-
Volharding — Van levensbelang voor christenenDe Wachttoren 1993 | 15 september
-
-
Volharding — Van levensbelang voor christenen
’Voeg bij uw geloof volharding.’ — 2 PETRUS 1:5, 6.
1, 2. Waarom moeten wij allen tot het einde volharden?
DE reizende opziener en zijn vrouw waren op bezoek bij een medechristen die in de negentig was. Hij had tientallen jaren in de volle-tijddienst gestaan. Terwijl zij zo zaten te praten, haalde de oudere broeder herinneringen op aan enkele van de voorrechten die hem in de loop der jaren ten deel waren gevallen. „Maar”, zo weeklaagde hij, terwijl de tranen over zijn wangen begonnen te rollen, „nu kan ik bijna niets meer.” De reizende opziener sloeg zijn bijbel open en las Mattheüs 24:13 voor, waar de volgende woorden van Jezus Christus worden aangehaald: „Wie tot het einde heeft volhard, die zal gered worden.” Toen keek de opziener deze geliefde broeder aan en zei: „De laatste toewijzing die wij allemaal hebben, ongeacht hoe veel of hoe weinig wij kunnen doen, is tot het einde te volharden.”
2 Ja, als christenen moeten wij allen volharden, hetzij tot het einde van dit samenstel van dingen of tot het einde van ons leven. Er is geen andere mogelijkheid om Jehovah’s goedkeuring voor redding te ontvangen. Wij bevinden ons in een wedloop om het leven, en wij moeten die „met volharding . . . lopen” tot wij de finish hebben gehaald (Hebreeën 12:1). De apostel Petrus beklemtoonde de belangrijkheid van deze hoedanigheid toen hij medechristenen de dringende aansporing gaf: ’Voeg bij uw geloof volharding’ (2 Petrus 1:5, 6). Maar wat is volharding precies?
Volharding — Wat het betekent
3, 4. Wat betekent het te volharden?
3 Wat betekent het te volharden? Het Griekse werkwoord voor „volharden” (hu·poʹme·no) betekent letterlijk „onder [iets] blijven”. Het komt zeventienmaal in de bijbel voor. Volgens de lexicografen W. Bauer, F. W. Gingrich en F. Danker betekent het „blijven in plaats van vluchten . . ., standhouden, volhouden”. Het Griekse zelfstandig naamwoord voor „volharding” (hu·poʹmo·ne) komt meer dan dertigmaal voor. Hierover zegt A New Testament Wordbook, door William Barclay: „Het is de gezindheid waardoor men dingen kan dragen, niet slechts met berusting, maar met een vurige hoop . . . Het is de eigenschap die een mens ondanks tegenspoed overeind houdt. Het is de deugd die de zwaarste beproeving in heerlijkheid kan veranderen omdat ze achter de pijn het einddoel ziet.”
4 Volharding stelt ons dus in staat stand te houden en de hoop niet te verliezen als wij met belemmeringen of moeilijkheden te kampen hebben (Romeinen 5:3-5). Ze kijkt voorbij de huidige pijn naar het doel — de prijs of gave van eeuwig leven, hetzij in de hemel of op aarde. — Jakobus 1:12.
Volharding — Waarom?
5. (a) Waarom hebben alle christenen „volharding nodig”? (b) In welke twee categorieën kunnen onze beproevingen worden onderverdeeld?
5 Als christenen hebben wij allen „volharding nodig” (Hebreeën 10:36). Waarom? In wezen omdat ons „velerlei beproevingen overkomen”. De Griekse tekst hier in Jakobus 1:2 duidt op een onverwachte of onwelkome ontmoeting, zoals wanneer iemand plotseling oog in oog met een rover komt te staan. (Vergelijk Lukas 10:30.) De beproevingen die ons overkomen, kunnen in twee categorieën worden onderverdeeld: die welke alle mensen ondergaan als gevolg van de overgeërfde zonde, en die welke zich voordoen wegens onze godvruchtige toewijding (1 Korinthiërs 10:13; 2 Timotheüs 3:12). Wat zijn enkele van deze beproevingen?
6. Hoe heeft één Getuige volhard toen hij door een pijnlijke ziekte werd getroffen?
6 Ernstige ziekte. Net als Timotheüs hebben sommige christenen „veelvuldige ziektegevallen” te verduren (1 Timotheüs 5:23). Vooral wanneer wij te kampen hebben met een chronische, misschien zeer pijnlijke ziekte, moeten wij met Gods hulp volharden, standhouden, en onze christelijke hoop niet uit het oog verliezen. Beschouw eens het voorbeeld van één Getuige die begin vijftig was en een lange, zware strijd voerde tegen een snelgroeiende kwaadaardige tumor. Na twee operaties was hij nog steeds vastbesloten geen bloedtransfusie te aanvaarden (Handelingen 15:28, 29). Maar de tumor kwam terug in zijn onderbuik en bleef vlak bij zijn ruggegraat verder woekeren. Daardoor leed hij onvoorstelbare fysieke pijn, die niet te onderdrukken was, hoeveel medicamenten hem ook werden toegediend. Maar hij keek voorbij de pijn van het moment naar de prijs van leven in de nieuwe wereld. Hij bleef zijn vurige hoop met artsen, verplegend personeel en bezoekers delen. Hij heeft tot het einde volhard — ja, tot het einde van zijn leven. Wellicht hebt u een gezondheidsprobleem dat niet levensbedreigend of zo pijnlijk is als dat van die geliefde broeder, maar toch kan het een grote beproeving op uw volharding vormen.
