„Kom mij te hulp waar ik in geloof te kort schiet!”
„De vader van het jonge kind . . . zei: ’Ik heb geloof! Kom mij te hulp waar ik in geloof te kort schiet!’” — MARKUS 9:24.
1. Wat bracht een vader ertoe uit te roepen: „Kom mij te hulp waar ik in geloof te kort schiet”?
DE VADER van een door een demon bezeten jongen stond voor Jezus Christus. Wat snakte die man ernaar dat zijn kind genezen zou worden! Jezus’ discipelen hadden niet genoeg geloof gehad om de demon uit te werpen, maar de vader riep uit: „Ik heb geloof! Kom mij te hulp waar ik in geloof te kort schiet!” Door middel van door God geschonken kracht wierp Jezus toen de demon uit, waarmee hij ongetwijfeld het geloof van de vader van de jongen versterkte. — Markus 9:14-29.
2. In welke twee opzichten schamen christenen zich niet ten aanzien van geloof?
2 Net als die van hoop vervulde vader van de jongen schaamt een loyale dienstknecht van Jehovah zich er niet voor te zeggen: „Ik heb geloof!” Spotters kunnen de macht van God, de waarachtigheid van zijn Woord en zelfs zijn bestaan ontkennen. Maar ware christenen hebben er geen moeite mee om toe te geven dat zij geloof in Jehovah God hebben. Wanneer zij echter in gebed vertrouwelijk tot hun hemelse Vader spreken, kunnen deze zelfde personen smeken: „Kom mij te hulp waar ik in geloof te kort schiet!” Ook dit doen zij zonder schaamte, wetend dat zelfs de apostelen van Jezus Christus smeekten: „Geef ons meer geloof.” — Lukas 17:5.
3. Wat is betekenisvol aan de wijze waarop Johannes het woord „geloof” in zijn evangelie gebruikte, en waarom was dit passend?
3 Vooral de christelijke Griekse Geschriften hebben veel over geloof te zeggen. Johannes’ evangelie gebruikt trouwens diverse met „geloof” verwante Griekse woorden ruim 40 procent vaker dan de andere drie evangeliën samen. Johannes legde er de nadruk op dat het hebben van geloof niet voldoende is; geloof oefenen is van levensbelang. Toen hij omstreeks 98 G.T. schreef, zag hij de giftige tentakels van afval zich reeds uitstrekken naar christenen die zwak waren in geloof (Handelingen 20:28-30; 2 Petrus 2:1-3; 1 Johannes 2:18, 19). Het kwam erop aan geloof te oefenen, en daar blijk van te geven door werken van godvruchtige toewijding. Er lagen moeilijke tijden in het verschiet.
4. Waarom is niets onmogelijk voor hen die geloof hebben?
4 Geloof stelt christenen in staat moeilijkheden het hoofd te bieden. Jezus zei zijn discipelen dat als zij „geloof [hadden] ter grootte van een mosterdzaadje”, niets hun onmogelijk zou zijn (Mattheüs 17:20). Zo benadrukte hij de kracht van geloof, een vrucht van heilige geest. Jezus legde aldus de nadruk niet op wat mensen vermogen, maar op wat Gods geest of werkzame kracht kan doen. Degenen die erdoor geleid worden, maken geen bergen van obstakels en problemen van het formaat van een molshoop. Het toepassen van de wijsheid die Gods geest schenkt, helpt hen de dingen in het juiste perspectief te zien. Zelfs ernstige problemen schrompelen ineen wanneer ze worden onderworpen aan de schragende kracht van geloof. — Mattheüs 21:21, 22; Markus 11:22-24; Lukas 17:5, 6.
Bidden dat geloof niet te kort schiet
5-7. (a) Welke waarschuwende woorden betreffende geloof sprak Jezus toen hij de Gedachtenisviering instelde? (b) Hoe stelde Petrus’ geloof hem in staat zijn broeders te versterken?
5 In 33 G.T. vierde Jezus voor het laatst het Pascha met zijn discipelen. Na Judas Iskariot te hebben weggestuurd, stelde hij vervolgens de Gedachtenisviering in, waarbij hij zei: „Ik sluit een verbond met u[lieden], evenals mijn Vader een verbond met mij heeft gesloten, voor een koninkrijk . . . Simon, Simon, zie! Satan heeft ulieden voor zich opgeëist, om u te ziften als tarwe. Maar ik heb voor u gesmeekt dat uw geloof niet zou bezwijken; en wanneer gij eenmaal zijt teruggekeerd, versterk dan op uw beurt uw broeders.” — Lukas 22:28-32.
