3 En aan A̱braham,+ I̱saäk+ en Ja̱kob+ ben ik altijd verschenen als God de Almachtige,*+ maar wat mijn naam Jehovah+ betreft,* daarmee heb ik mij niet aan hen bekendgemaakt.*+
6 En ik hoorde iets dat was als een stem van een grote schare en als een geluid van vele* wateren en als een geluid van zware donderslagen. Zij zeiden: „Looft Jah,*+ want Jehovah,* onze* God, de Almachtige,+ is als koning gaan regeren.+