7. Het verduren van welke pijn is voor sommige van onze geestelijke broeders en zusters bij volharding betrokken?
7 Emotionele pijn. Van tijd tot tijd ondervinden sommige van Jehovah’s dienstknechten „de smart van het hart” die „een terneergeslagen geest” tot gevolg heeft (Spreuken 15:13). Ernstige depressiviteit is in deze „kritieke tijden . . . die moeilijk zijn door te komen” niet ongewoon (2 Timotheüs 3:1). Science News van 5 december 1992 berichtte: „Ernstige, dikwijls tot totale inactiviteit leidende depressiviteit is in elke achtereenvolgende generatie die sedert 1915 geboren is, danig toegenomen.” De oorzaken van een dergelijke depressiviteit verschillen, variërend van fysiologische factoren tot pijnlijk onaangename ervaringen. Voor sommige christenen houdt volharding in dat zij een dagelijkse strijd moeten voeren om ondanks emotionele pijn staande te blijven. Toch geven zij het niet op. Ondanks de tranen blijven zij Jehovah trouw. — Vergelijk Psalm 126:5, 6.
8. Welke beproeving zou ons kunnen overkomen op financieel gebied?
8 Tot de velerlei beproevingen die ons overkomen, kunnen ernstige economische moeilijkheden behoren. Toen een broeder in New Jersey (VS) plotseling zonder werk kwam, was het begrijpelijk dat hij zich bezorgd afvroeg hoe hij zijn gezin moest onderhouden en kon voorkomen dat hij zijn huis kwijtraakte. Hij verloor echter de Koninkrijkshoop niet uit het oog. Terwijl hij naar een andere baan zocht, maakte hij van de gelegenheid gebruik om als hulppionier te dienen. Uiteindelijk vond hij een baan. — Mattheüs 6:25-34.
9. (a) Hoe kan volharding nodig zijn wanneer men een geliefde in de dood heeft verloren? (b) Welke schriftplaatsen tonen aan dat het niet verkeerd is tranen van verdriet te vergieten?
9 Indien u een geliefde in de dood hebt verloren, hebt u nog lang nadat de mensen in uw omgeving tot hun normale routine zijn teruggekeerd, volharding nodig. U zult misschien zelfs bemerken dat u het elk jaar rond de tijd dat uw geliefde gestorven is, extra moeilijk hebt. Zo’n verlies dragen, betekent niet dat het verkeerd is tranen van verdriet te vergieten. Het is heel normaal te rouwen om de dood van iemand die ons dierbaar was, en dit duidt geenszins op gebrek aan geloof in de opstandingshoop (Genesis 23:2; vergelijk Hebreeën 11:19). Jezus „liet zijn tranen de vrije loop” toen Lazarus gestorven was, ook al had Hij vol vertrouwen tot Martha gezegd: „Uw broer zal opstaan.” En Lazarus stond inderdaad op! — Johannes 11:23, 32-35, 41-44.
10. Waarom heeft Jehovah’s volk in een uniek opzicht volharding nodig?
10 Behalve het verduren van de beproevingen die alle mensen ondergaan, heeft Jehovah’s volk in een uniek opzicht volharding nodig. „Gij zult ter wille van mijn naam voorwerpen van haat zijn voor alle natiën”, waarschuwde Jezus (Mattheüs 24:9). Hij zei ook: „Indien zij mij hebben vervolgd, zullen zij ook u vervolgen” (Johannes 15:20). Waarom al die haat en vervolging? Omdat, ongeacht waar wij ons op aarde als Gods dienstknechten bevinden, Satan onze rechtschapenheid jegens Jehovah probeert te verbreken (1 Petrus 5:8; vergelijk Openbaring 12:17). Om dat te bereiken, heeft Satan dikwijls het vuur van vervolging aangewakkerd en daarmee onze volharding zwaar op de proef gesteld.
11, 12. (a) Met welke beproeving op hun volharding werden Jehovah’s Getuigen en hun kinderen in de jaren ’30 en het begin van de jaren ’40 geconfronteerd? (b) Waarom groeten Jehovah’s Getuigen het nationale embleem niet?
11 In de jaren ’30 en het begin van de jaren ’40 bijvoorbeeld werden Jehovah’s Getuigen en hun kinderen in de Verenigde Staten en Canada het voorwerp van vervolging omdat zij op grond van hun geweten het nationale embleem niet groetten. De Getuigen respecteren het embleem van de natie waarin zij wonen, maar zij gehoorzamen het in Gods wet uiteengezette beginsel, opgetekend in Exodus 20:4, 5: „Gij moogt u geen gesneden beeld maken, noch enige gedaante gelijkend op iets wat in de hemel boven of wat op de aarde beneden of wat in de wateren onder de aarde is. Gij moogt u voor die niet buigen, noch u ertoe laten bewegen ze te dienen, want ik, Jehovah, uw God, ben een God die exclusieve toewijding eist.” Toen heel wat Getuigen-kinderen van school werden gestuurd omdat zij hun aanbidding alleen tot Jehovah God wilden richten, zetten de Getuigen Koninkrijksscholen op om hen van onderricht te voorzien. Deze leerlingen keerden naar de openbare scholen terug toen het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten hun religieuze positie erkende, zoals verlichte natiën dit tegenwoordig doen. De moedige volharding van deze jonge mensen dient echter als een voortreffelijk voorbeeld, vooral voor christelijke jongeren die nu misschien bespot worden omdat zij volgens bijbelse maatstaven trachten te leven. — 1 Johannes 5:21.
