Hoed u voor valse leraren!
„Er [zullen] ook onder u valse leraren . . . zijn.” — 2 PETRUS 2:1.
1. Waarover was Judas van plan geweest te schrijven, en waarom veranderde hij van onderwerp?
HOE ontstellend! Valse leraren in de eerste-eeuwse christelijke gemeente! (Mattheüs 7:15; Handelingen 20:29, 30) Jezus’ halfbroer Judas was zich bewust van deze ontwikkeling. Hij zei dat hij van plan was geweest medegelovigen te schrijven „over onze gemeenschappelijke redding”, maar, zo legde hij uit: „Ik [vond] het noodzakelijk u te schrijven ten einde u te vermanen onvermoeid te strijden voor het geloof.” Waarom veranderde Judas van onderwerp? Omdat, naar hij zei, „zekere mensen heimelijk [de gemeenten] zijn binnengedrongen, . . . die de onverdiende goedheid van onze God veranderen in een verontschuldiging voor losbandig gedrag”. — Judas 3, 4.
2. Waarom is er zo’n sterke overeenkomst tussen 2 Petrus hoofdstuk 2 en Judas?
2 Naar het schijnt schreef Judas kort nadat Petrus zijn tweede brief had geschreven. Judas kende deze brief ongetwijfeld. In ieder geval heeft hij in zijn eigen krachtige aansporende brief veel vergelijkbare gedachten tot uitdrukking gebracht. Wij zullen daarom, terwijl wij 2 Petrus hoofdstuk 2 onderzoeken, opmerken hoeveel overeenkomst dat hoofdstuk vertoont met de brief van Judas.
Gevolgen van valse leringen
3. Wat was er in het verleden gebeurd dat volgens Petrus nogmaals zou gebeuren?
3 Nadat Petrus zijn broeders op het hart heeft gedrukt acht te geven op profetieën, zegt hij: „Er stonden echter ook valse profeten [in het oude Israël] op, zoals er ook onder u valse leraren zullen zijn” (2 Petrus 1:14–2:1). Gods volk in oude tijden ontving ware profetieën, maar zij hadden ook te kampen met de verdorven leringen van valse profeten (Jeremia 6:13, 14; 28:1-3, 15). „Bij de profeten van Jeruzalem”, zo schreef Jeremia, „heb ik afschuwelijke dingen gezien: overspel plegen en in de leugen wandelen.” — Jeremia 23:14.
4. Waarom verdienen valse leraren het vernietigd te worden?
4 Beschrijvend wat valse leraren in de christelijke gemeente zouden doen, zegt Petrus: „Dezen zullen heimelijk verderfelijke sekten invoeren en zullen zelfs de eigenaar [Jezus Christus], die hen heeft gekocht, verloochenen, waardoor zij een spoedige vernietiging over zichzelf brengen” (2 Petrus 2:1; Judas 4). Het uiteindelijke resultaat van dat eerste-eeuwse sektarisme is de christenheid zoals wij die in deze tijd kennen. Petrus toont aan waarom valse leraren het ten volle verdienen vernietigd te worden: „Velen [zullen] hun daden van losbandig gedrag navolgen, en door hun toedoen zal er schimpend over de weg der waarheid worden gesproken.” — 2 Petrus 2:2.
5. Waarvoor waren valse leraren verantwoordelijk?
5 Sta daar eens bij stil! Vanwege de invloed van valse leraren zouden velen in de gemeenten zich met losbandig gedrag gaan inlaten. Het Griekse woord dat met „losbandig gedrag” vertaald is, duidt op bandeloosheid, zinnelijkheid, schaamteloos gedrag. Petrus had eerder gezegd dat christenen „het verderf dat door de wellust in de wereld is, . . . zijn ontvlucht” (2 Petrus 1:4). Maar sommigen zouden tot dat verderf terugkeren, en valse leraren in de gemeenten zouden daarvoor in belangrijke mate verantwoordelijk zijn! Op die manier zou de weg der waarheid een slechte naam krijgen. Wat droevig! Dit is beslist een zaak waaraan alle getuigen van Jehovah in deze tijd nauwlettend aandacht dienen te schenken. Wij mogen nooit vergeten dat wij, afhankelijk van ons gedrag, Jehovah God en zijn volk tot eer kunnen strekken of smaad over hen kunnen brengen. — Spreuken 27:11; Romeinen 2:24.
