Hoofdstuk 15
„Wie is waardig de boekrol te openen?”
1. Wat gebeurt er nu in Johannes’ visioen?
SUBLIEM! ONTZAG INBOEZEMEND! Zo kan het opwindende visioen van Jehovah’s troon in zijn omlijsting van de vurige lampen, de cherubs, de 24 oudere personen en de glazen zee beschreven worden. Maar zeg eens Johannes, wat ziet u nu? Johannes vestigt zijn blik op het midden van dit hemelse tafereel en vertelt ons: „En ik zag in de rechterhand van Degene die op de troon is gezeten een boekrol, beschreven van binnen en aan de buitenkant, welverzegeld met zeven zegels. En ik zag een sterke engel, die met een luide stem uitriep: ’Wie is waardig de boekrol te openen en haar zegels los te maken?’ Maar noch in de hemel noch op de aarde noch onder de aarde was ook maar iemand die de boekrol kon openen of erin kon kijken. En ik barstte in een stroom van tranen uit omdat er niemand waardig werd bevonden de boekrol te openen of erin te kijken.” — Openbaring 5:1-4.
2, 3. (a) Waarom verlangt Johannes er zo vurig naar dat er iemand wordt gevonden die de boekrol zal openen, maar hoe groot schijnt de kans daarop te zijn? (b) Waarop heeft Gods gezalfde volk in onze tijd met vurig verlangen gewacht?
2 Jehovah zelf, de Soevereine Heer van de gehele schepping, houdt die boekrol in zijn uitgestrekte hand. Die rol moet vol belangrijke inlichtingen staan, want ze is aan de voorzijde en aan de achterzijde beschreven. Onze nieuwsgierigheid is opgewekt. Wat is de inhoud van de boekrol? Wij herinneren ons de uitnodiging die Jehovah Johannes had doen toekomen: „Stijg hierheen op, en ik zal u de dingen tonen die moeten geschieden” (Openbaring 4:1). Tintelend van verwachting zien wij ernaar uit te vernemen wat die dingen zijn. Maar helaas, de boekrol is goed gesloten, hecht verzegeld met zeven zegels!
3 Zal de sterke engel iemand vinden die waardig is de boekrol te openen? Volgens de Kingdom Interlinear bevindt de boekrol zich „op de rechterhand” van Jehovah. Dit duidt erop dat hij de boekrol op de open handpalm van zijn uitgestrekte hand houdt. Maar het schijnt dat niemand in de hemel of op aarde waardig is die boekrol aan te nemen en te openen. Zelfs onder de getrouwe dienstknechten van God die gestorven zijn, onder de aarde dus, komt niemand voor deze grote eer in aanmerking. Geen wonder dat Johannes zichtbaar ontdaan is! Misschien zal hij dan toch niet ’de dingen vernemen die moeten geschieden’. Ook in onze tijd heeft Gods gezalfde volk er verlangend naar uitgezien dat Jehovah zijn licht en zijn waarheid op de Openbaring zou doen schijnen. Hij zou dit op de bestemde tijd voor de vervulling van de profetie progressief doen ten einde zijn volk op de weg van een „grootse redding” te leiden. — Psalm 43:3, 5.
De Waardige
4. (a) Wie blijkt waardig te zijn de boekrol en haar zegels te openen? (b) Welke beloning en welk voorrecht hebben de leden van de Johannesklasse en hun metgezellen in deze tijd ontvangen?
4 Ja, er is iemand die de boekrol kan openen! Johannes vertelt: „Maar een van de oudere personen zegt tot mij: ’Houd op met wenen. Zie! De Leeuw die uit de stam Juda is, de wortel van David, heeft overwonnen, zodat hij de boekrol en haar zeven zegels kan openen’” (Openbaring 5:5). Dus Johannes, droog uw tranen! De Johannesklasse en haar loyale metgezellen in deze tijd hebben eveneens tientallen jaren lang zware beproevingen doorstaan terwijl zij geduldig op geestelijke verlichting wachtten. Wat een vertroostende beloning is ons nu ten deel gevallen omdat wij het visioen begrijpen, en wat een voorrecht een aandeel aan de vervulling ervan te hebben door de daarin opgetekende boodschap aan anderen bekend te maken!