12 De velerlei beproevingen die ons overkomen — zowel die welke alle mensen ondervinden als die welke wij onder de ogen moeten zien wegens ons christelijke geloof — maken duidelijk waarom wij volharding nodig hebben. Maar hoe kunnen wij volharden?
Tot het einde volharden — Hoe?
13. Hoe schenkt Jehovah volharding?
13 Gods volk heeft beslist iets voor op degenen die Jehovah niet aanbidden. Wij kunnen ons voor hulp wenden tot „de God die volharding . . . schenkt” (Romeinen 15:5). Maar hoe schenkt Jehovah volharding? Eén manier waarop hij dat doet, is door middel van de in zijn Woord, de bijbel, opgetekende voorbeelden van volharding (Romeinen 15:4). Wanneer wij daarover nadenken, worden wij niet alleen aangemoedigd om te volharden, maar komen wij ook veel te weten over de wijze waarop wij moeten volharden. Beschouw eens twee in het oog springende voorbeelden — de moedige volharding van Job en de onberispelijke volharding van Jezus Christus. — Hebreeën 12:1-3; Jakobus 5:11.
14, 15. (a) Welke beproevingen verduurde Job? (b) Hoe kon Job de beproevingen waarmee hij werd geconfronteerd, verduren?
14 Door welke situaties werd Jobs volharding op de proef gesteld? Hij ondervond economische moeilijkheden toen hij het grootste deel van zijn bezittingen verloor (Job 1:14-17; vergelijk Job 1:3). Job gevoelde de smart van het verlies van geliefden toen al zijn tien kinderen in een storm omkwamen (Job 1:18-21). Hij werd getroffen door een ernstige, zeer pijnlijke ziekte (Job 2:7, 8; 7:4, 5). Zijn eigen vrouw oefende druk op hem uit om God de rug toe te keren (Job 2:9). Intieme metgezellen zeiden kwetsende, onvriendelijke en onware dingen. (Vergelijk Job 16:1-3 en Job 42:7.) Maar onder dit alles hield Job stand en bewaarde hij zijn rechtschapenheid (Job 27:5). De dingen die hij verduurde, vertonen overeenkomst met de beproevingen die in deze tijd over Jehovah’s volk komen.
15 Hoe kon Job al die beproevingen verduren? Iets waardoor Job vooral werd geschraagd, was hoop. „Zelfs voor een boom bestaat er nog hoop”, zo verklaarde hij. „Indien hij wordt omgehakt, zal hij zelfs weer uitlopen, en zijn eigen loot zal niet ophouden te bestaan” (Job 14:7). Welke hoop had Job? Zoals enkele verzen verderop staat opgetekend, zei hij: „Kan een fysiek sterke man als hij sterft opnieuw leven? . . . Gij zult roepen, en ikzelf zal u antwoorden. Naar het werk van uw handen zult gij een vurig verlangen hebben [of: hunkeren]” (Job 14:14, 15). Ja, Job keek verder dan zijn pijn van het moment. Hij wist dat zijn beproevingen niet eeuwig zouden duren. Op zijn hoogst zou hij tot zijn dood moeten volharden. Zijn hoopvolle verwachting bestond hierin dat Jehovah, die er liefdevol naar verlangt de doden op te wekken, hem weer tot leven zou brengen. — Handelingen 24:15.
16. (a) Wat leren wij over volharding uit het voorbeeld van Job? (b) Hoe reëel moet de Koninkrijkshoop voor ons zijn, en waarom?
16 Wat leren wij uit Jobs volharding? Om tot het einde te volharden, mogen wij nooit onze hoop uit het oog verliezen. Bedenk ook dat de zekerheid van de Koninkrijkshoop betekent dat elke vorm van lijden die over ons komt, van betrekkelijk ’korte duur’ is (2 Korinthiërs 4:16-18). Onze kostbare hoop is stevig gefundeerd op Jehovah’s belofte dat hij in de nabije toekomst ’elke traan uit onze ogen zal wegwissen, en de dood niet meer zal zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn er meer zal zijn’ (Openbaring 21:3, 4). Die hoop, die „niet tot teleurstelling [leidt]”, moet ons denken behoeden (Romeinen 5:4, 5; 1 Thessalonicenzen 5:8). Ze moet reëel voor ons zijn — zo reëel dat wij met de ogen des geloofs onszelf al in de nieuwe wereld kunnen zien — terwijl wij niet langer met ziekte en depressie te kampen hebben, maar elke dag in goede gezondheid en met een opgeruimde geest ontwaken; niet langer bezorgd zijn over ernstige economische druk, maar in zekerheid leven; niet langer rouwen om de dood van geliefden maar meemaken hoe opwindend het is te zien dat zij uit de dood zijn opgewekt (Hebreeën 11:1). Zonder die hoop kunnen wij zo door onze huidige beproevingen overstelpt worden dat wij het opgeven. Maar wat hebben wij mèt onze hoop een geweldige aansporing om de strijd voort te zetten en tot het einde te volharden!
17. (a) Welke beproevingen heeft Jezus verduurd? (b) Uit welk feit kan misschien worden opgemaakt hoe intens het lijden was dat Jezus heeft verduurd? (Zie voetnoot.)
