’Laat uw licht schijnen’
DE DISCIPELEN van Jezus Christus moeten in deze wereld als heldere lichten schijnen en hun medemensen naar de weg wijzen die tot een eeuwigdurend gelukkig leven leidt. Gods Zoon zei in zijn Bergrede: „Gij zijt het licht der wereld. Een stad die op een berg ligt, kan niet verborgen worden. Wanneer men een lamp aansteekt, zet men die ook niet onder de korenmaat, maar op de lampestandaard, en ze schijnt op allen in het huis. Laat evenzo uw licht voor de mensen schijnen, opdat zij uw voortreffelijke werken mogen zien en uw Vader, die in de hemelen is, heerlijkheid geven.” — Matth. 5:14-16.
Het voorbeeldige gedrag van Christus’ discipelen dient hen op een opmerkelijke wijze van personen te doen verschillen die niet met de bijbelse boodschap bekend zijn. Als gevolg van hun goedheid, geduld, lankmoedigheid, liefde en andere voortreffelijke eigenschappen, moeten zij als lichten in een wrede, liefdeloze wereld schijnen. Willen anderen echter de reden voor hun prijzenswaardige gedrag leren kennen, dan moeten christenen hun geloof uitdragen. Daarom stellen veel getuigen van Jehovah elke week tijd terzijde om hun naasten met de vertroostende boodschap van Gods Woord te bezoeken. Bovendien maken zij een goed gebruik van hun gelegenheden om hun bijbelkennis met allen te delen die zij ontmoeten terwijl zij zich met de zorg voor hun dagelijkse levensbehoeften bezighouden.
ONDANKS TEGENSTAND
Het is voor Gods dienstknechten niet altijd gemakkelijk als lichten te schijnen. Zij worden vaak voorwerpen van spot en haat. De boodschap die zij bekendmaken — dat Gods koninkrijk op het punt staat het goddeloze samenstel te verpletteren ten einde de baan vrij te maken voor de Nieuwe Ordening — is in de wereld impopulair. Degenen die er de voorkeur aan geven zonder geloof in Jehovah God en zijn Zoon te leven, willen de bijbelse boodschap niet horen. Zij staan deze tegen en slagen er misschien zelfs in te bewerken dat de activiteit van Gods volk officieel wordt verboden. Ook kunnen de veranderingen ten goede die een christen misschien in zijn leven heeft aangebracht, tot gevolg hebben dat hij wordt gesmaad. De apostel Petrus maakte dit punt duidelijk toen hij zei: „Omdat gij niet langer met hen [wereldlingen] deze weg bewandelt naar dezelfde lage poel van liederlijkheid, staan zij vreemd te kijken en gaan zij voort schimpend over u te spreken.” — 1 Petr. 4:4.
Een overzicht van de afgelopen geschiedenis toont aan dat Jehovah’s Getuigen dit hebben meegemaakt. Dit heeft hen als groep er gelukkig niet van weerhouden om in overeenstemming met Jezus’ woorden te handelen door ’hun licht te laten schijnen’. Zij beseffen dat het er voor christenen nimmer de tijd voor is hun licht door vrees te verbergen, alsof zij het ’onder een korenmaat zetten’. De waarheid moet, ongeacht de omstandigheden, in de woorden en daden van Jehovah’s opgedragen dienstknechten blijven doorschijnen.
Dit wil natuurlijk niet zeggen dat iemand de ongunstige omstandigheden waaronder hij zijn christelijke activiteiten ten uitvoer moet brengen, vermetel moet negeren. Jezus Christus heeft zijn volgelingen vermaand zich in een vijandige wereld verstandig te gedragen. Hij zei tot zijn apostelen: „Ziet! Ik zend u uit als schapen te midden van wolven. Geeft er daarom blijk van zo omzichtig als slangen en toch zo onschuldig als duiven te zijn. Weest op uw hoede voor de mensen” (Matth. 10:16, 17). In moeilijke tijden is het derhalve zaak voorzichtig te zijn wanneer wij naar personen zoeken die God oprecht trachten te vinden.
WAAROM ONS BEKOMMEREN?
Maar waarom dienen wij ons er zo om te bekommeren ons licht te laten schijnen? De bijbel toont aan dat de Schepper een dag van afrekening of oordeel voor de gehele mensheid heeft vastgesteld (Hand. 17:31). Wil die oordeelsdag zegeningen voor ons tot gevolg hebben, dan moeten wij een goedgekeurde positie voor zijn aangezicht innemen. Hoe geraakt men in zo’n goedgekeurde positie? Wij hebben de soort van geloof nodig die ons ertoe dringt ons uiterste best te doen om anderen te helpen Christus’ ware discipelen te worden en te blijven.