6 Jezus bad dat Simon Petrus’ geloof niet zou bezwijken. Hoewel Petrus in al te groot zelfvertrouwen pochte dat hij Jezus nooit zou verloochenen, deed hij dat korte tijd later drie keer (Lukas 22:33, 34, 54-62). Met het voorzegde slaan van de Herder, een neerslaan in de dood, werden de schapen inderdaad verstrooid (Zacharia 13:7; Markus 14:27). Toen Petrus zich echter herstelde na in de valstrik van vrees te zijn beland, versterkte hij zijn geestelijke broeders. Hij bracht de kwestie van een vervanger voor de ontrouwe Judas Iskariot ter sprake. Met Pinksteren 33 G.T. als woordvoerder voor de apostelen optredend, gebruikte Petrus de eerste van „de sleutels” die Jezus hem gegeven had en opende aldus de weg voor joden om leden van het Koninkrijk te worden (Mattheüs 16:19; Handelingen 1:15–2:41). Satan had de apostelen opgeëist om hen als tarwe te ziften, maar God zorgde ervoor dat hun geloof niet te kort schoot.
7 Hoe moet Petrus zich wel niet gevoeld hebben toen hij Jezus hoorde zeggen: „Ik heb voor u gesmeekt dat uw geloof niet zou bezwijken.” Denk eens in! Zijn Heer en Meester had gebeden dat Petrus’ geloof niet zou falen. En het faalde niet, het bezweek niet. Op de pinksterdag werden Petrus en anderen zelfs de eersten die met heilige geest werden gezalfd om Gods geestelijke kinderen te worden, toekomstige medeërfgenamen met Christus in hemelse heerlijkheid. Terwijl heilige geest toen in een voorheen onbekende mate ten aanzien van hen werkzaam was, konden zij als nooit tevoren de vrucht ervan aan de dag leggen, met inbegrip van geloof. Wat een schitterend antwoord op hun bede: „Geef ons meer geloof”! — Lukas 17:5; Galaten 3:2, 22-26; 5:22, 23.
Beproevingen met geloof tegemoetzien
8. Welke te rechter tijd komende waarschuwing heeft de organisatie ons gegeven betreffende de vervulling van 1 Thessalonicenzen 5:3?
8 Als een vervulling van een bijbelse profetie zullen wij binnenkort de roep „Vrede en zekerheid!” horen (1 Thessalonicenzen 5:3). Zou dit een beproeving op ons geloof kunnen zijn? Ja, want wij lopen het gevaar dat wij ons laten verrassen door het ogenschijnlijke succes dat de natiën wellicht hebben in het tot stand brengen van vrede. Maar wij zullen niet de geest van zulke aankondigers van vrede delen als wij in gedachte houden dat Jehovah God geen van de instellingen van deze wereld daartoe gebruikt. Hij heeft zijn eigen methode om ware vrede te brengen, en dat is alleen door middel van zijn koninkrijk onder Jezus Christus. Welk succes de natiën dan ook mogen hebben bij het bewerken van vrede, het zal slechts een kortstondige en oppervlakkige aangelegenheid zijn. Om ons te helpen in dat opzicht op onze hoede te blijven, zal „de getrouwe en beleidvolle slaaf” te rechter tijd waarschuwingen blijven publiceren zodat Jehovah’s dienstknechten niet verrast zullen worden door de komende aanmatigende afkondiging van „Vrede en zekerheid” door de natiën van dit oude samenstel van dingen. — Mattheüs 24:45-47.
9. Waarom zullen wij bij de vernietiging van Babylon de Grote moed en geloof nodig hebben?
9 De roep „Vrede en zekerheid!” zal het signaal zijn waarop „plotselinge vernietiging” zal komen over Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie (Openbaring 17:1-6; 18:4, 5). Ook dit zal een test zijn voor het geloof van christenen. Zullen Jehovah’s Getuigen vast in het geloof blijven, terwijl de valse religie in puin valt? Natuurlijk. Deze gebeurtenis — onverwacht en onbegrijpelijk voor de meeste mensen — zal geen mensenwerk zijn. Mensen zullen moeten weten dat het in werkelijkheid Jehovah’s oordeel is, ter heiliging van de naam die door valse religie zo lang is besmeurd. Maar hoe zouden mensen dat kunnen weten tenzij iemand hun dat heeft verteld? En van wie anders dan Jehovah’s Getuigen mag men verwachten dat zij hun dat vertellen? — Vergelijk Ezechiël 35:14, 15; Romeinen 10:13-15.