17 De bijbel spoort ons aan „oplettend het oog gericht [te] houden” op Jezus en ’nauwkeurig op hem te letten’. Welke beproevingen heeft hij verduurd? Sommige waren te wijten aan de zonde en onvolmaaktheid van anderen. Jezus verdroeg niet alleen ’tegenspraak van zondaars’, maar ook de problemen die onder zijn discipelen rezen, met inbegrip van hun herhaaldelijk geredetwist over wie de grootste was. Meer nog, hij onderging een ongeëvenaarde geloofsbeproeving. Hij „heeft . . . een martelpaal verduurd” (Hebreeën 12:1-3; Lukas 9:46; 22:24). Het is moeilijk zich zelfs maar een voorstelling te maken van het mentale en fysieke lijden dat Jezus onderging toen hij een pijnlijke dood aan de martelpaal stierf en de schande droeg om als een godslasteraar terechtgesteld te worden.a
18. Welke twee dingen hebben volgens de apostel Paulus Jezus geschraagd?
18 Wat stelde Jezus in staat tot het einde te volharden? De apostel Paulus noemt twee dingen die Jezus schraagden: ’smekingen en smeekbeden’, alsook „de hem in het vooruitzicht gestelde vreugde”. Jezus, de volmaakte Zoon van God, schaamde zich niet om hulp te vragen. Hij bad „met sterk geroep en tranen” (Hebreeën 5:7; 12:2). Vooral toen zijn allerzwaarste beproeving naderde, voelde hij de noodzaak herhaaldelijk en vurig om kracht te bidden (Lukas 22:39-44). Als antwoord op Jezus’ smekingen nam Jehovah de beproeving niet weg, maar hij gaf Jezus de kracht om die te verduren. Jezus volhardde ook omdat hij voorbij de martelpaal naar zijn beloning keek — de vreugde die hij zou smaken door een aandeel te hebben aan de heiliging van Jehovah’s naam en het van de dood loskopen van de menselijke familie. — Mattheüs 6:9; 20:28.
19, 20. Hoe helpt het voorbeeld van Jezus ons een realistische kijk te hebben op wat er bij volharding betrokken is?
19 Uit het voorbeeld van Jezus leren wij een aantal dingen die ons helpen een realistische kijk te krijgen op wat er bij volharding betrokken is. De weg der volharding is niet gemakkelijk. Als wij er moeite mee hebben een bepaalde beproeving te verduren, is het vertroostend te weten dat hetzelfde zelfs voor Jezus gold. Om tot het einde te volharden, moeten wij herhaaldelijk om kracht bidden. Wanneer wij beproevingen ondergaan, kunnen wij ons af en toe misschien onwaardig voelen om te bidden. Maar Jehovah nodigt ons uit om ons hart bij hem uit te storten, ’want hij zorgt voor ons’ (1 Petrus 5:7). En op grond van wat Jehovah in zijn Woord heeft beloofd, heeft hij zich ertoe verplicht om aan hen die hem in geloof aanroepen, „kracht [te schenken] die datgene wat normaal is te boven gaat”. — 2 Korinthiërs 4:7-9.
20 Soms moeten wij onder tranen volharden. De pijn van de martelpaal op zich was voor Jezus geen reden om zich te verheugen. De vreugde lag veeleer in de beloning die hem in het vooruitzicht werd gesteld. In ons geval is het niet realistisch te verwachten dat wij ons altijd opgewekt en opgetogen zullen voelen als wij beproevingen ondergaan. (Vergelijk Hebreeën 12:11.) Wanneer wij echter vooruitzien naar de beloning zullen wij wellicht in staat zijn ’het als een en al vreugde te beschouwen’, zelfs wanneer wij de meest beproevingsvolle situaties te verduren krijgen (Jakobus 1:2-4; Handelingen 5:41). Het belangrijke punt is, dat wij standvastig blijven — desnoods onder tranen. Tenslotte heeft Jezus niet gezegd: ’Wie de minste tranen vergiet, zal gered worden’, maar: „Wie tot het einde heeft volhard, die zal gered worden.” — Mattheüs 24:13.
21. (a) Wat moeten wij volgens de aansporing in 2 Petrus 1:5, 6 bij onze volharding voegen? (b) Welke vragen zullen in het volgende artikel worden beschouwd?
21 Volharding is dus van levensbelang voor redding. In 2 Petrus 1:5, 6 worden wij er echter toe aangespoord bij onze volharding godvruchtige toewijding te voegen. Wat is godvruchtige toewijding? Hoe houdt ze verband met volharding, en hoe kunt u die verwerven? Deze vragen zullen in het volgende artikel worden beschouwd.
[Voetnoot]
a Hoe intens het lijden was dat Jezus heeft verduurd, is misschien op te maken uit het feit dat zijn volmaakte organisme na slechts enkele uren aan de paal te hebben gehangen, bezweek, terwijl de benen van de naast hem aan palen gehangen boosdoeners gebroken moesten worden om hun dood te verhaasten (Johannes 19:31-33). Zij hadden niet het mentale en fysieke lijden doorgemaakt dat Jezus had ondergaan toen hij gedurende de gehele slapeloze nacht aan zware beproevingen werd onderworpen voordat men hem aan een paal hing. Dit lijden was misschien zo hevig geweest dat hij zelfs zijn eigen martelpaal niet kon dragen. — Markus 15:15, 21.
