Onderwijs in bijbelse tijden
„Ook moet gij ze uw zonen leren.” — DEUTERONOMIUM 11:19.
1. Waaruit blijkt dat Jehovah erin geïnteresseerd is dat zijn dienstknechten goed onderwezen zijn?
JEHOVAH is de Grote Onderwijzer. Hij heeft zijn dienstknechten nooit in een toestand van onwetendheid gelaten. Hij is altijd bereid geweest kennis met hen te delen. Hij leert hun zijn wil en zijn wegen. Gedurende talloze millennia bevond zijn eniggeboren Zoon zich aan zijn zijde, waar hij als Gods „meesterwerker” voortdurend leerde (Spreuken 8:30). Toen Jezus op aarde was, zei hij: „Deze dingen spreek ik zoals de Vader mij heeft geleerd” (Johannes 8:28). Doelend op God als de Onvergelijkelijke Onderwijzer vroeg Elihu: „Wie is een onderwijzer als hij?” (Job 36:22) De profeet Jesaja sprak over Jehovah als de „Grootse Onderwijzer” van Zijn volk en profeteerde: „Al uw zonen zullen door Jehovah onderwezen personen zijn, en de vrede van uw zonen zal overvloedig zijn” (Jesaja 30:20; 54:13). Het is buiten kijf dat Jehovah wenst dat zijn met verstand begiftigde schepselen verlicht en goed onderwezen zijn.
In de patriarchale maatschappij
2, 3. (a) Hoe bezagen de getrouwe patriarchen de opleiding van hun kinderen, en wat droeg Jehovah Abraham op? (b) Welk grootse voornemen lag ten grondslag aan het gebod Abrahams nakomelingen te onderwijzen?
2 Een van de fundamentele privileges van het gezinshoofd in patriarchale tijden was het onderwijzen van zijn kinderen en zijn huisgezin. Voor Gods dienstknechten was het geven van onderwijs aan hun kinderen een religieuze plicht. Jehovah zei over zijn dienstknecht Abraham: „Ik ben bekend en vertrouwd met hem geworden opdat hij zijn zonen en zijn huisgezin na hem moge gebieden, zodat zij stellig Jehovah’s weg zullen houden om rechtvaardigheid en recht te doen; opdat Jehovah stellig over Abraham moge brengen wat hij omtrent hem gesproken heeft.” — Genesis 18:19.
3 Uit deze goddelijke verklaring blijkt dat Jehovah onderwijs heel belangrijk achtte. God verlangde van Abraham, Isaäk en Jakob dat zij hun huisgezin in Zijn wegen van rechtvaardigheid en recht onderwezen opdat toekomstige geslachten Jehovah’s weg zouden kunnen houden. Aldus zou Jehovah zijn beloften omtrent Abrahams zaad en het zegenen van „alle natiën der aarde” verwezenlijken. — Genesis 18:18; 22:17, 18.
Het onderwijsstelsel in Israël
4, 5. (a) Waarin onderscheidde Israëls onderwijsstelsel zich van dat van andere natiën? (b) Welk andere belangrijke verschil wordt in de Encyclopaedia Judaica uiteengezet, en wat droeg ongetwijfeld tot dit verschil bij?
4 In de Encyclopaedia Judaica wordt gezegd: „De bijbel is de voornaamste bron voor een begrip van de manier waarop in het oude Israël onderwijs werd verstrekt.” Jehovah gebruikte Mozes als Israëls eerste menselijke onderwijzer (Deuteronomium 1:3, 5; 4:5). Mozes bracht de hem door Jehovah gegeven woorden over (Exodus 24:3). In wezen was God dus Israëls voornaamste Onderwijzer. Dit op zich onderscheidde Israëls onderwijsstelsel van dat van andere natiën.
5 In hetzelfde naslagwerk wordt gezegd: „In Mesopotamië en Egypte was hoger onderwijs of het opdoen van kennis uit boeken, formeel en beperkt tot een klasse van schrijvers, wat in Israël niet het geval geweest schijnt te zijn. Het verschil was ongetwijfeld toe te schrijven aan het eenvoudiger systeem voor alfabetisch schrift dat bij de Hebreeën in gebruik was. . . . De belangrijkheid van alfabetisch schrift moet voor de geschiedenis van het onderwijs niet over het hoofd gezien worden. Het leidde tot een breuk met de traditionele culturen die in Egypte, Mesopotamië en het Kanaän uit het tweede millennium bestonden, waarin het verstaan van de lees- en schrijfkunst het identificerende en exclusieve kenmerk was van een klasse van beroepsschrijvers en priesters, die bedreven waren in het cryptische spijker- en hiërogliefenschrift.”
