1Nu geschiedde het in het dertigste jaar, in de vierde [maand], op de vijfde [dag] van de maand, terwijl ik te midden van de ballingen+ aan de rivier de Ke̱bar was,+ dat de hemel werd geopend+ en ik vervolgens visioenen van God* zag.+
11 En ik zag de hemel geopend, en zie! een wit paard.+ En degene die erop zat, wordt Getrouw+ en Waarachtig+ genoemd,* en hij oordeelt en voert oorlog in rechtvaardigheid.+