11 Ju̱da heeft trouweloos gehandeld, en iets verfoeilijks is in I̱sraël en in Jeru̱zalem bedreven;+ want Ju̱da heeft de heiligheid van Jehovah, welke Hij heeft liefgehad, ontheiligd,+ en hij heeft de dochter van een buitenlandse god als bruid in bezit genomen.+