Valse leringen invoeren
6. Wat is de drijfveer van valse leraren, en hoe proberen zij hun doel te bereiken?
6 Wij doen er verstandig aan op te merken hoe valse leraren hun verdorven denkwijze invoeren. Petrus zegt eerst dat zij het heimelijk, of onopvallend, op subtiele wijze doen. Hij voegt eraan toe: „Uit hebzucht zullen zij u met vervalste woorden uitbuiten.” De drijfveer van valse leraren is zelfzuchtige begeerte, zoals beklemtoond wordt door de weergave in The Jerusalem Bible: „Zij zullen maar al te graag proberen u met arglistige spraak in te palmen.” In dezelfde trant zegt de vertaling van James Moffatt hier: „In hun wellust zullen zij u met sluwe argumenten uitbuiten” (2 Petrus 2:1, 3). De redenaties van valse leraren kunnen iemand die geestelijk niet op zijn hoede is, aannemelijk in de oren klinken, maar hun woorden zijn er zorgvuldig op gericht mensen „in te palmen”, door hen ertoe te verlokken de zelfzuchtige doeleinden van de bedriegers te dienen.
7. Welke filosofie werd in de eerste eeuw populair?
7 Ongetwijfeld werden de eerste-eeuwse valse leraren beïnvloed door het destijds gangbare wereldse denken. Omstreeks de tijd waarin Petrus schreef, begon een filosofie die het gnosticisme werd genoemd populair te worden. Gnostici geloofden dat alle materie slecht is en dat alleen wat tot de geest behoort goed is. Daarom zeiden sommigen van hen dat het er niet op aankomt wat iemand met zijn fysieke lichaam doet. Te zijner tijd, zo betoogden zij, zou de mens dit lichaam niet meer hebben. Zij concludeerden dan ook dat lichamelijke zonden — met inbegrip van seksuele zonden — niet van belang waren. Blijkbaar begonnen sommigen die het christendom beleden, door zulke zienswijzen beïnvloed te worden.
8, 9. (a) Welke kromme redenatie was op sommige vroege christenen van invloed? (b) Wat deden sommigen in de gemeenten volgens Judas?
8 Een bijbelgeleerde merkte op dat „er personen in de Kerk waren die de leer van de genade [of „onverdiende goedheid”] verdraaiden” (Efeziërs 1:5-7). Volgens hem werd door sommigen als volgt geredeneerd: „Zegt u dat Gods [onverdiende goedheid] elke zonde ruimschoots bedekt? . . . Laten wij dan blijven zondigen, want Gods [onverdiende goedheid] kan elke zonde uitwissen. In feite is het zo dat hoe meer wij zondigen, des te meer kansen krijgt Gods [onverdiende goedheid] om werkzaam te zijn.” Hebt u ooit een krommere redenatie gehoord?
9 De apostel Paulus weerlegde het verkeerde denken over Gods barmhartigheid toen hij vroeg: „Zullen wij voortgaan in zonde, opdat de onverdiende goedheid overvloedig moge zijn?” Hij stelde ook de vraag: „Zullen wij een zonde begaan omdat wij niet onder de wet, maar onder de onverdiende goedheid staan?” Op elk van die vragen antwoordde Paulus nadrukkelijk: „Moge dat nooit geschieden!” (Romeinen 6:1, 2, 15) Het was duidelijk dat, zoals Judas vaststelt, bepaalde personen „de onverdiende goedheid van onze God [veranderden] in een verontschuldiging voor losbandig gedrag”. Petrus merkt echter op dat voor zulke mensen ’de vernietiging niet sluimert’. — Judas 4; 2 Petrus 2:3.
Waarschuwende voorbeelden
10, 11. Welke drie waarschuwende voorbeelden geeft Petrus?
10 Om te beklemtonen dat God tegen opzettelijke kwaaddoeners zal optreden, haalt Petrus uit de Schriften drie waarschuwende voorbeelden aan. Eerst schrijft hij dat „God zich er niet van heeft weerhouden de engelen die zondigden te straffen”. Over hen zegt Judas dat zij „hun oorspronkelijke positie niet hebben behouden maar hun eigen juiste woonplaats [in de hemel] hebben verlaten”. Zij kwamen vóór de Vloed naar de aarde en namen vleselijke lichamen aan om seksuele betrekkingen met de dochters der mensen te hebben. Als straf voor hun onbetamelijke, onnatuurlijke gedrag werden zij in „Tartarus” geworpen, of, zoals het verslag van Judas het zegt, „met eeuwige banden onder dikke duisternis bewaard voor het oordeel van de grote dag”. — 2 Petrus 2:4; Judas 6; Genesis 6:1-3.
