Psalmen
Voor de koorleider: voor jeduthun.*+ Een psalm van David.
Met een muilband zal ik mijn mond bedwingen+
zolang er een goddeloze bij me is.’
3 Mijn hart smeulde* in mijn binnenste.
Terwijl ik piekerde,* bleef het vuur branden.
Toen sprak mijn tong:
4 ‘O Jehovah, laat me weten wat mijn einde zal zijn
en de maat van mijn dagen,+
zodat ik te weten kom hoe kort mijn leven is.*
Een mens is niet meer dan een ademtocht, al lijkt hij nog zo zeker.+ (sela)
Hij verzamelt rijkdom maar weet niet wie ervan genieten zal.+
7 Waar kan ik nog op hopen, Jehovah?
U bent mijn enige hoop.
8 Bevrijd me van al mijn overtredingen.+
Laat de dwaas me niet tot een mikpunt van spot maken.
10 Houd op mij te kwellen.
Ik bezwijk onder de slagen van uw hand.
Een mens is niet meer dan een ademtocht.+ (sela)
Negeer mijn tranen niet.
13 Wend uw harde blik van mij af, zodat ik nog opvrolijk
voordat ik doodga en er niet meer ben.’