Zaai overvloedig en maai overvloedig
ER BESTAAT een gezegde: ’Hoe meer men ergens in steekt, hoe meer men er uit krijgt.’ Dat gezegde klinkt echter beter dan het in werkelijkheid is. Hoeveel mensen zijn er niet die meer tijd, energie en geld in een bepaalde onderneming hebben gestoken dan anderen, en toch minder oogsten, omdat „tijd en toeval” alle mensen treffen? De door de apostel Paulus genoemde regel in zijn brief aan de vleselijk gezinde, welvarende christenen te Korinthe, is echter in alle gevallen van toepassing: „Wie karig zaait, zal ook karig maaien, en wie overvloedig zaait, zal ook overvloedig maaien.” — Pred. 9:11; 2 Kor. 9:6, NW.
Waarom? Omdat de apostel Paulus niet een beloning in de vorm van stoffelijke bezittingen in gedachten had, maar aan iets beters dacht — de beloning in de vorm van de ’zegen van Jehovah die rijk maakt en waarbij hij geen smart voegt’, en het ’grotere geluk dat ontstaat door te geven in plaats van te ontvangen’. — Spr. 10:22, SV; Hand. 20:35, NW.
Merk tevens op dat in het schriftuurlijke beginsel de nadruk wordt gelegd op de kwaliteit en niet op de kwantiteit. Iemand kan veel en toch karig geven en iemand kan weinig en toch overvloedig geven. Daarom merkte de apostel in dit verband op: „Indien de bereidwilligheid reeds aanwezig is, is ze vooral aangenaam naarmate men heeft, niet naar hetgeen men niet heeft.” — 2 Kor. 8:12, NW.
Op welk terrein van menselijke betrekkingen en krachtsinspanningen men ook maar kijkt, overal gaat de regel op dat wie overvloedig zaait, overvloedig maait. Deze regel is van toepassing op de betrekkingen tussen buren, tussen werkgever en werknemer, tussen winkelier en klant, enzovoorts. Jezus zei in dit verband: „Geeft en u zal gegeven worden: een goede, gedrukte, geschudde, overlopende maat zal men in uw schoot geven. Want met de maat, waarmede gij meet, zal u wedergemeten worden.” Deze regel gaat echter niet in alle gevallen op, want sommige mensen zijn zéér zelfzuchtig, maar in de meeste gevallen is deze regel wel van toepassing, daar milddadigheid evenals karigheid aanstekelijk werkt. — Luk. 6:38.
Hoezeer is dit beginsel van toepassing op de gezinskring! Huwelijkspartners die overvloedig zaaien in de vorm van tijd, tederheid, attentie, genegenheid en geduld, zullen bemerken dat hun levensgezel of -gezellin hetzelfde doet, en degenen die in deze opzichten karig zaaien, zullen karig maaien. Ouders die overvloedig zaaien met betrekking tot tijd, belangstelling, geduld, liefde en streng onderricht, zullen overvloedig maaien doordat zij kinderen hebben die hun hart blij maken. De misdadigheid der jeugd is ongetwijfeld voor een groot deel te wijten aan de onwil van ouders om in het belang van hun kinderen overvloedig te zaaien door persoonlijke genoegens op te offeren om hun de tijd, aandacht en genegenheid te schenken die zij nodig hebben om zich tot rechtschapen personen te ontwikkelen. — Deut. 6:5-7; Ef. 6:4.
Dit beginsel is stellig ook van toepassing op het gebied van persoonlijke studie, van het verkrijgen van kennis. De leerling die overvloedig zaait in de vorm van tijd en energie welke hij aan ijverige studie besteedt, zal overvloedig maaien in de vorm van een met kennis gevulde geest en een goed bericht. Hetzelfde geldt voor de christelijke bediening. Wanneer men zich hier ijverig op toelegt en de gelegen tijd uitkoopt om de bijbel te bestuderen door er geregeld tijd voor terzijde te stellen — waarbij men soms zelfs leest wanneer men reist of op anderen of een bus of trein wacht — zal men „een arbeider [worden] die zich zijn arbeid niet schaamt en die met het woord der waarheid op de rechte wijze omgaat”. — 2 Tim. 2:15, OB.
Dit beginsel dat men door overvloedig te zaaien, overvloedig zal maaien, is zelfs op het gebed van toepassing. Zijn onze gebeden wat de omvang en inhoud ervan betreft, karig, of zijn ze in beide opzichten overvloedig? Wanneer wij in het gebed overvloedig zaaien en behalve aan onszelf en onze naaste familie ook aan anderen denken, en als wij volharden in het gebed en ons volledig uiten in plaats dat wij ons gebed op een mechanische wijze afraffelen, kunnen wij ook de hoop koesteren Jehovah’s zegen overvloedig te maaien. Daarom worden wij er ook toe aangespoord ’zonder ophouden te bidden’ en te ’volharden in het gebed’. Ja, „weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God. En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus”.
Dit schriftuurlijke beginsel dat wij zullen maaien naarmate wij zaaien, is ook van toepassing op het gebied van het geven van onderwijs. Een opvoeder, onderwijzer of professor aan een universiteit die zijn studenten of leerlingen karig van kennis voorziet, zal geen bevrediging vinden in zijn werk. Wie echter overvloedig van zijn tijd, zijn krachten, zijn belangstelling en van zichzelf geeft, zal overvloedig maaien omdat zijn leerlingen hem waarderen en hij hun vooruitgang ziet, terwijl zijn inspanningen bovendien nog tot promotie kunnen leiden.
Dit is speciaal waar met betrekking tot het geven van het hoogste onderricht, de christelijke bediening. In de mate waarin een christelijke bedienaar van het evangelie het zaad van Gods waarheid op overvloedige wijze in het hart van de mensen in de omgeving waar hij zijn bediening ten uitvoer brengt, zaait, zal hij overvloedig maaien. En als hij met iemand de bijbel bestudeert en er zelf blijk van geeft overvloedig te zijn met betrekking tot zijn belangstelling en de tijd die hij aan zo iemand besteedt — waarbij hij hem af en toe wellicht zelfs op andere dagen dan de dag welke voor de studie is terzijde gesteld, een kort bezoekje brengt — kan hij de hoop koesteren overvloedig te maaien.
Dit beginsel zou goed kunnen verklaren hoe het komt dat een gemeenteverkondiger die als gevolg, van zijn verplichtingen slechts een klein gedeelte van zijn tijd aan de dienst kan besteden, soms meer vruchten van zijn werk kan tonen dan iemand die minder krap in zijn tijd zit. Daar hij overvloedig zaait, doet hij alles wat hij verricht, van ganser harte; hij heeft een levendige belangstelling voor de mensen in zijn gebied, hetgeen hij toont door iedereen die hij niet thuis heeft getroffen, opnieuw te bezoeken en terug te komen bij degenen die ook maar de minste belangstelling aan de dag hebben gelegd. Degenen bij wie hij een huisbijbelstudie leidt, voelen zijn oprechtheid aan en zijn zich van de noodzaak bewust om overeenkomstig datgene wat zij leren, te handelen. Zij beginnen al gauw de gemeentevergaderingen te bezoeken en vergezellen hem in de dienst. De resultaten van zulk een royaal geschonken dienst zijn overvloedig.
Moge iedereen derhalve op alle gebieden van menselijke betrekkingen en krachtsinspanningen overvloedig zaaien. Deze handelwijze zal tot gevolg hebben dat zij overvloedig maaien, misschien niet in de vorm van vriendelijke reacties, dan toch stellig in de vorm van geestelijke zegeningen.