11 Vervolgens spreekt Petrus over de mensen in Noachs dagen (Genesis 7:17-24). Hij zegt dat God in Noachs tijd „zich er niet van heeft weerhouden een wereld uit de oudheid te straffen . . . toen hij een geweldige vloed over een wereld van goddeloze mensen bracht”. Ten slotte schrijft Petrus dat God „voor goddelozen . . . een voorbeeld gesteld heeft van komende dingen” door „de steden Sodom en Gomorra . . . in de as te leggen”. Judas vermeldt bovendien nog dat die personen „buitensporig hoererij hadden bedreven en vlees waren achternagegaan voor tegennatuurlijk gebruik” (2 Petrus 2:5, 6; Judas 7). Mannen hadden niet alleen ongeoorloofde seksuele betrekkingen met vrouwen, maar verlangden ook wellustig naar vleselijke omgang met andere mannen, misschien zelfs naar vleselijke omgang met redeloze dieren. — Genesis 19:4, 5; Leviticus 18:22-25.
12. Hoe wordt volgens Petrus rechtvaardig gedrag beloond?
12 Maar terzelfder tijd merkt Petrus op dat Jehovah een beloner is van wie hem getrouw dienen. Hij memoreert bijvoorbeeld dat God „Noach, een prediker van rechtvaardigheid, met zeven anderen veilig heeft bewaard” toen Hij de geweldige vloed ontketende. Hij vertelt ook hoe Jehovah in de tijd van Sodom „de rechtvaardige Lot” bevrijdde, en besluit met te zeggen: „Jehovah [weet] mensen van godvruchtige toewijding uit beproeving te bevrijden, maar onrechtvaardigen te bewaren voor de dag van het oordeel om afgesneden te worden.” — 2 Petrus 2:5, 7-9.
Daden die straf verdienen
13. Wie vooral worden voor het oordeel bewaard, en aan wat voor dromen geven zij zich blijkbaar over?
13 Petrus noemt specifiek wie vooral voor Gods oordeel worden bewaard, namelijk zij „die het vlees achternagaan met de begeerte het te verontreinigen en die op heerschappij neerzien”. Wij kunnen Petrus’ verontwaardiging bijna voelen, als hij zegt: „Vermetel, eigenzinnig, beven zij niet voor heerlijken, maar spreken schimpend.” Judas schrijft dat „deze mensen, die zich aan dromen overgeven, het vlees [verontreinigen] en . . . schimpend over heerlijken [spreken]” (2 Petrus 2:10; Judas 8). Het kan zijn dat hun dromen ook onreine seksuele fantasieën omvatten, die hen ertoe aanmoedigen immorele seksuele bevrediging na te jagen. Maar in welk opzicht ’zien zij neer op heerschappij’ en spreken zij „schimpend over heerlijken”?
14. In welk opzicht ’zien valse leraren neer op heerschappij’ en spreken zij „schimpend over heerlijken”?
14 Zij doen dat door van Godswege ingestelde autoriteit te minachten. Christelijke ouderlingen vertegenwoordigen „heerlijken” in de persoon van Jehovah God en van zijn Zoon, en als gevolg daarvan is er een zekere heerlijkheid op hen overgedragen. Uiteraard maken zij fouten, net als Petrus zelf, maar de Schrift drukt leden van de gemeente op het hart zich aan zulke heerlijken te onderwerpen (Hebreeën 13:17). Hun tekortkomingen zijn geen reden om schimpend over hen te spreken. Petrus zegt dat engelen „geen beschuldiging in beschimpende bewoordingen tegen [valse leraren] inbrengen”, hoewel dat ruimschoots verdiend zou zijn. „Maar deze mensen”, zo vervolgt Petrus, „zullen, net als redeloze dieren, die van nature geboren zijn om gevangen en vernietigd te worden, in de dingen waarvan zij onwetend zijn en schimpend spreken, . . . ook de vernietiging ondergaan.” — 2 Petrus 2:10-13.