Merk op hoe de apostel Paulus deze kwestie waarbij een oordeel is betrokken, in verband bracht met de belangrijkheid van de prediking, gesteund door een prijzenswaardig gedrag. Hij schreef: „Wij moeten allen voor de rechterstoel van de Christus openbaar gemaakt worden, opdat een ieder het hem toegekende ontvangt voor de dingen die hij door middel van het lichaam heeft gedaan, overeenkomstig de dingen die hij heeft beoefend, hetzij goed of kwaad. Daar wij dus de vreze des Heren kennen, blijven wij mensen overreden.” — 2 Kor. 5:10, 11.
Paulus erkende de weergaloze autoriteit die Jehovah God aan Zijn Zoon had geschonken. Jezus Christus bezit nu „alle autoriteit in hemel en op aarde” (Matth. 28:18). Gods Zoon verklaarde over zijn rechterlijke vermogens: „De Vader oordeelt volstrekt niemand, maar heeft het gehele oordeel in handen van de Zoon gelegd” (Joh. 5:22). Jezus Christus’ oordeel zal onberispelijk en definitief zijn. Hij kan niet door uiterlijke schijn of knappe woorden bedrogen worden. Profetisch werd er over hem gezegd: „Hij zal niet richten naar wat zijn ogen alleen maar zien, noch terechtwijzen naar wat zijn oren slechts horen. En met rechtvaardigheid moet hij de geringen richten, en met oprechtheid moet hij terechtwijzing geven ten behoeve van de zachtmoedigen der aarde” (Jes. 11:3, 4). Er bestaat beslist deugdelijke reden om een gezonde vrees te hebben voor zo’n uitermate bekwame rechter die alle autoriteit heeft om definitieve rechterlijke uitspraken te doen. Niet alleen dienen wij persoonlijk op een wijze te handelen waardoor ons geloof in hem als rechter wordt getoond, maar wij dienen ook anderen ertoe te willen bewegen de noodzakelijke stappen te doen om van hem een gunstig oordeel te ontvangen.
Het is daarom duidelijk dat mensen van alle rassen, natiën en stammen moeten weten wat zij dienen te doen opdat de snel naderende dag van afrekening gunstig voor hen zal aflopen. Dit wordt prachtig beklemtoond in de volgende woorden van de apostel Paulus: „’Een ieder die de naam van Jehovah aanroept, zal worden gered.’ Hoe zullen zij echter hem aanroepen in wie zij geen geloof hebben gesteld? Hoe zullen zij vervolgens geloof stellen in hem van wie zij niet hebben gehoord? Hoe zullen zij vervolgens horen zonder dat iemand predikt?” — Rom. 10:13, 14.
Aangezien veel getuigen van Jehovah zich van de belangrijkheid van het bekendmaken van het „goede nieuws” bewust zijn, hebben zij een aandeel aan de hulppioniersdienst, waarin zij gedurende een bepaalde maand minstens zestig uur aan de verbreiding van bijbelse waarheden besteden. Dit heeft veel zegeningen tot gevolg gehad. Ongeveer drie jaar geleden was er in Dacca, Bangladesh, bijvoorbeeld slechts één Getuige. Toen kwam een andere Getuige, vergezeld van zijn vrouw, op grond van een werkcontract naar de stad. Dit echtpaar begon de bijbelse boodschap ijverig met anderen te delen, en binnen korte tijd was het aantal Koninkrijksbekendmakers tot acht gestegen. Twee van hen waren op een geregelde basis in de hulppioniersdienst. Waartoe leidde deze toegenomen activiteit? Ongeveer een jaar geleden werden er ongeveer twintig bijbelstudies bij geïnteresseerde personen geleid, terwijl velen van hen de vergaderingen bijwoonden die waren belegd.
Als wij werkelijk geloven dat de dag van afrekening steeds dichterbij komt, dient dit dan niet weerspiegeld te worden in een oprecht verlangen mensen over de zekerheid van deze gebeurtenis in te lichten? Welke invloed heeft de kennis dat u voor Gods aangestelde Rechter zult verschijnen, op uw leven? Bent u vastbesloten op een wijze te denken, te spreken en te handelen waardoor het goede geweten van uw medemensen wordt geroerd? Stelt u op een geregelde basis tijd terzijde om de waarheden van Gods Woord met anderen te delen? Beweegt uw hart u ertoe om ook op andere tijden te spreken? Als u er ijverig moeite voor doet om in gedachten, woorden en daden als Gods Zoon te zijn, zult u beslist in harmonie leven met zijn vermaning: ’Laat uw licht schijnen.’