5. (a) Welke profetie werd betreffende Juda geuit, en waar regeerden Juda’s nakomelingen? (b) Wie is Silo?
5 Aha, „de Leeuw die uit de stam Juda is”! Johannes is goed bekend met de profetie die door Jakob, de voorvader van het joodse volk, betreffende zijn vierde zoon, Juda, werd geuit: „Een leeuwewelp is Juda. Van de prooi, mijn zoon, zult gij stellig opkomen. Hij kromde zich, hij strekte zich uit als een leeuw en, als een leeuw, wie durft hem wekken? De scepter zal van Juda niet wijken, noch de gebiedersstaf van tussen zijn voeten, totdat Silo komt; en aan hem zal de gehoorzaamheid der volken behoren” (Genesis 49:9, 10). De koninklijke geslachtslijn van Gods volk sproot uit Juda voort. Te beginnen bij David, waren alle koningen die in Jeruzalem regeerden totdat de Babyloniërs die stad verwoestten, nakomelingen van Juda. Maar geen van hen was de door Jakob voorzegde Silo. Silo betekent „hij wiens [recht] het is”. Profetisch duidde deze naam op Jezus, degene aan wie het Davidische koninkrijk thans voorgoed toebehoort. — Ezechiël 21:25-27; Lukas 1:32, 33; Openbaring 19:16.
6. In welk opzicht was Jezus „een rijsje” van Isaï en ook „de wortel van David”?
6 Johannes herkent al vlug op wie gezinspeeld wordt met de uitdrukking „de wortel van David”. De beloofde Messías wordt profetisch niet alleen „een rijsje . . . uit de tronk van Isaï [de vader van koning David] . . . een spruit” genoemd, maar ook „de wortel van Isaï . . ., die daar zal staan tot een signaal voor de volken” (Jesaja 11:1, 10). Jezus was een rijsje van Isaï aangezien hij in de koninklijke geslachtslijn van David, de zoon van Isaï, geboren werd. Bovendien was hij, als een wortel van Isaï, Degene die ervoor zorgde dat de Davidische dynastie weer uitsproot door die tot leven te laten komen en voor eeuwig in stand te houden. — 2 Samuël 7:16.
7. Wat maakt Jezus tot iemand die waardig is de boekrol te nemen uit de hand van Degene die op de troon is gezeten?
7 Jezus is bij uitstek degene die, als volmaakt mens, Jehovah in rechtschapenheid en onder folterende beproevingen diende. Hij verschafte het volledige antwoord op Satans uitdaging (Spreuken 27:11). Vandaar dat hij op de avond voorafgaande aan zijn offerandelijke dood kon zeggen: „Ik heb de wereld overwonnen” (Johannes 16:33). Om deze reden vertrouwde Jehovah aan de uit de doden opgewekte Jezus „alle autoriteit in de hemel en op aarde” toe. Van al Gods dienstknechten komt alleen hij ervoor in aanmerking de boekrol in ontvangst te nemen, opdat de uitermate belangrijke boodschap die erin staat, bekendgemaakt kan worden. — Matthéüs 28:18.
8. (a) Waaruit blijkt dat met betrekking tot het Koninkrijk Jezus waardig is de boekrol te openen? (b) Waarom is het passend dat een van de 24 oudere personen aan Johannes onthult wie waardig is de boekrol te openen?