-
-
Voeg bij uw volharding godvruchtige toewijdingDe Wachttoren 1993 | 15 september
-
-
Voeg bij uw volharding godvruchtige toewijding
’Voeg bij uw geloof volharding, bij uw volharding godvruchtige toewijding.’ — 2 PETRUS 1:5, 6.
1, 2. (a) Wat gebeurde er te beginnen in de jaren ’30 met Jehovah’s Getuigen in landen die onder de nazi-overheersing stonden, en waarom? (b) Hoe is het Jehovah’s volk onder deze wrede behandeling vergaan?
HET was een donkere periode in de twintigste-eeuwse geschiedenis. Te beginnen in de jaren ’30 werden duizenden getuigen van Jehovah in landen die onder de nazi-overheersing stonden, ten onrechte gearresteerd en in concentratiekampen geworpen. Waarom? Omdat zij het waagden neutraal te blijven en weigerden „Heil Hitler” te zeggen. Hoe werden zij behandeld? „Geen enkele categorie gevangenen was . . . zo blootgesteld aan het sadisme van de SS-soldateska als de Bijbelonderzoekers [Jehovah’s Getuigen]; een sadisme gekenmerkt door een eindeloze reeks van fysieke martelingen en zielefolteringen, die met geen pen te beschrijven zijn.” — Karl Wittig, een voormalige Duitse regeringsfunctionaris.
2 Hoe verging het de Getuigen? In haar boek The Nazi State and the New Religions: Five Case Studies in Non-Conformity merkte dr. Christine E. King op: „Slechts tegen de Getuigen [in tegenstelling tot andere religieuze groeperingen] oogstte de regering geen succes.” Ja, Jehovah’s Getuigen als groep hielden stand, ook al betekende dit voor honderden van hen dat zij tot de dood moesten volharden.
3. Wat heeft Jehovah’s Getuigen in staat gesteld zware beproevingen te verduren?
3 Wat heeft Jehovah’s Getuigen, niet alleen in nazi-Duitsland maar overal ter wereld, in staat gesteld zulke beproevingen te verduren? Hun hemelse Vader heeft hen wegens hun godvruchtige toewijding geholpen te volharden. „Jehovah [weet] mensen van godvruchtige toewijding uit beproeving te bevrijden”, verklaart de apostel Petrus (2 Petrus 2:9). Eerder in dezelfde brief had Petrus christenen de raad gegeven: ’Voeg bij uw geloof volharding, bij uw volharding godvruchtige toewijding’ (2 Petrus 1:5, 6). Volharding houdt dus nauw verband met godvruchtige toewijding. Ja, om tot het einde te volharden, moeten wij ’godvruchtige toewijding nastreven’ en aan de dag leggen (1 Timotheüs 6:11). Maar wat houdt godvruchtige toewijding precies in?
Wat godvruchtige toewijding is
4, 5. Wat is godvruchtige toewijding?
4 Het Griekse zelfstandig naamwoord voor „godvruchtige toewijding” (eu·se·beiʹa) kan letterlijk met „wel-verering” of „goed-verering” weergegeven worden (2 Petrus 1:6, Kingdom Interlinear).a Het duidt op een warm, uit het hart opwellend gevoel jegens God. Volgens W. E. Vine duidt het bijvoeglijk naamwoord euʹse·bes, dat letterlijk „wel-vererend” of „goed-vererend” betekent, op „de energie die, geleid door een heilig ontzag voor God, tot uiting komt in toegewijde activiteit”. — 2 Petrus 2:9, Int.
5 De uitdrukking „godvruchtige toewijding” heeft derhalve betrekking op de eerbied of toewijding jegens Jehovah, waardoor wij ertoe worden bewogen te doen wat hem welgevallig is. Dit wordt zelfs ondanks moeilijke beproevingen gedaan, omdat wij God vanuit het hart liefhebben. Het is een loyale, persoonlijke verknochtheid aan Jehovah die tot uiting komt in de wijze waarop wij ons leven leiden. Ware christenen worden ertoe aangespoord te bidden of zij „een kalm en rustig leven mogen . . . leiden met volledige godvruchtige toewijding” (1 Timotheüs 2:1, 2). Volgens de lexicografen J. P. Louw en E. A. Nida „kan [eu·se·beiʹa] in 1 Tm 2.2 in een aantal talen passend worden vertaald met ’leven zoals God graag wil dat wij leven’ of ’leven zoals God ons gezegd heeft dat wij dienen te leven’”.
6. Welk verband bestaat er tussen volharding en godvruchtige toewijding?
6 Wij kunnen nu beter het verband tussen volharding en godvruchtige toewijding begrijpen. Omdat wij leven zoals God graag wil dat wij leven — met godvruchtige toewijding — halen wij ons de haat van de wereld op de hals, waardoor steevast geloofsbeproevingen op ons pad komen (2 Timotheüs 3:12). Maar wij zouden beslist elke motivatie missen om zulke beproevingen te verduren als wij niet persoonlijk verknocht zouden zijn aan onze hemelse Vader. Bovendien reageert Jehovah op zo’n diepgevoelde toewijding. Denk u eens in hoe hij zich moet voelen wanneer hij vanuit de hemel neerziet en degenen gadeslaat die wegens hun toewijding aan hem hun uiterste best doen om hem ondanks allerlei tegenstand te behagen. Geen wonder dat hij graag bereid is „mensen van godvruchtige toewijding uit beproeving te bevrijden”!
