FILEMON
(File̱mon) [Liefhebbend; Liefdevol].
Een christelijke slavenhouder die met de gemeente in Kolosse verbonden was. Zijn huis in deze stad in het ZW van Klein-Azië diende als vergaderplaats voor de gemeente aldaar. Filemon bleek voor zijn medechristenen een bron van verkwikking en een voorbeeld in geloof en liefde te zijn. De apostel Paulus beschouwde hem als een geliefde medewerker (Flm 1, 2, 5-7; vgl. Kol 4:9 met Flm 10-12). Dat Paulus graag bij Filemon wilde logeren, werpt een gunstig licht op de gastvrijheid van deze man. — Flm 22; vgl. Han 16:14, 15.
Apfia en Archippus schijnen leden van Filemons huisgezin te zijn geweest, aangezien Paulus zich in zijn persoonlijke brief aan Filemon ook tot hen richt. Apfia was misschien Filemons vrouw, en Archippus kan zijn zoon geweest zijn. — Flm 2.
Het schijnt dat Filemon door Paulus’ inspanningen een christen was geworden (Flm 19). Aangezien Paulus echter niet in Kolosse zelf had gepredikt (Kol 2:1), is Filemon wellicht met het christendom in aanraking gekomen als gevolg van de predikingsactiviteit die de apostel twee jaar lang in Efeze had verricht, toen „alle bewoners van het district Asia [waarin ook Kolosse lag] het woord van de Heer hoorden”. — Han 19:10.
Enige tijd voordat Filemon de brief van Paulus ontving, was zijn slaaf Onesimus bij hem weggelopen. Deze weggelopen slaaf had misschien wel geld van zijn meester gestolen om de reis naar Rome te kunnen bekostigen, waar hij later Paulus ontmoette en een christen werd. — Flm 10, 11, 18, 19; zie SLAAF.