8 Het is inderdaad passend dat Jezus de boekrol zou openen. Sedert 1914 is hij als Koning van Gods Messiaanse koninkrijk op de troon geplaatst, en die boekrol openbaart heel veel betreffende het Koninkrijk en wat erdoor tot stand gebracht zal worden. Toen Jezus hier op aarde was, legde hij getrouw getuigenis van de Koninkrijkswaarheid af (Johannes 18:36, 37). Hij leerde zijn volgelingen om de komst van het Koninkrijk te bidden (Matthéüs 6:9, 10). Aan het begin van het christelijke tijdperk gaf hij de aanzet tot de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk en voorzei dat dit predikingswerk gedurende de tijd van het einde tot een hoogtepunt zou komen (Matthéüs 4:23; Markus 13:10). Het is eveneens passend dat een van de 24 oudere personen aan Johannes zou onthullen dat Jezus degene is die de zegels zal openen. Waarom? Omdat deze oudere personen op tronen zitten en een kroon dragen, aangezien zij medeërfgenamen met Christus in zijn koninkrijk zijn. — Romeinen 8:17; Openbaring 4:4.
’Het lam dat geslacht werd’
9. Wat ziet Johannes in plaats van een leeuw „in het midden van de troon” staan, en welke beschrijving gaf hij ervan?
9 Johannes kijkt goed om deze „Leeuw die uit de stam Juda is” te zien. Maar tot zijn grote verbazing verschijnt er een volledig andere symbolische figuur: „En in het midden van de troon en van de vier levende schepselen en in het midden van de oudere personen zag ik een lam staan, als was het geslacht, met zeven horens en zeven ogen, welke ogen de zeven geesten van God betekenen, die tot de gehele aarde zijn uitgezonden.” — Openbaring 5:6.
10. Wie is het „lam” dat Johannes zag, en waarom is dit een passende aanduiding?
10 Precies in het midden, naast de troon, binnen de kring die door de vier levende schepselen en de 24 oudere personen wordt gevormd, staat een lam! Ongetwijfeld vereenzelvigt Johannes dit lam al gauw met „de Leeuw die uit de stam Juda is” en „de wortel van David”. Hij weet dat Johannes de Doper Jezus meer dan zestig jaar voordien bij de toekijkende joden had geïntroduceerd als „het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt!” (Johannes 1:29) Jezus bleef gedurende zijn hele leven op aarde vrij van bezoedeling door de wereld — net als een onbesmet lam — zodat hij zijn smetteloze leven als slachtoffer voor de mensheid kon offeren. — 1 Korinthiërs 5:7; Hebreeën 7:26.
11. Waarom is het niet oneerbiedig de verheerlijkte Jezus af te beelden als „een lam . . ., als was het geslacht”?
11 Is het niet wat kleinerend of oneerbiedig de verheerlijkte Jezus af te beelden als „een lam . . ., als was het geslacht”? Volstrekt niet! Het feit dat Jezus tot de dood getrouw bleef, was een zware nederlaag voor Satan en een grote zegepraal voor Jehovah God. Dat Jezus op deze wijze wordt afgeschilderd, beeldt levendig af dat hij Satans wereld heeft overwonnen en is een herinnering aan de diepe liefde die Jehovah en Jezus voor de mensheid hebben (Johannes 3:16; 15:13; vergelijk Kolossenzen 2:15). Aldus wordt de aandacht op Jezus gericht als het beloofde Zaad, degene die er bij uitstek voor in aanmerking komt de boekrol te openen. — Genesis 3:15.
12. Wat beelden de zeven horens van het Lam af?
12 Wat kan ons nog meer helpen te begrijpen wie door dit „lam” wordt afgebeeld? Hij heeft zeven horens. In de bijbel zijn horens vaak een symbool van macht en autoriteit, en zeven zou op volledigheid duiden. (Vergelijk 1 Samuël 2:1, 10; Psalm 112:9; 148:14.) De zeven horens van het Lam beelden derhalve de volledige macht af die Jehovah aan Jezus heeft toevertrouwd. Hij is „hoog boven elke regering en autoriteit en kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in dit samenstel van dingen, maar ook in het toekomende” (Efeziërs 1:20-23; 1 Petrus 3:22). Jezus heeft vooral macht, regeringsmacht, uitgeoefend sinds 1914, toen Jehovah hem als hemelse Koning op de troon plaatste. — Psalm 2:6.
13. (a) Wat beelden de zeven ogen van het Lam af? (b) Wat doet het Lam vervolgens?