6. Hoe blijkt uit de bijbel dat de Israëlieten vanaf het begin van hun geschiedenis de lees- en schrijfkunst verstonden?
6 Uit de bijbel blijkt dat de Israëlieten de lees- en schrijfkunst verstonden. Zelfs nog voordat zij het Beloofde Land binnengingen, werd hun gezegd Jehovah’s wetten op hun deurposten en op hun poorten te schrijven (Deuteronomium 6:1, 9; 11:20; 27:1-3). Hoewel dit gebod ongetwijfeld figuurlijk bedoeld was, zou het voor de gemiddelde Israëliet beslist geen betekenis hebben gehad als hij niet kon lezen en schrijven. Uit schriftplaatsen als Jozua 18:9 en Rechters 8:14 blijkt dat ook anderen behalve leiders als Mozes en Jozua de schrijfkunst verstonden lang voordat de monarchie in Israël werd ingesteld. — Exodus 34:27; Jozua 24:26.
Onderwijsmethoden
7. (a) Wie gaven volgens de Schrift Israëlitische kinderen hun basisopleiding? (b) Welke inlichtingen worden door een Franse bijbelgeleerde verschaft?
7 In Israël werden kinderen vanaf het moment dat zij nog heel jong waren door zowel hun vader als hun moeder onderwezen (Deuteronomium 11:18, 19; Spreuken 1:8; 31:26). De bijbelgeleerde E. Mangenot schreef in de Franse Dictionnaire de la Bible: „Zodra het kind kon spreken, leerde het enkele passages uit de Wet opzeggen. Zijn moeder repeteerde een vers met hem; wanneer hij het kende, leerde zij hem er weer een. Later werd de geschreven tekst van de verzen die de kinderen reeds uit het hoofd konden opzeggen, in de handen van de kinderen gelegd. Op deze wijze werden zij vertrouwd gemaakt met lezen, en als zij groter waren geworden, konden zij hun religieuze onderricht voortzetten door in de wet van de Heer te lezen en erover te mediteren.”
8. (a) Welke fundamentele onderwijsmethode werd in Israël gebruikt, maar met welk belangrijke kenmerk? (b) Welke geheugensteuntjes werden gebruikt?
8 Dit doet vermoeden dat dingen van buiten leren een fundamentele onderwijsmethode was die werd gebruikt. Datgene wat betreffende Jehovah’s wetten en zijn bemoeienissen met zijn volk geleerd werd, moest tot het hart doordringen (Deuteronomium 6:6, 7). Er moest over gemediteerd worden (Psalm 77:11, 12). Om jong en oud te helpen dingen uit het hoofd te leren, werd er gebruik gemaakt van diverse geheugensteuntjes, zoals alfabetische acrostichons, waarbij opeenvolgende verzen in een psalm met een andere letter in alfabetische volgorde begonnen (zoals in Spreuken 31:10-31); alliteratie (woorden die met dezelfde letter of klank beginnen); en het gebruik van getallen, zoals in de tweede helft van Spreuken hoofdstuk 30. Het is interessant dat sommige geleerden denken dat de Gezerkalender, een van de oudste voorbeelden van Oudhebreeuws schrift, een geheugenoefening van een schooljongen was.
Het onderwijsprogramma
9. (a) Wat vormde een belangrijk onderdeel van het studieprogramma voor Israëlitische kinderen? (b) Wat wordt in een bijbelse encyclopedie gezegd over het onderwijs dat in verband met de jaarlijkse feesten werd gegeven?
9 De opleiding in Israël beperkte zich niet tot het leren lezen en schrijven. Eén belangrijk onderwerp dat onderwezen werd, was geschiedenis. Kennis verwerven omtrent Jehovah’s wonderwerken ten gunste van zijn volk vormde een belangrijk onderdeel van het onderwijsprogramma. Geslacht op geslacht moest in deze historische feiten onderwezen worden (Deuteronomium 4:9, 10; Psalm 78:1-7). De viering van de jaarlijkse feesten verschafte het gezinshoofd een prachtige gelegenheid om zijn kinderen te onderwijzen (Exodus 13:14; Leviticus 23:37-43). In dit verband wordt in The International Standard Bible Encyclopedia gezegd: „Door middel van het onderricht dat de vader thuis gaf en zijn uitleggingen van de betekenis van de feesten werd de Hebreeuwse kinderen geleerd hoe God zich in het verleden aan hen had gemanifesteerd, hoe zij in het heden moesten leven en wat Gods beloften waren met betrekking tot de toekomst van Zijn volk.”
