25 Als een van je broeders tot armoede vervalt en iets van zijn bezit moet verkopen, dan moet een terugkoper die nauw aan hem verwant is, komen om terug te kopen wat zijn broeder heeft verkocht.+
20 Naomi zei tegen haar schoondochter: ‘Mag hij gezegend worden door Jehovah, die niet is tekortgeschoten in zijn loyale liefde voor de levenden en de doden.’+ Ze zei verder: ‘De man is familie van ons.+ Hij is een van onze terugkopers.’+