13 Bovendien is Jezus in volledige mate met heilige geest vervuld, zoals wordt afgebeeld door de zeven ogen van het Lam, die „de zeven geesten van God betekenen”. Jezus is een kanaal waarvan Jehovah zich bedient om de volheid van Zijn werkzame kracht aan Zijn aardse dienstknechten te doen toekomen (Titus 3:6). Klaarblijkelijk ziet hij door middel van deze zelfde geest vanuit de hemel wat hier op aarde gebeurt. Evenals zijn Vader beschikt Jezus over volmaakt onderscheidingsvermogen. Niets ontgaat zijn aandacht. (Vergelijk Psalm 11:4; Zacharia 4:10.) Het is duidelijk dat deze Zoon — de rechtschapenheidbewaarder die de wereld heeft overwonnen; de Leeuw uit de stam Juda; de wortel van David; degene die zijn leven voor de mensheid heeft geofferd; degene die door Jehovah God met volledige autoriteit is bekleed en van hem de volheid van heilige geest en volmaakt onderscheidingsvermogen heeft ontvangen — ja, deze persoon bij uitstek waardig is de boekrol uit Jehovah’s hand te nemen. Aarzelt hij deze machtiging tot dienst in Jehovah’s verheven organisatie te aanvaarden? Nee, in plaats daarvan „kwam [hij] en nam de boekrol terstond uit de rechterhand van Degene die op de troon is gezeten” (Openbaring 5:7). Wat een voortreffelijk voorbeeld van bereidwillige gehoorzaamheid!
Lofgezang
14. (a) Hoe reageren de vier levende schepselen en de 24 oudere personen wanneer Jezus de boekrol neemt? (b) Hoe wordt door de informatie die Johannes ontvangt, de identiteit en de positie van de 24 oudere personen bevestigd?
14 Hoe reageren die anderen die zich voor Jehovah’s troon bevinden? „En toen hij de boekrol nam, vielen de vier levende schepselen en de vierentwintig oudere personen voor het Lam neer, en elk had een harp en gouden schalen vol reukwerk, en het reukwerk betekent de gebeden van de heiligen” (Openbaring 5:8). Zowel de vier levende schepselen, de cherubs, die zich voor Gods troon bevinden, als de 24 oudere personen buigen zich voor Jezus in erkenning van zijn autoriteit. Maar alleen deze oudere personen hebben harpen en schalen vol reukwerk.a En zij alleen zingen nu een nieuw lied (Openbaring 5:9). Derhalve komen zij overeen met de 144.000 leden van het heilige „Israël Gods”, die ook harpen hebben en een nieuw lied zingen (Galaten 6:16; Kolossenzen 1:12; Openbaring 7:3-8; 14:1-4). Bovendien wordt hier getoond dat de 24 oudere personen zich in de hemel van een priesterlijke taak kwijten, afgebeeld door datgene wat de priesters in het oude Israël deden, die in de tabernakel reukwerk voor Jehovah ontstaken — een dienst waaraan op aarde een eind kwam toen God de Mozaïsche wet uit de weg ruimde door die aan Jezus’ martelpaal te nagelen (Kolossenzen 2:14). Welke conclusie trekken wij uit dit alles? Dat de gezalfde overwinnaars hier worden gezien in hun uiteindelijke toewijzing als ’priesters van God en van de Christus, die de duizend jaar met hem als koningen regeren’. — Openbaring 20:6.
15. (a) Wie alleen had in Israël het voorrecht het Allerheiligste van de tabernakel binnen te gaan? (b) Waarom was het een kwestie van leven of dood dat de hogepriester reukwerk ontstak voordat hij het Allerheiligste binnenging?
