Wat ben ik blij dat ik leef!
JA, DRIEMAAL heb ik geprobeerd zelfmoord te plegen. Maar o, wat ben ik nu blij dat ik leef!
Ik kom uit een verscheurd gezin. Mijn ouders zijn, zover ik me kan herinneren, nooit gelukkig met elkaar geweest. Toen zij uiteindelijk scheidden, werd ik naar een kostschool gestuurd. In de vakanties werden mijn zusje en ik naar verschillende familieleden gestuurd, omdat mijn vader, die zeeman bij de koopvaardij was, niet in staat was voor ons te zorgen. Wij groeiden beiden op met het gevoel dat wij niet gewenst waren.
In mijn tienerjaren verliet ik de Rooms-Katholieke Kerk omdat ik vond dat de leerstellingen tegenstrijdig waren. Ik kon nooit geloven in pijniging in een hellevuur, noch dat de hemel mijn bestemming zou zijn. Voor mij was de dood niets dan een periode van rust en vrede. En wat voor betekenis het leven thans ook mocht hebben, míjn bestaan scheen volkomen doelloos te zijn.
Het huwelijk loste mijn problemen niet op. De situatie begon me boven het hoofd te groeien. Zo af en toe zocht ik wel eens vriendinnen op, maar heel vaak zeiden ze: „Och ik sta net op het punt om weg te gaan!” of: „Wil je dit alsjeblieft even voor me doen?” Ik merkte dat ik steeds maar voor hen in de weer was en dat zij mij niet de aandacht gaven die ik dacht nodig te hebben.
Het grootste deel van de dag zat ik boeken te lezen. Ik kookte en bakte niet meer. Ik praatte ook niet meer met mensen en deed afgezien van het hoogst noodzakelijke helemaal niets meer. De mensen rondom me negeerden me gewoon, of ik dacht dat het zo was. Het was allemaal zo vreemd. Ik voelde me ellendig en eenzaam en had wanhopig behoefte aan iemand met wie ik kon praten. Maar er was niemand. Ik had iedereen uit mijn leven gebannen! Dit alles leidde tot mijn eerste poging om mezelf van het leven te beroven.
Waarom zelfmoord?
Wanneer iemand van plan is zelfmoord te plegen (en velen maken daar heel zorgvuldig plannen voor), zijn de mensen rondom hem in drie categorieën onder te brengen. Ten eerste zijn er degenen van wie hij heel veel houdt, maar ten opzichte van wie hij vindt dat hij op de een of andere manier toch te kort geschoten is. Voor deze dierbaren is het maar beter als zij hem kwijt zijn. Tot de tweede categorie behoren de mensen die hij pijn wil doen. Hij vindt dat hij zo door hen gekwetst is, dat de beste manier om hen te kwetsen, is zichzelf te doden — dan zal hun geweten hen vast en zeker kwellen. Tot de derde groep behoren de mensen die volgens hem helemaal niets om hem geven en die het zelfs niets zal doen als hem iets overkomt. Als ik terugblik, speelden alle drie de groepen een rol in mijn gedachtengang.
Er kwam een tijd dat ik niet meer opgewassen was tegen alles wat er om me heen gebeurde. Ik was dol op mijn kinderen, maar ik raakte er oprecht van overtuigd dat zij zonder mij een beter leven zouden hebben omdat ik zo te kort schoot. En toen ik ruzie had met mijn man, redeneerde ik dat mijn dood stellig een slag voor hem zou zijn. En ten slotte had ik niemand in de buurt die zich voor me interesseerde en met wie ik over mijn problemen kon praten.
Ik bereidde mijn dood zorgvuldig voor. Ik draaide het gas open en ging liggen om te sterven. Vreemd genoeg belde juist op dat moment mijn man op om zijn verontschuldigingen aan te bieden voor onze ruzie. Toen de telefoon niet werd opgenomen, kwam hij van zijn werk naar huis, nog net op tijd. Gealarmeerd door de gaslucht trapte hij de deur in en redde mijn leven.
Toen ik bijkwam, was ik erg van streek en heel kwaad. Mijn hevige teleurstelling bracht me al spoedig tot mijn tweede poging. Ook nu had ik een woordenwisseling met mijn man gehad, maar in plaats dat ik mijn problemen aanpakte, kon ik er alleen maar voor op de vlucht slaan. Als ik maar geweten had hoe ik ze aan moest pakken — maar dat wist ik niet.
Ik trok mijn zwaarste mantel aan en liep kilometers ver, naar de rivier de Theems. Ik kon niet zwemmen en ik redeneerde dat de zware mantel me snel onder water zou trekken. Dat had ik goed gezien! Maar volkomen toevallig bevond er zich een politieboot in de nabijheid van de brug waar ik vanaf was gesprongen. Binnen vijf of zes minuten werd ik aan boord gehesen. De politie vertelde me dat als zij iets later waren geweest, ik louter door het gewicht van mijn natte kleding onder water getrokken zou zijn.