7. Waarom moet godvruchtige toewijding worden aangekweekt?
7 Wij worden echter niet met godvruchtige toewijding geboren, en ook wordt die hoedanigheid niet automatisch door godvruchtige ouders op ons overgedragen (Genesis 8:21). Ze moet daarentegen worden aangekweekt (1 Timotheüs 4:7, 10). Wij moeten er moeite voor doen om godvruchtige toewijding bij onze volharding en bij ons geloof te voegen. Volgens Petrus vereist dit ’ernstige krachtsinspanning’ (2 Petrus 1:5). Hoe kunnen wij dan godvruchtige toewijding verwerven?
Hoe verwerven wij godvruchtige toewijding?
8. Wat is volgens de apostel Petrus de sleutel tot het verwerven van godvruchtige toewijding?
8 De apostel Petrus zette uiteen wat de sleutel is tot het verwerven van godvruchtige toewijding. Hij zei: „Mogen onverdiende goedheid en vrede ten aanzien van u vermeerderd worden door een nauwkeurige kennis van God en van Jezus, onze Heer, aangezien zijn goddelijke kracht ons alle dingen die van belang zijn voor leven en godvruchtige toewijding, vrijelijk heeft gegeven door middel van de nauwkeurige kennis van degene die ons geroepen heeft door heerlijkheid en deugd” (2 Petrus 1:2, 3). Om dus godvruchtige toewijding bij ons geloof en onze volharding te voegen, moeten wij groeien in nauwkeurige, dat wil zeggen, volledige of complete kennis van Jehovah God en Jezus Christus.
9. Hoe zou verduidelijkt kunnen worden dat bij het hebben van nauwkeurige kennis van God en Christus meer betrokken is dan alleen maar te weten wie zij zijn?
9 Wat betekent het nauwkeurige kennis van God en Christus te hebben? Het is duidelijk dat er meer bij betrokken is dan alleen maar te weten wie zij zijn. Ter verduidelijking: U weet misschien wie uw buurman is, en misschien groet u hem zelfs bij zijn naam. Maar zou u hem een grote som geld lenen? Niet tenzij u echt wist wat voor iemand hij is. (Vergelijk Spreuken 11:15.) Zo betekent ook Jehovah en Jezus nauwkeurig ofte wel volledig kennen, meer dan alleen maar geloven dat zij bestaan en weten hoe zij heten. Om bereid te zijn ter wille van hen zelfs tot de dood beproevingen te verduren, moeten wij hen werkelijk door en door kennen (Johannes 17:3). Wat is hierbij betrokken?
10. Welke twee dingen zijn betrokken bij het bezitten van nauwkeurige kennis van Jehovah en Jezus, en waarom?
10 Bij het bezitten van nauwkeurige of complete kennis van Jehovah en Jezus zijn twee dingen betrokken: (1) hen als persoon leren kennen — hun eigenschappen, hun denkwijze en gevoelens alsook hun manier van handelen — en (2) hun voorbeeld navolgen. Bij godvruchtige toewijding is een diepgevoelde, persoonlijke verknochtheid aan Jehovah betrokken en deze toewijding treedt aan het licht door de wijze waarop wij ons leven leiden. Om godvruchtige toewijding te verwerven, moeten wij Jehovah dan ook persoonlijk leren kennen en grondig bekend raken met zijn wil en wegen voor zover dat menselijkerwijs mogelijk is. Teneinde Jehovah, naar wiens beeld wij werden geschapen, werkelijk te kennen, moeten wij die kennis gebruiken en ons inspannen om als hij te zijn (Genesis 1:26-28; Kolossenzen 3:10). En aangezien Jezus in wat hij zei en deed Jehovah volmaakt nabootste, is het nauwkeurig kennen van Jezus een waardevol hulpmiddel om godvruchtige toewijding aan te kweken. — Hebreeën 1:3.
11. (a) Hoe kunnen wij nauwkeurige kennis van God en Christus verwerven? (b) Waarom is het belangrijk te mediteren over datgene wat wij lezen?
11 Hoe kunnen wij echter zo’n nauwkeurige kennis van God en Christus verwerven? Door ijverig de bijbel en op de bijbel gebaseerde publikaties te bestuderen.b Maar wil onze persoonlijke bijbelstudie ertoe leiden dat wij godvruchtige toewijding verwerven, dan is het onontbeerlijk dat wij de tijd nemen om te mediteren, dat wil zeggen, na te denken over of stil te staan bij wat wij lezen. (Vergelijk Jozua 1:8.) Waarom is dit belangrijk? Bedenk dat godvruchtige toewijding een warm, uit het hart opwellend gevoel jegens God is. In de Schrift wordt meditatie herhaaldelijk in verband gebracht met het figuurlijke hart — de innerlijke persoon (Psalm 19:14; 49:3; Spreuken 15:28). Wanneer wij met waardering nadenken over datgene wat wij lezen, sijpelt het door tot de innerlijke persoon, zodat onze gevoelens worden opgewekt, onze emoties worden geraakt en ons denken wordt beïnvloed. Alleen dan kan studie onze persoonlijke verknochtheid aan Jehovah versterken en ons ertoe bewegen zelfs ondanks allerminst gemakkelijke omstandigheden of zware beproevingen te leven op een wijze die God behaagt.