10. Hoe zal ook Gogs aanval op Jehovah’s volk een beproeving op geloof betekenen?
10 Gezalfde getuigen van Jehovah en hun metgezellen met een aardse hoop hebben de moed gehad anderen te vertellen over de ophanden zijnde voltrekking van Jehovah’s oordeel tegen Babylon de Grote en de rest van Satans samenstel van dingen (2 Korinthiërs 4:4). In zijn rol van Gog van Magog, waarmee zijn huidige vernederde positie wordt aangeduid, zal Satan zijn aardse strijdkrachten vergaderen voor een totale aanval op Gods volk. Geloof in goddelijke beschermende macht ten behoeve van Jehovah’s Getuigen zal op de proef gesteld worden. Maar wij kunnen geloof hebben dat zoals Gods Woord heeft voorzegd, Jehovah zijn volk zal redden. — Ezechiël 38:16; 39:18-23.
11, 12. (a) Waardoor werd de redding van Noach en zijn gezin tijdens de Vloed veilig gesteld? (b) Waarover zullen wij ons geen zorgen hoeven maken tijdens de grote verdrukking?
11 Op het moment weten wij niet exact hoe Jehovah zijn volk gedurende de „grote verdrukking” zal beschermen, maar dit vormt geen reden om eraan te twijfelen dat hij dit zal doen (Mattheüs 24:21, 22). De situatie van Gods huidige dienstknechten zal zijn als die waarin Noach en zijn gezin zich bevonden tijdens de Vloed. Opgesloten binnen de ark met rondom de kolkende wateren van vernietiging, waren zij waarschijnlijk van ontzag vervuld vanwege deze demonstratie van goddelijke macht en zullen zij innig gebeden hebben. Er is geen schriftuurlijke aanwijzing dat zij bezorgd waren en zich afvroegen: ’Is de ark wel stevig genoeg om bestand te zijn tegen de verwoestende krachten? Hebben wij voldoende voedsel om het te kunnen uithouden totdat de Vloed voorbij is? Zullen wij opgewassen zijn tegen de veranderde omstandigheden die er hierna op aarde zullen bestaan?’ De daaropvolgende gebeurtenissen bewezen dat zulke zorgen ongegrond zouden zijn geweest.
12 Om zich te verzekeren van redding moesten Noach en zijn gezin geloof oefenen. Dit betekende instructies op te volgen en zich door Gods heilige geest te laten leiden. Tijdens de grote verdrukking zal het al net zo gebiedend noodzakelijk zijn dat wij de leiding van de heilige geest volgen en Jehovah’s instructies gehoorzamen die ons door middel van zijn organisatie bereiken. Dan zullen wij geen reden tot bezorgdheid hebben en ons niet hoeven afvragen: ’Hoe zal er in onze geestelijke en stoffelijke behoeften worden voorzien? Welke voorzieningen zullen er zijn voor ouderen en voor hen die speciale medische zorg of behandeling nodig hebben? Hoe zal Jehovah het mogelijk maken dat wij in leven blijven om de nieuwe wereld binnen te gaan?’ Met een sterk geloof zullen al Jehovah’s loyale dienstknechten alles aan zijn bekwame handen overlaten. — Vergelijk Mattheüs 6:25-33.
13. Waarom zullen wij als de grote verdrukking eenmaal is begonnen, geloof als dat van Abraham nodig hebben?
13 Wanneer de grote verdrukking eenmaal is begonnen, zal ons geloof in God ongetwijfeld in grote mate versterkt worden. Wij zullen immers zien dat Jehovah ten uitvoer brengt wat hij heeft gezegd te zullen doen. Wij zullen met eigen ogen de voltrekking van zijn oordeel zien! Maar zullen wij persoonlijk genoeg geloof bezitten om ervan overtuigd te zijn dat God terwijl hij de goddelozen vernietigt, zijn volk zal beschermen? Zullen wij als Abraham zijn, die het geloof had dat ’de Rechter van de gehele aarde recht zal doen’, en niet met de goddelozen ook de rechtvaardigen zal vernietigen? — Genesis 18:23, 25.