Bij het springen was ik gewond geraakt en ik verbleef maandenlang in een ziekenhuis. Het gevolg was dat mijn kinderen aan mijn zorg onttrokken werden. De deskundigen probeerden me met religie, psychologie en psychiatrie weer voor een normaal leven toe te rusten. Maar veel bereikten ze niet.
Na mijn ontslag uit het ziekenhuis nam ik pillen om wakker te worden, andere om me te ontspannen, nog meer om in slaap te komen — wel twintig verschillende pillen per dag! Ik kon merken dat mijn kinderen erg van streek waren. Dat ik ze eenmaal per week mee naar huis nam, iets waar ik toestemming voor had, deed hun helemaal geen goed. Daarom besloot ik opnieuw hen te bevrijden door een eind aan mijn leven te maken.
Laat op een avond ging ik naar een heel eenzame plek, de meest afgelegen plaats die ik maar kon bedenken, en slikte m’n hele voorraad pillen door — allemaal. Eigenlijk zou ik dit niet moeten kunnen navertellen. Maar in de vroege ochtend werd een man die in de buurt woonde, wakker gemaakt door zijn hond en besloot een eindje met hem te gaan lopen. Hij zag mij in het gras liggen. Snel werd ik naar een ziekenhuis vervoerd en mijn maag werd leeggepompt.
Toen ik wakker werd, barstte ik in tranen uit. Ik voelde me zo van streek, zo ellendig. Ik had het gevoel dat ik in een heel donkere kamer was. Ik was zo intens eenzaam. Er was niemand tot wie ik mij kon wenden. Mijn leven was gered, maar waarvoor? Ik wilde zo graag sterven.
Mijn reddingslijn — Het gebed
Mijn man bouwde in zijn goedheid een nieuw huis voor mij en de kinderen, en ik berustte erin hen te verzorgen totdat zij oud genoeg zouden zijn om voor zichzelf te zorgen. Dan zou ik wel zien wat ik met mijn leven zou doen. Mijn houding was nog steeds defaitistisch.
Op een dag had mijn man een gesprek met een getuige van Jehovah. Toen de Getuige op uitnodiging van mijn man terugkwam, sprak ik met hem. Ik had altijd respect voor de bijbel gehad en stond absoluut versteld van de bijbelkennis die deze man bezat. Op elke vraag die ik hem stelde, gaf hij mij een antwoord — een prachtig bijbels antwoord!
Zoals u zich kunt voorstellen, verkeerde ik in die tijd in een heel depressieve toestand. Hoewel ik instinctief wist dat er een Opperwezen bestond, had ik nooit geweten hoe ik met hem in contact kon komen. Maar deze man kon bidden — en hij leerde mij hoe te bidden! Ik herinner me dat ik vroeg: „Waarom moeten we in de naam van Jezus bidden? Waarom moeten we tot God bidden? Waarom niet tot Jezus Christus? of tot Maria?” Uit de Schrift kwamen de bevredigende antwoorden. Het was alsof iemand zojuist een deur voor me had geopend, en wat ging ik er dankbaar door naar binnen! — Matth. 6:9; Joh. 16:23, 24.
Binnen enkele weken begon ik te bidden op een manier waarop ik nog nooit had gebeden. Ik bemerkte dat ik niet hoefde te proberen volkomen zelfstandig te zijn. Ik hoefde niet alles in mijn eentje te doen (Fil. 4:6, 7). In die tijd rookte ik 60 of 70 sigaretten per dag. Maar binnen een week of drie, vier, brak ik met die gewoonte. Die ’steun’ had ik niet meer nodig.
Al gauw putte ik er grote vreugde en voldoening uit met mijn medemensen de troost te delen die het „goede nieuws” mij had gegeven. Nog meer kracht putte ik uit de omgang op de vergaderingen in de plaatselijke Koninkrijkszaal van Jehovah’s Getuigen. Binnen zes maanden, in mei 1975, droeg ik mijn leven aan Jehovah God op.
Al die gedachten aan zelfmoord begonnen ruim tien jaar geleden. Ik word nog wel eens neerslachtig, als het me allemaal te veel wordt, maar ik veronderstel dat iedereen dat heeft. Maar nu heb ik een „kracht die datgene wat normaal is te boven gaat” (2 Kor. 4:7, 8). Ik heb Jehovah’s hulp. Hoe ellendig ik me soms ook voel, Hij komt altijd aan mijn deur kloppen — niet letterlijk natuurlijk, maar op de een of andere manier komt Hij alsof Hij wil zeggen: ’Je staat niet alleen!’
Mijn reddingslijn, het gebed, is altijd beschikbaar. Ik ben oprecht dankbaar. Ik leef en heb een liefdevol gezin en een doel in mijn leven. Wat zou iemand nog meer kunnen wensen? — Ingezonden door een „Ontwaakt!”-lezeres in Engeland.