Thuis godvruchtige toewijding beoefenen
12. (a) Hoe zou volgens Paulus een christen thuis godvruchtige toewijding kunnen beoefenen? (b) Waarom zorgen ware christenen voor bejaarde ouders?
12 Godvruchtige toewijding dient in de eerste plaats thuis beoefend te worden. De apostel Paulus zegt: „Indien een weduwe kinderen of kleinkinderen heeft, laten die dan eerst leren in hun eigen huisgezin godvruchtige toewijding te beoefenen en een passende vergoeding aan hun ouders en grootouders te blijven betalen, want dit is aangenaam in Gods ogen” (1 Timotheüs 5:4). Zorgen voor bejaarde ouders is, zoals Paulus opmerkt, een uiting van godvruchtige toewijding. Ware christenen geven die zorg niet louter uit plichtsbesef doch uit liefde voor hun ouders. Maar meer dan dat, zij beseffen hoe belangrijk Jehovah de zorg voor gezinsleden acht. Zij zijn zich er terdege van bewust dat, indien zij hun ouders in tijd van nood aan hun lot zouden overlaten, dit gelijk zou staan met ’verloochening van het christelijke geloof’. — 1 Timotheüs 5:8.
13. Waarom kan het een hele uitdaging zijn om thuis godvruchtige toewijding te beoefenen, maar welke voldoening schenkt het wanneer men voor zijn ouders zorgt?
13 Toegegeven, het is niet altijd gemakkelijk om thuis godvruchtige toewijding te beoefenen. Het kan zijn dat gezinsleden ver uit elkaar wonen. De volwassen kinderen brengen misschien zelf een gezin groot en kampen wellicht met financiële problemen. De aard of de mate van de zorg die een ouder nodig heeft, kan een belasting vormen voor de fysieke, mentale en emotionele gezondheid van degenen die deze zorg geven. Niettemin kan het echte voldoening schenken te weten dat zorg dragen voor de ouders niet alleen neerkomt op „een passende vergoeding”, maar dat het ook Degene „aan wie elke familie in de hemel en op aarde haar naam te danken heeft”, welgevallig is. — Efeziërs 3:14, 15.
14, 15. Noem een voorbeeld waaruit godvruchtige zorg van de zijde van kinderen voor een ouder blijkt.
14 Laten wij eens een werkelijk ontroerend voorbeeld beschouwen. Voor Ellis en vijf van zijn broers en zusters betekent het een hele uitdaging om hun vader thuis te verzorgen. „In 1986 kreeg mijn vader een beroerte, waardoor hij volledig verlamd raakte”, zo zet Ellis uiteen. De zes kinderen voorzien samen in de behoeften van hun vader, wat onder meer inhoudt dat zij hem wassen en ervoor zorgen dat hij regelmatig wordt omgelegd opdat hij niet doorligt. „Wij lezen hem voor, praten tegen hem, maken muziek voor hem. Wij weten niet zeker of hij weet wat er om hem heen gebeurt, maar wij behandelen hem alsof hij zich volledig van alles bewust is.”
15 Waarom besteden die kinderen zo veel zorg aan hun vader? Ellis vervolgt: „Na de dood van onze moeder in 1964 heeft Vader ons in zijn eentje grootgebracht. Onze leeftijd varieerde destijds van vijf tot veertien jaar. Toen was hij er voor ons; nu zijn wij er voor hem.” Het is duidelijk dat het niet gemakkelijk is in die zorg te voorzien, en de kinderen raken heus wel eens ontmoedigd. „Maar wij beseffen dat de toestand van onze vader een tijdelijk probleem is”, zegt Ellis. „Wij zien uit naar de tijd dat onze vader zijn gezondheid terugkrijgt en wij met onze moeder herenigd kunnen worden” (Jesaja 33:24; Johannes 5:28, 29). Zo’n toegewijde zorg voor een ouder moet beslist hartverwarmend zijn voor Degene die kinderen gebiedt hun ouders te eren!c — Efeziërs 6:1, 2.
Godvruchtige toewijding en de bediening
16. Wat moet de voornaamste reden zijn waardoor wordt bepaald wat wij in de bediening doen?
16 Wanneer wij Jezus’ uitnodiging aanvaarden om ’hem voortdurend te volgen’, rust op ons de van God afkomstige opdracht het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken en discipelen te maken (Mattheüs 16:24; 24:14; 28:19, 20). Het is duidelijk dat het een christelijke verplichting is om in deze „laatste dagen” een aandeel aan de bediening te hebben (2 Timotheüs 3:1). Onze beweegreden om te prediken en te onderwijzen moet echter verder gaan dan louter plichtsbesef. Diepe liefde voor Jehovah moet de voornaamste reden zijn waardoor wordt bepaald wat en hoeveel wij in de bediening doen. „Uit de overvloed des harten spreekt de mond”, zei Jezus (Mattheüs 12:34). Ja, wanneer ons hart overvloeit van liefde voor Jehovah, voelen wij ons gedrongen tot anderen van hem te getuigen. Wanneer liefde voor God onze beweegreden is, vormt onze bediening een zinvolle uiting van onze godvruchtige toewijding.
