Zult u ’een gebrek aan de kaak stellen’?
’IK HEB geen belangstelling voor uw bijbelse boodschap. Ik heb er geen behoefte aan. Ik ga geregeld naar de kerk en leid een fatsoenlijk leven. Waarom gaat u niet naar de mensen aan de overkant van de straat? Ik zou u heel wat over hen kunnen vertellen. Zij zouden best het een of andere geloof kunnen gebruiken.’
Het is voor christenen niet ongewoon mensen zo te horen reageren wanneer zij bijbelse waarheden met hen trachten te delen. De neiging zichzelf te verheffen en kleinerend over anderen te spreken, is niets nieuws. Duizenden jaren geleden beschreef de geïnspireerde psalmist hoe Jehovah God „de goddeloze” met de volgende woorden toespreekt: „Uw mond hebt gij laten gaan in slechtheid, en uw tong laat gij aan bedrog verbonden blijven. Gij zit neer en spreekt tegen uw eigen broeder, ten nadele van de zoon van uw moeder stelt gij een gebrek aan de kaak.” — Ps. 50:19, 20.
Wanneer in een gesprek de naam van iemand in uw familie, een kennis of misschien een bepaalde bevolkingsgroep ter sprake komt, bent u er dan ook toe geneigd ’een gebrek aan de kaak te stellen’? U zult waarschijnlijk toegeven dat het erg gemakkelijk is aanmerkingen op anderen te maken. Velen die deze gewoonte hebben, zijn er ongelukkig over en zij zouden het probleem dat zij altijd maar aanmerkingen op anderen maken, graag willen overwinnen. Gods Woord kan in dit opzicht een hulp zijn. Hoe dat zo?
’WAAROM VERWOESTING BRENGEN?’
Te overdenken welke slechte gevolgen het heeft wanneer men aanmerkingen op anderen maakt, kan mensen ertoe bewegen dit te vermijden. De Schrift waarschuwt betreffende zelfrechtvaardigheid, een eigenschap die karakteristiek is voor degenen die gewoonlijk aanmerkingen op anderen maken: „Word niet al te rechtvaardig, en betoon u niet bovenmate wijs. Waarom zoudt gij verwoesting over uzelf brengen?” (Pred. 7:16) Iemand die „al te rechtvaardig” is, krijgt een hoge dunk van zijn eigen bekwaamheden, gepaard aan een veroordelende houding ten opzichte van anderen. Het gevolg voor degene die zichzelf op die manier als criticus opwerpt, is „verwoesting”. Niet alleen zullen medemensen ’met een boogje om hem heen lopen’, maar, wat ernstiger is, hij verliest Gods gunst.
Een belangrijke reden hiervoor is dat iemand die anderen voortdurend bekritiseert, zijn eigen tekortkomingen over het hoofd ziet. Toch geeft de Schrift duidelijk te kennen dat alle mensen vanaf hun geboorte onvolmaakt zijn (Ps. 51:5; Rom. 5:12). „Er is geen mens die niet zondigt” (1 Kon. 8:46). Daarom vinden mensen het hoogst onaangenaam wanneer zij geregeld worden bekritiseerd door personen die zelf evenmin onberispelijk zijn.
„HEILIGER” DAN ANDEREN?
U hebt wellicht opgemerkt dat mensen die erg religieus zijn, dikwijls de neiging hebben op anderen neer te zien. In Jesaja 65:2-5 geeft de bijbel hiervan een uitzonderlijk voorbeeld:
„De gehele dag heb ik mijn handen uitgebreid naar een onhandelbaar volk, zij die de weg bewandelen die niet goed is, naar hun eigen gedachten; het volk dat bestaat uit hen die mij voortdurend recht in mijn gezicht krenken, die slachtoffers brengen in de tuinen en offerrook op de bakstenen, die zich neerzetten tussen de grafsteden, ja, die zelfs in de wachthutten overnachten, die zwijnevlees eten, terwijl zelfs het vleesnat van bedorven dingen in hun vaten is; die zeggen: ’Houd u dicht bij uzelf. Nader mij niet, want ik zal stellig heiligheid aan u meedelen.’”
Volgens The Modern Language Bible zeiden deze Israëlieten: „Blijf op een afstand, kom niet dicht bij mij, want ik ben heiliger dan u.” (Zie ook de Statenvertaling.) Denk u eens in: Zij hielden zich met valse aanbidding, afgoderij, bezig. Zij zaten tussen grafsteden, hetgeen hen op zich reeds onrein maakte (Num. 19:14-16). Hun bedoeling was waarschijnlijk dat zij met de doden in contact wilden komen — iets dat God als verfoeilijk beschouwde (Deut. 18:10-12; Jes. 8:19-22). Bovendien aten zij zwijnevlees, nog iets dat rechtstreeks in strijd was met de destijds geldende geschreven wet van God (Deut. 14:7, 8). Niettemin voelden zij zich als gevolg van hun religieuze activiteiten „heiliger” dan anderen, zozeer zelfs dat zij mede-Israëlieten op een afstand wilden houden, opdat dezen geen heiligheid zouden overnemen. Volgens de bijbel kunnen zelfs personen die ware aanbidding beoefenen, ten prooi vallen aan de neiging zichzelf te rechtvaardigen en een negatieve kijk op anderen te hebben. — 1 Kor. 4:6.
GEEN AANMERKINGEN MAKEN
Herkent u in uzelf de neiging om al te kritisch ten aanzien van anderen te zijn? Wat kan u helpen die neiging te overwinnen? Houd allereerst in gedachte dat ook u vele fouten hebt. „Daarom zijt gij, o mens, wie gij ook zijt, niet te verontschuldigen wanneer gij oordeelt”, verklaarde de apostel Paulus, „want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelf, aangezien gij die oordeelt, dezelfde dingen beoefent.” — Rom. 2:1.
Aan de positieve zijde van de kwestie geeft God zelf een volmaakt voorbeeld in de wijze waarop men fouten van anderen moet bezien. „Jehovah is barmhartig en goedgunstig”, schrijft de psalmist, „langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid. Hij zal niet voor altijd aanmerkingen blijven maken, noch zal hij tot onbepaalde tijd gebelgd blijven. Hij heeft ons zelfs niet naar onze zonden gedaan; noch naar onze dwalingen over ons gebracht wat wij verdienen.” — Ps. 103:8-10; vergelijk Lukas 17:3, 4.
De Schrift moedigt christenen ertoe aan de barmhartige houding van Jehovah God na te volgen. „Blijft elkaar verdragen en elkaar vrijelijk vergeven als de een tegen de ander een reden tot klagen heeft” (Kol. 3:13). Merk op dat men zelfs vergevensgezindheid moet tonen wanneer er een gerechtvaardigde „reden tot klagen” is. Jezus wees erop hoe belangrijk het is de fouten van anderen te vergeven, door te verklaren: „Indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; maar als gij de mensen hun overtredingen niet vergeeft, zal uw Vader ook uw overtredingen niet vergeven.” — Matth. 6:14, 15.
Aangezien de gehele menselijke familie zonde heeft geërfd, hebben allen vele zonden. Maar denken en spreken over de fouten van anderen heeft alleen maar een geschonden verhouding tot Jehovah God en iemands naaste tot gevolg. In plaats van God na te volgen, weerspiegelt iemand die altijd aanmerkingen op anderen maakt, de geest van degene die door Gods Woord „de beschuldiger” wordt genoemd, namelijk Satan de Duivel (Openb. 12:10). Wees daarom vastbesloten om de eerstvolgende keer dat uw conversatie over andere personen gaat, geen gebrek aan de kaak te stellen.