15 In het oude Israël mocht alleen de hogepriester het Allerheiligste binnengaan en in de symbolische tegenwoordigheid van Jehovah verschijnen. Voor hem was het bij zich hebben van reukwerk een kwestie van leven of dood. Jehovah’s wet luidde: „[Aäron] moet de vuurpot vol brandende kolen vuur van het altaar voor het aangezicht van Jehovah nemen en zijn beide handholten vol fijn welriekend reukwerk, en hij moet dat alles binnen het gordijn brengen. Ook moet hij het reukwerk op het vuur leggen voor het aangezicht van Jehovah, en de wolk van het reukwerk moet het deksel van de Ark, dat op de Getuigenis ligt, bedekken, opdat hij niet sterft” (Leviticus 16:12, 13). De hogepriester kon onmogelijk straffeloos het Allerheiligste binnengaan als hij geen reukwerk brandde.
16. (a) Wie gaan in het christelijke samenstel van dingen het tegenbeeldige Allerheiligste binnen? (b) Waarom moeten gezalfde christenen ’reukwerk branden’?
16 In het christelijke samenstel van dingen is niet alleen de tegenbeeldige Hogepriester, Jezus Christus, het tegenbeeldige Allerheiligste, de plaats van Jehovah’s hemelse tegenwoordigheid, binnengegaan, maar ten slotte zal ook elk van de 144.000 onderpriesters daar binnengaan (Hebreeën 10:19-23). Deze priesters, hier afgebeeld door de 24 oudere personen, kunnen dit Allerheiligste onmogelijk binnengaan als zij geen ’reukwerk branden’, dat wil zeggen, voortdurend gebeden en smekingen tot Jehovah opzenden. — Hebreeën 5:7; Judas 20, 21; vergelijk Psalm 141:2.
Een nieuw lied
17. (a) Welk nieuwe lied zingen de 24 oudere personen? (b) Hoe wordt de uitdrukking „nieuw lied” in de bijbel gewoonlijk gebruikt?
17 Er weerklinkt nu een melodieus lied. Het wordt het Lam toegezongen door zijn priesterlijke metgezellen, de 24 oudere personen: „En zij zingen een nieuw lied en zeggen: ’Gij zijt waardig de boekrol te nemen en haar zegels te openen, want gij werdt geslacht en gij hebt met uw bloed uit elke stam en taal en elk volk en elke natie personen voor God gekocht’” (Openbaring 5:9). De uitdrukking „nieuw lied” komt verscheidene malen in de bijbel voor en heeft gewoonlijk betrekking op het loven van Jehovah wegens de een of andere machtige bevrijdingsdaad (Psalm 96:1; 98:1; 144:9). Het lied is derhalve nieuw omdat de zanger nu nog meer wonderwerken van Jehovah kan bekendmaken en hernieuwde waardering voor Zijn glorierijke naam tot uitdrukking kan brengen.
18. Waarom loven de 24 oudere personen Jezus met hun nieuwe lied?
18 Doch hier zingen de 24 oudere personen een nieuw lied voor Jezus en niet voor Jehovah. Het beginsel is echter hetzelfde. Zij loven Jezus wegens de nieuwe dingen die hij, als Gods Zoon, ten behoeve van hen heeft gedaan. Krachtens zijn bloed is hij de Middelaar geworden van het nieuwe verbond en heeft het aldus mogelijk gemaakt dat er een nieuwe natie als Jehovah’s speciale bezit werd voortgebracht (Romeinen 2:28, 29; 1 Korinthiërs 11:25; Hebreeën 7:18-25). De leden van deze nieuwe geestelijke natie zijn uit vele vleselijke natiën afkomstig, maar Jezus heeft hen als één natie in één gemeente verenigd. — Jesaja 26:2; 1 Petrus 2:9, 10.
19. (a) Welke zegen verwierf het vleselijke Israël niet vanwege hun ontrouw? (b) Welke zegen zal Jehovah’s nieuwe natie ten deel vallen?