10. Welke praktische opleiding kregen (a) meisjes en (b) jongens?
10 Ouderlijk onderricht omvatte ook praktische opleiding. Meisjes werden huishoudelijke vaardigheden bijgebracht. Het laatste hoofdstuk van Spreuken laat zien dat deze vele en zeer gevarieerd waren; daartoe behoorden spinnen, weven, koken, handeldrijven en het algehele huishoudelijke bestuur. Jongens werd gewoonlijk het beroep van hun vader geleerd, hetzij landarbeid of het een of andere vak of handwerk. In latere tijden plachten joodse rabbi’s te zeggen: „Hij die zijn zoon geen nuttig vak leert, voedt hem op tot een dief.”
11. Waaruit blijkt het fundamentele doel van opleiding in Israël, en welke les houdt dit in voor jongeren in deze tijd?
11 Door het hele boek Spreuken heen treedt de geestelijke diepte van de in Israël gebruikte onderwijsmethoden duidelijk aan het licht. Het laat zien dat het doel was „onervarenen” verheven dingen bij te brengen zoals wijsheid, streng onderricht, verstand, inzicht, recht, schranderheid, kennis en denkvermogen — dit alles in „de vrees voor Jehovah” (Spreuken 1:1-7; 2:1-14). Het onderstreept de motieven die elke dienstknecht van God er in deze tijd toe dienen te bewegen aan zijn of haar verdere ontwikkeling te werken.
Priesters, levieten en profeten
12. Wie behalve de ouders hadden een aandeel aan het opleiden van het volk Israël, en wat is de grondbetekenis van het Hebreeuwse woord dat met „wet” vertaald is?
12 Hoewel de ouders in de basisopleiding voorzagen, leidde Jehovah zijn volk verder op door bemiddeling van de priesters, de niet-priesterlijke levieten en de profeten. In de laatste zegen die Mozes over de stam Levi uitsprak, zei hij: „Laat hen Jakob onderrichten in uw rechterlijke beslissingen en Israël in uw wet” (Deuteronomium 33:8, 10). Het is betekenisvol dat het woord „wet” in het Hebreeuws (tō·rahʹ) is afgeleid van een grondwoord dat in zijn werkwoordsvorm „laten zien”, „onderwijzen”, „onderrichten” betekent. De Encyclopaedia Judaica zegt: „De betekenis van het woord [thora] is derhalve ’onderwijzing’, ’lering’, of ’onderricht’.”
13. Waarom verschilde Israëls Wet van de wetsstelsels van andere natiën?
13 Ook hierdoor werd Israël afgezonderd van de andere natiën en zelfs van hedendaagse natiën. Politieke natiën in deze tijd hebben een wetsstelsel waarvan de bevolking in het algemeen slechts een fractie kent. Wanneer mensen in conflict komen met de wet, moeten zij advocaten een hoog honorarium betalen om hen te verdedigen. Juridische scholing is voor de specialisten. Toch was in Israël de Wet het middel waarvan God zich bediende om zijn volk te vertellen hoe hij door hen aanbeden wilde worden en hoe zij in overeenstemming met zijn wil moesten leven. In tegenstelling tot andere wetsstelsels waren er in de Wet ook bepalingen opgenomen in verband met liefde voor God en de naaste (Leviticus 19:18; Deuteronomium 6:5). De Wet was allerminst een koud wetboek. Ze voorzag in lering, onderwijzing en onderricht in een levenswijze die geleerd moest worden.
14. Wat was één reden waarom Jehovah de levitische priesterschap verwierp? (Maleachi 2:7, 8)
14 Wanneer de priesters en de levieten trouw waren, kweten zij zich van hun verantwoordelijkheid om het volk te onderwijzen. Maar vaker wel dan niet veronachtzaamden de priesters hun plicht om de natie kennis bij te brengen. Dit gebrek aan onderwijs in Gods Wet zou noodlottige gevolgen hebben voor zowel de priesters als het volk. In de achtste eeuw v.G.T. profeteerde Jehovah: „Mijn volk zal stellig tot zwijgen worden gebracht, omdat er geen kennis is. Omdat gijzelf de kènnis hebt verworpen, zal ik ook u verwerpen, zodat gij mij niet als priester dient; en omdat gij de wet van uw God blijft vergeten, zal ik, ja ik, uw zonen vergeten.” — Hosea 4:6.