„Terwijl zij . . . met u feestmaal houden”
15. Wat zijn de methoden van valse leraren, en waar beoefenen zij hun verleidingen?
15 Hoewel deze verdorven mensen „een weelderig leven overdag als een lust [beschouwen]” en „vlekken en smetten zijn”, zijn zij ook sluw. Zij handelen „heimelijk” en gebruiken „vervalste woorden”, zoals Petrus eerder opmerkte (2 Petrus 2:1, 3, 13). Zij zullen bijvoorbeeld de pogingen van de ouderlingen om Gods morele maatstaven hoog te houden misschien niet ronduit tarten of misschien niet openlijk hun eigen seksuele bevrediging najagen. Petrus zegt veeleer dat zij „zich met onbeperkt genot aan hun bedrieglijke leringen overgeven, terwijl zij te zamen met u feestmaal houden”. En Judas schrijft: „Deze mensen zijn de onder water verborgen klippen op uw liefdemaaltijden” (Judas 12). Ja, net zoals puntige klippen onder water de bodem uit een boot kunnen scheuren zodat argeloze zeelieden verdrinken, zo verdierven valse leraren de argelozen voor wie zij bij „liefdemaaltijden” huichelachtig liefde veinsden.
16. (a) Wat waren „liefdemaaltijden”, en in welke vergelijkbare situaties kunnen immorele personen in deze tijd opereren? (b) Op wie richten valse leraren hun aandacht, en wat moeten zulke personen daarom doen?
16 Deze „liefdemaaltijden” waren naar het schijnt sociale evenementen waar eerste-eeuwse christenen bijeenkwamen om van voedsel en omgang te genieten. Jehovah’s Getuigen in deze tijd hebben soms ook sociale bijeenkomsten, zoals huwelijksrecepties of picknicks of een gezellig avondje. Hoe zouden verdorven personen zulke gelegenheden kunnen gebruiken om slachtoffers te verleiden? Petrus schrijft: „Zij hebben ogen die vol overspel zijn, . . . en zij verlokken onstandvastige zielen.” Zij richten hun „hart dat geoefend is in hebzucht” op de geestelijk onstandvastigen die zich de waarheid niet ten volle eigen hebben gemaakt. Wees dus gewaarschuwd door wat er in Petrus’ dagen gebeurde en wees op uw hoede! Weersta onreine toenaderingspogingen, en laat u niet misleiden door de charme of fysieke aantrekkelijkheid van iemand die immorele toenadering zoekt! — 2 Petrus 2:14.
’Het pad van Bileam’
17. Wat was ’het pad van Bileam’, en wat heeft het voor 24.000 Israëlieten betekend?
17 Deze „vervloekte” mensen kennen de waarheid al enige tijd. Misschien lijken zij nog actief in de gemeente. Maar Petrus zegt: „Doordat zij het rechte pad hebben verlaten, zijn zij misleid. Zij hebben het pad gevolgd van Bileam, de zoon van Beor, die het loon van onrecht liefhad” (2 Petrus 2:14, 15). Het pad van de profeet Bileam hield in dat hij, voor zijn eigen persoonlijke gewin, de raad gaf om immorele verleiding als valstrik te spannen. Hij zei tegen Balak, de koning der Moabieten, dat God Israël zou vervloeken als het volk ertoe kon worden verlokt hoererij te bedrijven. Het gevolg was dat velen van Gods volk door Moabitische vrouwen werden verleid en er 24.000 ter dood werden gebracht wegens hun immorele gedrag. — Numeri 25:1-9; 31:15, 16; Openbaring 2:14.
18. Hoe hardnekkig was Bileam, en wat voorspelt de afloop voor valse leraren?
18 Petrus merkt op dat Bileam tegengehouden werd toen zijn ezel tot hem sprak, maar Bileam ’had het loon van onrecht zo lief’ dat hij zelfs toen dat gebeurde, zijn „waanzinnige weg” bleef volgen (2 Petrus 2:15, 16). Hoe goddeloos! Wee een ieder die als Bileam probeert Gods dienstknechten te verderven door hen tot immoraliteit te verleiden! Bileam is om zijn slechtheid gestorven, een voorafschaduwing van wat er zal gebeuren met allen die zijn weg volgen. — Numeri 31:8.
Hun duivelse verleidingen
19, 20. (a) Waarmee worden personen vergeleken die als Bileam zijn, en waarom? (b) Wie verlokken zij, en op welke wijze? (c) Waarom kunnen wij zeggen dat hun verleidingen duivels zijn, en hoe kunnen wij onszelf en anderen tegen hen beschermen?