19 Toen Jehovah destijds in de dagen van Mozes de Israëlieten tot een natie formeerde, sloot hij een verbond met hen en beloofde dat zij, indien zij dat verbond trouw bleven, een koninkrijk van priesters voor hem zouden worden (Exodus 19:5, 6). De Israëlieten waren niet trouw en hebben die belofte niet in hen vervuld zien worden. De nieuwe natie daarentegen, die krachtens het door Jezus bemiddelde nieuwe verbond geformeerd werd, is trouw gebleven. De leden ervan zullen bijgevolg als koningen over de aarde regeren en ook als priesters dienst verrichten door rechtgeaarde leden van de mensheid te helpen met Jehovah verzoend te worden (Kolossenzen 1:20). Het is precies zoals in het nieuwe lied tot uitdrukking wordt gebracht: „En gij hebt hen gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters voor onze God, en zij zullen als koningen over de aarde regeren” (Openbaring 5:10). Wat schenkt het die 24 oudere personen een vreugde dit nieuwe loflied ter ere van de verheerlijkte Jezus te zingen!
Een hemels koor
20. Welk loflied voor het Lam weerklinkt nu?
20 Hoe reageren de andere leden van de grote hemelse legerschare van Jehovah’s organisatie op dit nieuwe lied? Johannes wordt met geestdrift vervuld wanneer hij ziet hoe zij er van harte mee instemmen: „En ik zag, en ik hoorde een stem van vele engelen rondom de troon en de levende schepselen en de oudere personen, en het aantal van hen was myriaden maal myriaden en duizenden maal duizenden, en zij zeiden met een luide stem: ’Het Lam, dat geslacht werd, is waardig de kracht en rijkdom en wijsheid en sterkte en eer en heerlijkheid en zegen te ontvangen’” (Openbaring 5:11, 12). Wat een indrukwekkend loflied!
21. Doet het feit dat het Lam lof wordt toegezongen, afbreuk aan Jehovah’s soevereiniteit of positie? Leg dit uit.
21 Betekent dit dat Jezus nu Jehovah God op de een of andere manier vervangen heeft en dat de gehele schepping hèm is gaan loven in plaats van zijn Vader? Verre van dat! Dit loflied is veeleer in harmonie met wat de apostel Paulus schreef: „God [heeft Jezus] . . . tot een superieure positie verhoogd en hem goedgunstig de naam gegeven die boven elke andere naam is, zodat in de naam van Jezus elke knie zich zou buigen van hen die in de hemel en die op aarde en die onder de grond zijn, en iedere tong openlijk zou erkennen dat Jezus Christus Heer is, tot de heerlijkheid van God, de Vader” (Filippenzen 2:9-11). Jezus wordt hier verheerlijkt vanwege het aandeel dat hij eraan heeft de belangrijkste strijdvraag — de rechtvaardiging van Jehovah’s rechtmatige soevereiniteit — ten overstaan van de gehele schepping te beslechten. Wat heeft dit zijn Vader ongeëvenaarde heerlijkheid gebracht!
Een aanzwellend lofgezang
22. Bij welk lofgezang sluiten stemmen uit het aardse domein zich aan?
22 In het tafereel dat door Johannes wordt beschreven, geven de hemelse legerscharen melodieuze bijval aan Jezus in erkenning van zijn getrouwheid en zijn hemelse autoriteit. Aan deze bijvalsbetuigingen doen stemmen uit het aardse domein mee, die ook instemmen met het loven van zowel de Vader als de Zoon. Evenals de prestaties van een menselijke zoon ouders tot grote eer kunnen strekken, zo is onder heel de schepping Jezus’ loyale handelwijze tot „heerlijkheid van God, de Vader”. Daarom bericht Johannes verder: „En elk schepsel dat in de hemel en op de aarde en onder de aarde en op de zee is, en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: ’Aan Degene die op de troon zit en aan het Lam zij de zegen en de eer en de heerlijkheid en de macht tot in alle eeuwigheid.’” — Openbaring 5:13.
23, 24. (a) Waaruit valt af te leiden wanneer het lofgezang in de hemel zou beginnen, en wanneer op aarde? (b) Hoe zwelt het lofgezang met het voortschrijden der jaren aan?
