12 Vervolgens zei hij: „Steek uw hand niet uit tegen de jongen en doe hem volstrekt niets,+ want nu weet ik werkelijk dat gij godvrezend zijt,* doordat gij mij uw zoon, uw enige, niet hebt onthouden.”+
5 Daarna zullen de zonen van I̱sraël terugkeren en stellig Jehovah, hun God,* en Da̱vid, hun koning,+ zoeken;+ en zij zullen stellig sidderend tot Jehovah en tot zijn goedheid komen,+ in het laatst der dagen.+