4 Daarom gebeurde het dat toen Ize̱bel+ Jehovah’s profeten afsneed,+ Oba̱dja voorts honderd profeten nam en hen vijftig bij vijftig in een grot verborgen hield, en hij voorzag hen van brood en water.+)
19 En nu, zend heen, breng heel I̱sraël bij mij op de berg Ka̱rmel+ bijeen en ook de vierhonderd vijftig profeten van Ba̱äl+ en de vierhonderd profeten van de heilige paal,+ die aan de tafel van Ize̱bel eten.”+
7 Toen zei zijn vrouw Ize̱bel tot hem: „Oefent gíȷ́ nu het koningschap over I̱sraël uit?+ Sta op, eet brood en laat uw hart vrolijk zijn. Ík zal u de wijngaard van de Jizreëliet Na̱both geven.”+
25 Zonder uitzondering heeft niemand er blijk van gegeven als A̱chab te zijn,+ die zich verkocht heeft om te doen wat kwaad was in de ogen van Jehovah, die door zijn vrouw Ize̱bel+ werd opgehitst.+
30 Ten slotte kwam Je̱hu naar Ji̱zreël,+ en Ize̱bel+ zelf vernam het. Zij beschilderde+ toen haar ogen met zwarte verf en maakte haar hoofd mooi+ en ging door het venster naar beneden kijken.+
20 Niettemin heb ik [dit] tegen u, dat gij die vrouw Ize̱bel,+ die zich een profetes noemt, tolereert, en zij leert+ en misleidt mijn slaven,+ zodat zij hoererij bedrijven+ en dingen eten die aan afgoden ten slachtoffer zijn gebracht.+