23 Wanneer weerklinkt dit majestueuze lofgezang? Het begon al vroeg in de dag des Heren. Nadat Satan en zijn demonen uit de hemel waren geworpen, kon „elk schepsel dat in de hemel [is]” zich in deze lofzang verenigen. En zoals het bericht laat zien, heeft sinds 1919 een steeds groter wordende menigte op aarde ingestemd met het loven van Jehovah, zodat hun aantal van enkele duizenden is uitgegroeid tot ruim zes miljoen in het jaar 2005.b Nadat Satans aardse stelsel vernietigd is, zal „elk schepsel . . . op de aarde” de lof van Jehovah en zijn Zoon zingen. Op Jehovah’s bestemde tijd zal de opstanding van de talloze miljoenen doden een aanvang nemen en dan zal „elk schepsel . . . onder de aarde”, ofwel allen die zich in Gods gedachtenis bevinden, de gelegenheid hebben mee te zingen in het lofgezang.
24 „Van het uiteinde der aarde, . . . [der] zee en . . . [der] eilanden” zingen reeds miljoenen mensen in nauwe verbondenheid met Jehovah’s wereldomvattende organisatie een nieuw lied (Jesaja 42:10; Psalm 150:1-6). Deze vreugdevolle lofzang zal aan het einde van het Duizendjarige Rijk, wanneer de mensheid tot volmaaktheid is opgeheven, tot een crescendo aanzwellen. Die oude slang, de aartsmisleider, Satan zelf, zal daarna als een volledige vervulling van Genesis 3:15 vernietigd worden, en als een zegevierende climax zal de gehele levende schepping, zowel in het geestenrijk als in het menselijke domein, in een verenigd lofgezang losbarsten met de woorden: „Aan Degene die op de troon zit en aan het Lam zij de zegen en de eer en de heerlijkheid en de macht tot in alle eeuwigheid.” In het gehele universum zal er niemand zijn die niet met dit koor zal instemmen.
25. (a) Waartoe worden wij bewogen wanneer wij Johannes’ verslag over het universele lofgezang lezen? (b) Welk schitterende voorbeeld wordt ons aan het eind van het visioen door de vier levende schepselen en de 24 oudere personen gegeven?
25 Wat een vreugdevolle tijd zal dat zijn! Wat Johannes hier beschrijft, doet ons hart beslist van vreugde zwellen en spoort ons ertoe aan samen met de hemelse legerscharen Jehovah God en Jezus Christus uit het diepst van ons hart lof toe te zingen. Zijn wij niet vastbeslotener dan ooit om in juiste werken te volharden? Indien wij dit doen, kunnen wij verwachten dat ieder van ons, met Jehovah’s hulp, daar bij die vreugdevolle climax aanwezig zal zijn en kan instemmen met dat universele lofgezang. Stellig sluiten de vier levende schepselen (de cherubs) en de uit de doden opgewekte gezalfde christenen zich hier unaniem bij aan, want het visioen eindigt met de woorden: „En de vier levende schepselen zeiden voorts: ’Amen!’, en de oudere personen vielen neer en aanbaden.” — Openbaring 5:14.
26. Waarin dienen wij geloof te oefenen, en waarop bereidt het Lam zich voor?
26 Moge u, waarde lezer, geloof oefenen in het offer van het Lam — de ’waardige’ — en gezegend worden in uw nederige pogingen Jehovah — „Degene die op de troon zit” — te aanbidden en te dienen. Laat de Johannesklasse u in deze tijd helpen, daar ze voorziet in de vereiste ’mate van [geestelijke] voedselbenodigdheden te rechter tijd’ (Lukas 12:42). Maar zie! Het Lam bereidt zich erop voor de zeven zegels te openen. Wat voor opwindende onthullingen wachten ons nu?
[Voetnoten]
a Grammaticaal gesproken zou de uitdrukking „elk had een harp en gouden schalen vol reukwerk” zowel op de oudere personen als op de vier levende schepselen kunnen slaan. De context maakt echter duidelijk dat de uitdrukking alleen betrekking heeft op de 24 oudere personen.
b Zie de tabel op blz. 64.
[Paginagrote illustratie op blz. 86]