14. Welke vragen moeten ons ertoe brengen ons geloof te analyseren en er hard aan te werken het te versterken?
14 Hoe belangrijk is het dat wij nu ons geloof opbouwen! Met het einde van dit goddeloze samenstel van dingen zo nabij, moeten wij ons door Gods geest laten motiveren tot „heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding” (2 Petrus 3:11-14). Dan zullen wij niet tijdens de grote verdrukking geplaagd worden door verontrustende gedachten als: ’Ben ik er zeker van Jehovah’s bescherming te ontvangen? Had ik meer in zijn dienst kunnen doen? Heb ik er echt hard genoeg mijn best voor gedaan „de nieuwe persoonlijkheid” aan te doen? Ben ik de soort persoon die Jehovah in de nieuwe wereld wil hebben?’ Zulke tot nadenken stemmende vragen moeten ons ertoe brengen ons geloof te analyseren en er hard aan te werken het nu te versterken! — Kolossenzen 3:8-10.
Geloof om ons beter te maken
15. Wat zei Jezus soms tegen degenen die hij genas, maar waarom vormt dit geen ondersteuning voor hedendaagse gebedsgenezing?
15 Jezus beperkte zijn werken van fysieke genezing niet tot mensen die geloof bezaten (Johannes 5:5-9, 13). Zijn activiteiten verlenen dus geen steun aan de onschriftuurlijke leer van gebedsgenezing. Het is waar dat Jezus soms tegen degenen die hij genas, zei: „Uw geloof heeft u beter gemaakt” (Mattheüs 9:22; Markus 5:34; 10:52; Lukas 8:48; 17:19; 18:42). Maar met zo’n uitspraak wees hij eenvoudig op een onmiskenbare waarheid: Als die aan ziekten lijdende personen geen geloof hadden gehad in Jezus’ vermogen om te genezen, zouden zij al helemaal niet voor genezing naar hem toe zijn gekomen.
16. Aan welk genezingsprogramma geeft Jezus thans leiding?
16 In deze tijd geeft Jezus leiding aan een programma van geestelijke genezing, en meer dan 4.000.000 personen hebben zichzelf in de positie geplaatst daar voordeel van te trekken. Als Jehovah’s Getuigen genieten zij geestelijke gezondheid ondanks de fysieke problemen die zij wellicht hebben. Gezalfde christenen onder hen hebben een hemelse hoop, en zij ’houden hun ogen gericht op dingen die men niet ziet en die eeuwig zijn’ (2 Korinthiërs 4:16-18; 5:6, 7). En christenen met een aardse hoop zien uit naar de schitterende daden van fysieke genezing die in Gods nieuwe wereld zullen plaatsvinden.
17, 18. Welke voorziening van Jehovah wordt in Openbaring 22:1, 2 beschreven, en hoe hebben wij geloof nodig om er voordeel van te trekken?
17 De apostel Johannes doelde op Gods voorzieningen voor eeuwig leven toen hij in Openbaring 22:1, 2 schreef: „Hij toonde mij een rivier van water des levens, helder als kristal, die vanuit de troon van God en van het Lam stroomde over het midden van haar brede straat. En aan deze en aan gene zijde van de rivier stonden bomen des levens, die twaalf vruchtoogsten voortbrengen, elke maand hun vruchten opleverend. En de bladeren van de bomen waren tot genezing van de natiën.” Het „water des levens” omvat Gods Woord der waarheid en elke andere voorziening van Jehovah om gehoorzame mensen te bevrijden van zonde en dood en hun op basis van Jezus’ loskoopoffer eeuwig leven te verlenen (Efeziërs 5:26; 1 Johannes 2:1, 2). Terwijl Jezus’ 144.000 gezalfde volgelingen op aarde zijn, drinken zij van Gods voorziening voor leven door bemiddeling van Christus en worden zij „grote bomen der rechtvaardigheid” genoemd (Jesaja 61:1-3; Openbaring 14:1-5). Zij hebben op aarde veel geestelijke vruchten voortgebracht. Na hun opstanding tot hemels leven zullen zij gedurende Christus’ duizendjarige regering een aandeel hebben aan het verstrekken van de voorzieningen van het loskoopoffer die „tot genezing van de natiën” zullen zijn en deze van zonde en dood zullen bevrijden.