17. Hoe kunnen wij de juiste beweegreden voor de bediening aankweken?
17 Hoe kunnen wij de juiste beweegreden voor de bediening aankweken? Denk vol waardering na over drie redenen die Jehovah ons gegeven heeft om hem lief te hebben. (1) Wij hebben Jehovah lief wegens datgene wat hij reeds voor ons gedaan heeft. Hij had geen grotere liefde kunnen tonen dan door in de losprijs te voorzien (Mattheüs 20:28; Johannes 15:13). (2) Wij hebben Jehovah lief wegens datgene wat hij nu voor ons doet. Wij hebben vrijmoedigheid van spreken tegenover Jehovah, die onze gebeden verhoort (Psalm 65:2; Hebreeën 4:14-16). Terwijl wij de Koninkrijksbelangen op de eerste plaats stellen, wordt in onze levensbehoeften voorzien (Mattheüs 6:25-33). Wij ontvangen een gestadige toevoer van geestelijk voedsel waardoor wij worden geholpen het hoofd te bieden aan de problemen waarmee wij worden geconfronteerd (Mattheüs 24:45). En wij zijn gezegend deel uit te maken van een wereldwijde christelijke broederschap die ons werkelijk onderscheidt van de rest van de wereld (1 Petrus 2:17). (3) Wij hebben Jehovah ook lief wegens datgene wat hij nog voor ons zal doen. Wegens zijn liefde kunnen wij „het werkelijke leven” — eeuwig leven in de toekomst — ’stevig vastgrijpen’ (1 Timotheüs 6:12, 19). Wanneer wij nadenken over de liefde die Jehovah jegens ons betoont, zal ons hart ons er beslist toe bewegen vol toewijding een aandeel te hebben aan het werk dat erin bestaat anderen over hem en zijn kostbare voornemens te vertellen! Anderen zullen ons niet hoeven te vertellen wat wij of hoeveel wij in de bediening moeten doen. Ons hart zal ons ertoe bewegen te doen wat wij kunnen.
18, 19. Welke belemmering overwon een zuster om een aandeel aan de bediening te kunnen hebben?
18 Zelfs ondanks omstandigheden die helemaal niet gemakkelijk zijn, zal een door godvruchtige toewijding bezield hart zich gedrongen voelen te spreken. (Vergelijk Jeremia 20:9.) Dit blijkt uit het geval van Stella, een buitengewoon verlegen christelijke vrouw. Toen zij pas de bijbel begon te bestuderen, dacht zij: ’Ik zou nooit van huis tot huis kunnen gaan!’ Zij legt uit: „Ik was altijd heel stil. Ik durfde nooit een gesprek met anderen aan te knopen.” Naarmate zij haar studie voortzette, groeide haar liefde voor Jehovah en ontwikkelde zij een vurig verlangen om met anderen over hem te praten. „Ik weet nog dat ik tegen degene die mij bijbelstudie gaf zei: ’Ik wil zo verschrikkelijk graag praten, maar ik kan het gewoon niet, en dat zit me echt dwars.’ Nooit zal ik vergeten wat zij tegen mij zei: ’Stella, wees maar dankbaar dat je wilt praten.’”
19 Het duurde niet lang of Stella gaf haar buurvrouw getuigenis. Toen deed zij een voor haar geweldige stap — zij nam voor het eerst deel aan de van-huis-tot-huisbediening (Handelingen 20:20, 21). Zij weet nog te vertellen: „Ik had mijn aanbieding uitgeschreven. Maar ik had zo’n angst dat ik, hoewel ik de aantekeningen vóór me had, te zenuwachtig was om erop te kijken!” Nu, meer dan 35 jaar later, is Stella van nature nog steeds heel verlegen. Maar zij houdt van de velddienst en blijft er een zinvol aandeel aan hebben.
20. Uit welk voorbeeld blijkt dat zelfs vervolging of gevangenschap toegewijde getuigen van Jehovah de mond niet kan snoeren?
20 Zelfs vervolging of gevangenschap kan toegewijde getuigen van Jehovah de mond niet snoeren. Beschouw het voorbeeld van Ernst en Hildegard Seliger uit Duitsland eens. Met hun beiden hebben zij om hun geloof meer dan 40 jaar in nazi-concentratiekampen en communistische gevangenissen gezeten. Zelfs in de gevangenis bleven zij andere gevangenen getuigenis geven. Terugblikkend vertelt Hildegard: „De gevangenisautoriteiten beschouwden mij als bijzonder gevaarlijk omdat ik, zoals een bewaakster zei, de hele dag over de bijbel sprak. Ik werd derhalve . . . in een keldercel opgesloten.” Toen broeder en zuster Seliger eindelijk in vrijheid werden gesteld, besteedden zij al hun tijd aan de christelijke bediening. Beiden hebben tot aan hun dood getrouw gediend; broeder Seliger stierf in 1985 en zijn vrouw in 1992.
21. Wat moeten wij doen om godvruchtige toewijding bij onze volharding te voegen?
21 Door ijverig Gods Woord te bestuderen en er de tijd voor te nemen om vol waardering te mediteren over datgene wat wij leren, zullen wij groeien in nauwkeurige kennis van Jehovah God en Jezus Christus. Dit zal er vervolgens toe leiden dat wij die kostbare hoedanigheid — godvruchtige toewijding — in vollediger mate verwerven. Zonder godvruchtige toewijding is het onmogelijk de vele beproevingen te verduren die ons als christenen overkomen. Laten wij dus de raad van de apostel Petrus opvolgen door ’bij ons geloof volharding en bij onze volharding godvruchtige toewijding te blijven voegen’. — 2 Petrus 1:5, 6.
-