11 „Het spijt mij werkelijk+ dat ik Saul als koning heb doen regeren, want hij heeft zich van het volgen van mij afgekeerd+ en mijn woorden niet ten uitvoer gebracht.”+ En het bedroefde Sa̱muël,*+ en hij bleef de hele nacht tot Jehovah roepen.+
22 Sa̱muël zei hierop: „Heeft Jehovah evenveel behagen in brandoffers+ en slachtoffers als in het gehoorzamen van de stem van Jehovah? Zie! Gehoorzamen+ is beter dan een slachtoffer,+ aandacht schenken [beter] dan het vet+ van rammen;
23 want weerspannigheid+ is hetzelfde als de zonde van waarzeggerij,+ en aanmatigend vooruitdringen* hetzelfde als [het gebruiken van] magische kracht en terafim.*+ Daar gij het woord van Jehovah+ hebt verworpen, verwerpt hij* dienovereenkomstig u als koning.”*+