15. (a) Wie behalve de priesters verwekte Jehovah als onderwijzers in Israël, en wat schreef een bijbelgeleerde over hun rol als onderwijzers? (b) Wat overkwam Israël en Juda ten slotte omdat zij de kennis van Jehovah en zijn wegen verwierpen?
15 Behalve de priesters verwekte Jehovah profeten als onderwijzers. Wij lezen: „Jehovah bleef Israël en Juda waarschuwen door bemiddeling van al zijn profeten en iedere visionair, door te zeggen: ’Keert van uw slechte wegen terug en onderhoudt mijn geboden, mijn inzettingen, overeenkomstig heel de wet die ik uw voorvaders heb geboden en die ik tot u heb gezonden door bemiddeling van mijn knechten, de profeten’” (2 Koningen 17:13). Met betrekking tot de rol van de profeten als onderwijzers schreef de Franse bijbelgeleerde Roland de Vaux: „Ook de profeten hadden een missie om het volk te onderrichten; dit behoorde op z’n minst evenzeer tot hun taak als de toekomst voorzeggen. En profetische inspiratie verleende hun prediking het gezag van een godswoord. Het is zeker dat onder de monarchie de profeten de religieuze en morele onderwijzers van het volk waren; en, zo kunnen wij eraan toevoegen, de besten van al hun onderwijzers, ook al waren zij niet altijd degenen op wie het meest acht werd geslagen.” Doordat de priesters en de levieten erin te kort schoten het juiste onderwijs te geven en er ook geen acht werd geslagen op Jehovah’s profeten, verzaakten de Israëlieten Jehovah’s wegen. In 740 v.G.T. viel Samaria voor de Assyriërs en in 607 v.G.T. werden Jeruzalem en zijn tempel door de Babyloniërs verwoest.
Tijdens en na de gevangenschap
16, 17. (a) Aan welk opleidingsprogramma moesten Daniël en zijn drie metgezellen zich onderwerpen? (b) Wat stelde hen in staat deze Babylonische opleiding te doorstaan en toch trouw aan Jehovah te blijven?
16 Zo’n tien jaar voor de verwoesting van Jeruzalem werden koning Jojachin en een groep vorsten en edelen door koning Nebukadnezar naar Babylon gevoerd (2 Koningen 24:15). Onder hen bevonden zich Daniël en drie andere jonge edelen (Daniël 1:3, 6). Nebukadnezar gelastte dat deze vier een speciale driejarige opleidingscursus in „het schrift en de taal van de Chaldeeën” zouden krijgen. Bovendien werden zij voorzien van ’een dagelijkse portie van de lekkernijen van de koning en van de wijn die hij dronk’ (Daniël 1:4, 5). Om verscheidene redenen schuilden hier potentiële gevaren in. Het opleidingsprogramma hield waarschijnlijk niet eenvoudig een drie jaar durende taalcursus in. Met de uitdrukking „Chaldeeën” in deze passage wordt volgens sommigen „niet de Babyloniërs als volk, maar de klasse der geleerden” bedoeld (The Soncino Books of the Bible). In zijn commentaar op Daniël zegt C. F. Keil: „Daniël en zijn metgezellen moesten opgeleid worden in de wijsheid van de Chaldeeuwse priesters en geleerden, welke wijsheid op de scholen van Babylon werd onderwezen.” De toebedeelde hoeveelheid koninklijk voedsel stelde hen ook bloot aan schending van de voedselrestricties die hun door de wet van Mozes waren opgelegd. Hoe verging het hen?
17 Als woordvoerder voor de vier jonge joodse edelen maakte Daniël direct vanaf het begin duidelijk dat zij niets zouden eten of drinken waardoor zij hun geweten geweld zouden aandoen (Daniël 1:8, 11-13). Jehovah zegende dit vastberaden standpunt en vermurwde het hart van de Babylonische hoogwaardigheidsbekleder die met het toezicht over hen belast was (Daniël 1:9, 14-16). Wat hun studieprogramma betreft, door latere gebeurtenissen in het leven van alle vier de jonge Hebreeën wordt ontwijfelbaar bewezen dat hun verplichte driejarige opleiding in de Babylonische cultuur hen niet heeft doen afwijken van hun verknochtheid aan Jehovah en zijn zuivere aanbidding (Daniël hfdst. 3 en 6). Jehovah stelde hen in staat deze gedwongen drie jaar durende onderdompeling in Babylonisch hoger onderwijs ongedeerd te doorstaan. „Wat deze kinderen, die vier, betreft, hun gaf de ware God kennis en inzicht in alle schrift en wijsheid; en Daniël zelf had verstand van allerlei visioenen en dromen. En wat elke zaak van wijsheid en verstand betreft waarover de koning hen ondervroeg, hij bevond ten slotte zelfs dat zij tienmaal beter waren dan alle magie-beoefenende priesters en de bezweerders die er in heel zijn koninklijke gebied waren.” — Daniël 1:17, 20.
