leven? (Romeinen 12:1, 2)
19 Gedurende deze laatste jaren van de twintigste eeuw zijn meer dan drie miljoen mensen gaan inzien wat Gods wil voor hen is. Dat heeft tot gevolg dat zij ijverig het goede nieuws van Gods Koninkrijksregering prediken (Handelingen 8:12; Markus 13:10). Zij leven niet slechts voor zichzelf, zoals de meeste anderen. Zij weten dat God dit verdorven samenstel spoedig tot een eind zal brengen en in overeenstemming met de hier volgende raad van de apostel Paulus brengen zij offers om anderen te helpen deze nauwkeurige kennis te verkrijgen: „Ziet er . . . nauwlettend op toe hoe gij wandelt, niet als onwijzen, maar als wijzen, de gelegen tijd voor uzelf uitkopend, omdat de dagen goddeloos zijn. Wordt daarom niet langer onredelijk, maar blijft inzien wat de wil van Jehovah is.” — Efeziërs 5:15-17.
20, 21. (a) Hoe dienen wij de gave van het leven te bezien? (Jakobus 4:13-17) (b) Hoe kunnen wij het vermijden naar de wereld gevormd te worden?
20 Het leven is gelijk een glas koel helder water. In de eerste decennia van iemands leven „drinkt” hij met diepe teugen en gehaast — totdat hij zich begint af te vragen hoeveel levensjaren nog over zijn in het „glas”. Dat is het raadsel waardoor iedereen wordt verbijsterd. Hoe belangrijk is het daarom een leven te leiden waaruit blijkt dat wij ons bewust zijn van verantwoordelijkheid jegens God en onze medemensen! Hoe gebiedend noodzakelijk is het Gods wil en niet slechts onze eigen zelfzuchtige wil in aanmerking te nemen! — Matthéüs 7:21, 24, 26.
21 Aangezien wij echter in een wereld leven die door de geest van Satan wordt beheerst, is het niet altijd gemakkelijk voor Gods wil te leven (Openbaring 12:9). Er wordt voortdurend druk uitgeoefend om ons naar de wil van de wereld en naar de wereldse geesteshouding te kneden. Modegrillen en rages kunnen zelfs enkelen in de gemeente beïnvloeden, zodat zij er precies zo uit gaan zien als de een of andere beroemdheid uit de amusementswereld. Hoe passend is Paulus’ raad derhalve: „Wordt niet langer naar dit samenstel van dingen gevormd, maar wordt veranderd door uw geest te hervormen, opdat gij u ervan kunt vergewissen wat de goede en welgevallige en volmaakte wil van God is”! — Romeinen 12:2.
22. (a) Wat is Gods wil voor onze tijd? (b) Hoe kunnen wij er blijk van geven dat wij voor Gods wil leven? (c) Welke zegeningen wachten degenen die werkelijk voor Gods wil leven?
22 Het is Gods wil dat „dit goede nieuws van het koninkrijk” in de gehele wereld wordt gepredikt voordat hij het huidige wereldsamenstel tot een einde brengt (Matthéüs 24:14; Openbaring 14:6, 7). Dit vormt er een reden te meer voor om, indien uw omstandigheden dit toelaten, gunstig te reageren op de oproep voor meer volle-tijdbedienaren. Het is voor ouderlingen en dienaren in de bediening ook een reden om zich beschikbaar te stellen om te verhuizen naar gemeenten waar hun hulp misschien nodig is. En voor iedere Getuige is dit een overweldigende reden om een echte christelijke getuige te zijn — niet slechts het etiket christen te dragen maar werkelijk nu en voor eeuwig voor de wil van God te leven. Weet dat door dit te doen ’u voor uzelf een voortreffelijk fundament voor de toekomst veilig als een schat weglegt, opdat u het werkelijke leven stevig moogt vastgrijpen’. — 1 Timótheüs 6:19.
Hoe zou u antwoorden?
◻ Hoe gaf Jezus er blijk van dat hij voor Gods wil leefde?
◻ Welke voordelen staan degenen die voor Gods wil leven ter beschikking?
◻ Wat was Christus’ gezindheid jegens Gods wil?
◻ Hoe dient de ’kracht die de geest aandrijft’ op ons van invloed te zijn?
◻ Hoe dienen wij het leven te bezien?
[Illustratie op blz. 21]
Gehoorzaamt u omdat u de wet waardeert, of alleen omdat de politie in de buurt is?