18 Hoe sterker ons geloof in deze voorzieningen van God is, hoe groter ook onze bereidheid om de leiding te volgen van zijn geest die ons ertoe aanzet er gebruik van te maken. Fysieke volmaaktheid zal kennelijk volgen naarmate iemand geloof oefent in Christus en geestelijke vorderingen maakt. Al zal iemand misschien op wonderbare wijze van grote fysieke handicaps genezen zijn, hij zal dichter tot volmaaktheid worden gebracht als hij beoefent wat juist is. Hij zal regelmatig gebruik maken van Gods voorziening voor genezing door middel van Christus’ slachtoffer. Geloof zal dus van invloed zijn op ons fysieke genezings- en vervolmakingsproces.
„Door middel van geloof gered”
19. Waarom is het uitermate belangrijk vast in het geloof te blijven?
19 Hoe uitermate belangrijk is het dat Jehovah’s dienstknechten tot het moment dat straks de dageraad van Gods nieuwe wereld voorgoed de duisternis van de huidige goddeloze wereld verdrijft, vast blijven in het geloof! Mensen „die geen geloof hebben”, zullen in „het meer dat met vuur en zwavel brandt”, geworpen worden, de tweede dood. Op zijn laatst zal dat gebeuren na de laatste beproeving aan het eind van Christus’ duizendjarige regering (Openbaring 20:6-10; 21:8). Hoe gezegend is dan de uitkomst voor hen die geloof blijven oefenen en die in leven blijven om van een eindeloze toekomst te genieten!
20. Hoe zal 1 Korinthiërs 13:13 aan het eind van Christus’ duizendjarige regering een speciale betekenis krijgen?
20 Dan zullen deze woorden van Paulus in 1 Korinthiërs 13:13 een bijzondere betekenis krijgen: „Nu blijven echter geloof, hoop, liefde, deze drie; maar de grootste van deze is de liefde.” Niet langer hoeven wij geloof te oefenen dat de profetische belofte in Genesis 3:15 werkelijkheid zal worden of hoop te koesteren dat de belofte vervuld zal worden. Dat zal zijn gebeurd. Als rechtschapenheidbewaarders zullen wij ermee voortgaan op Jehovah te hopen, in hem en zijn Zoon te geloven en hen lief te hebben als degenen die de vervulling van deze profetie tot stand hebben gebracht. Bovendien zal diepe liefde en oprechte dankbaarheid voor onze redding ons aan God binden in een onverbrekelijke toewijding die tot in alle eeuwigheid standhoudt. — 1 Petrus 1:8, 9.
21. Wat dienen wij nu te doen om ’door middel van geloof gered te worden’?
21 Door middel van zijn zichtbare organisatie heeft Jehovah schitterende voorzieningen getroffen om ons geloof te versterken. Trek volledig voordeel van alles waarin is voorzien. Wees geregeld aanwezig op de vergaderingen van Gods volk en neem eraan deel (Hebreeën 10:24, 25). Bestudeer ijverig zijn Woord en christelijke publikaties. Smeek Jehovah om zijn heilige geest (Lukas 11:13). Volg het geloof na van hen die nederig de leiding nemen in de gemeente (Hebreeën 13:7). Weersta wereldse verzoekingen (Mattheüs 6:9, 13). Ja, en verdiep uw persoonlijke verhouding met Jehovah op elke mogelijke manier. Bovenal, blijf geloof oefenen. Dan kunt u onder hen zijn die Jehovah behagen en redding verwerven, want Paulus verklaarde: „Ja, door . . . onverdiende goedheid zijt gij door middel van geloof gered; en dit hebt gij niet aan uzelf te danken, het is Gods gave.” — Efeziërs 2:8.
Wat zijn uw antwoorden?
◻ Welke geloofsbeproevingen liggen er in het directe verschiet?
◻ Op welke twee manieren kan geloof ons beter maken?
◻ Hoe lang moeten wij volgens 1 Petrus 1:9 geloof bewaren?
◻ Welke voorzieningen hebben wij om ons geloof te versterken?
[Illustratie op blz. 15]
Voelt u net als de vader wiens zoon door Jezus werd genezen, een persoonlijke behoefte aan meer geloof?
[Illustratie op blz. 17]
Geloof als dat van Noach en zijn gezin zal nodig zijn om de „grote verdrukking” te overleven