18. Welk onderwijsprogramma werd na de Babylonische gevangenschap in Juda ten uitvoer gebracht?
18 Na de Babylonische gevangenschap werd door Ezra, een priester die „zijn hart [had] bereid om de wet van Jehovah te raadplegen en haar te volbrengen en om in Israël voorschrift en gerechtigheid te onderwijzen”, een groot onderwijzingswerk ten uitvoer gebracht (Ezra 7:10). Hierin werd hij bijgestaan door getrouwe levieten, die ’de wet aan het volk verklaarden’ (Nehemia 8:7). Ezra was een bijbelgeleerde en „een vaardig afschrijver”, of schriftgeleerde (Ezra 7:6). Het was in zijn dagen dat schriftgeleerden als klasse op de voorgrond traden.
Rabbijnse scholen
19. Welke klasse van onderwijzers was in Israël op het toneel verschenen tegen de tijd dat Jezus op aarde kwam, en om welke belangrijke redenen hadden hij en zijn discipelen geen joods hoger onderwijs genoten?
19 Tegen de tijd dat Jezus op aarde verscheen, waren de schriftgeleerden een eliteklasse van onderwijzers geworden, die meer gehecht waren aan overleveringen dan aan de ware leringen van Gods Woord. Zij werden graag „Rabbi” genoemd, wat een eretitel was geworden en „Mijn Grote (Uitnemende)” betekende (Mattheüs 23:6, 7, NW, Studiebijbel, vtn.). In de christelijke Griekse Geschriften worden de schriftgeleerden vaak in verband gebracht met de Farizeeën, van wie sommigen zelf leraren der Wet waren (Handelingen 5:34). Jezus beschuldigde beide groepen ervan dat zij het woord van God krachteloos maakten ter wille van hun overlevering en ’mensengeboden als leerstellingen’ onderwezen (Mattheüs 15:1, 6, 9). Geen wonder dus dat noch Jezus noch de meeste van zijn discipelen onderwijs op de rabbijnse scholen hadden genoten. — Johannes 7:14, 15; Handelingen 4:13; 22:3.
20. Wat heeft dit overzicht van onderwijs en opleiding in bijbelse tijden ons laten zien, en wat duidt erop dat Jehovah’s dienstknechten onderwijs nodig hebben?
20 Dit overzicht van onderwijs en opleiding in bijbelse tijden heeft laten zien dat Jehovah de Grootse Onderwijzer van zijn volk is. Door bemiddeling van Mozes trof God regelingen voor een doeltreffend onderwijsstelsel in Israël. Maar na lange tijd ontwikkelde zich een stelsel van joods hoger onderwijs, door middel waarvan dingen werden geleerd die in strijd waren met het Woord van God. Hoewel Jezus zulke joodse scholen niet bezocht, was hij niettemin een onvergelijkelijke Onderwijzer (Mattheüs 7:28, 29; 23:8; Johannes 13:13). Ook gaf hij zijn discipelen de opdracht te onderwijzen, en daar zelfs tot aan het besluit van het samenstel van dingen mee door te gaan (Mattheüs 28:19, 20). Om dit te kunnen doen, zouden zij goede onderwijzers moeten zijn en hiervoor zouden zij logischerwijs een bepaald opleidingspeil moeten bezitten. Hoe dienen ware christenen in deze tijd onderwijs derhalve te bezien? Deze vraag zal in het volgende artikel aan een onderzoek worden onderworpen.
Een geheugentest
◻ Waarom kunnen wij er zeker van zijn dat Jehovah erin geïnteresseerd is dat zijn dienstknechten goed onderwezen zijn?
◻ In welke opzichten verschilde Israëls onderwijsstelsel van dat van de andere natiën?
◻ Welke opleiding ontvingen Israëlitische kinderen?
◻ Welke onderwijsmethoden werden in Israël gebruikt?
◻ Waarom bezochten Jezus en zijn discipelen geen joodse scholen voor hoger onderwijs?
[Illustratie op blz. 14]
Gedwongen opleiding in Babylon bewerkte niet dat Daniël en zijn metgezellen zich van Jehovah afkeerden