19 In zijn beschrijving van personen die als Bileam zijn, zegt Petrus: „Dezen zijn bronnen [of putten] zonder water, en nevels [of wolken] door een hevige storm voortgejaagd.” Voor een dorstige reiziger in een woestijn kan een droge put de dood betekenen. Geen wonder dat „de donkerheid van de duisternis weggelegd” is voor hen die daarmee overeenkomen! „Want zij uiten opgeblazen woorden die geen nut afwerpen,” zo vervolgt Petrus, „en door de begeerten van het vlees en door losbandige gewoonten verlokken zij hen die nog maar net ontvlucht zijn aan degenen die in dwaling wandelen.” Zij verleiden de onervarenen door „hun vrijheid [te] beloven”, zegt Petrus, terwijl „zij zelf slaven van het verderf [zijn]”. — 2 Petrus 2:17-19; Galaten 5:13.
20 De verleidingen van zulke verdorven leraren zijn duivels. Zo zeggen zij misschien: ’God weet dat wij zwak zijn en onderhevig aan hartstocht. Dus als wij ons laten gaan en onze seksuele begeerten bevredigen, zal God barmhartig zijn. Als wij onze zonde belijden, zal hij ons net zo vergeven als toen wij pas in de waarheid kwamen.’ Bedenk dat de Duivel op een min of meer overeenkomstige manier Eva benaderde en haar verzekerde dat zij straffeloos kon zondigen. In Eva’s geval beweerde hij dat zonde tegen God haar geestelijke verlichting en vrijheid zou brengen (Genesis 3:4, 5). Mochten wij in de gemeente zo’n verdorven persoon aantreffen, dan hebben wij de verplichting zowel onszelf als anderen te beschermen door die persoon aan te geven bij degenen die in de christelijke gemeente met verantwoordelijkheid zijn belast. — Leviticus 5:1.
Beschermd door nauwkeurige kennis
21-23. (a) Wat zijn de gevolgen als nauwkeurige kennis niet wordt toegepast? (b) Welk verdere probleem, dat hierna zal worden beschouwd, bespreekt Petrus?
21 Petrus besluit dit gedeelte van zijn brief met een beschrijving van de gevolgen die het heeft als de kennis waarvan hij eerder had gezegd dat ze onontbeerlijk was voor „leven en godvruchtige toewijding”, niet wordt toegepast (2 Petrus 1:2, 3, 8). Hij schrijft: „Indien zij, na door een nauwkeurige kennis van de Heer en Redder Jezus Christus de verontreinigingen van de wereld te zijn ontvlucht, wederom in deze zelfde dingen verwikkeld raken en erdoor overwonnen worden, zijn de laatste toestanden stellig erger voor hen geworden dan de eerste” (2 Petrus 2:20). Wat droevig! Dergelijke personen in de tijd van Petrus hadden de kostbare hoop op onsterfelijk hemels leven vergooid voor vluchtige momenten van seksuele bevrediging.
22 Daarom zegt Petrus: „Het zou beter voor hen zijn geweest het pad der rechtvaardigheid niet nauwkeurig gekend te hebben, dan na het nauwkeurig gekend te hebben zich van het heilige, aan hen overgeleverde gebod af te wenden. Hun is overkomen wat het ware spreekwoord zegt: ’De hond is tot zijn eigen uitbraaksel teruggekeerd, en de gebade zeug tot het rollen in de modder.’” — 2 Petrus 2:21, 22; Spreuken 26:11.
23 Een ander probleem dat klaarblijkelijk invloed begon uit te oefenen op de vroege christenen, kwam overeen met een probleem waardoor sommigen in deze tijd worden beïnvloed. Destijds klaagden sommigen kennelijk over het schijnbare uitblijven van Christus’ beloofde tegenwoordigheid. Laten wij eens onderzoeken hoe Petrus deze kwestie aanpakt.
Herinnert u zich dit?
◻ Welke drie waarschuwende voorbeelden haalt Petrus aan?
◻ Hoe ’zien valse leraren neer op heerschappij’?
◻ Wat is het pad van Bileam, en hoe proberen degenen die het volgen, anderen misschien te verleiden?
◻ Wat zijn de gevolgen als nauwkeurige kennis niet wordt toegepast?
[Illustratie op blz. 16, 17]
Bileam dient als een waarschuwend voorbeeld