Micha
6 Luister alsjeblieft naar wat Jehovah zegt.
Sta op, voer een rechtszaak tegenover de bergen
en laat de heuvels je stem horen.+
Want Jehovah voert een rechtszaak tegen zijn volk.
Tegen Israël zal hij argumenteren:+
3 ‘Mijn volk, wat heb ik je aangedaan?
Waarmee heb ik je vermoeid?+
Getuig tegen mij.
Ik stuurde Mozes, Aäron en Mirjam voor je uit.+
5 Mijn volk, denk toch terug aan wat koning Ba̱lak van Moab voorstelde+
en wat Bi̱leam, de zoon van Be̱or, hem antwoordde+
— wat plaatsvond tussen Si̱ttim+ en Gi̱lgal+ —
zodat je weet dat Jehovah doet wat rechtvaardig is.’
6 Waarmee zal ik voor Jehovah verschijnen?
Waarmee zal ik mij buigen voor God daarboven?
Zal ik voor hem verschijnen met volledige brandoffers,
met eenjarige kalveren?+
8 Hij heeft jou, mens, verteld wat goed is.
En wat verlangt* Jehovah van je?
9 De stem van Jehovah roept tot de stad.
Wie praktische wijsheid heeft, zal ontzag hebben voor uw naam.
Heb aandacht voor de stok* en voor wie ertoe heeft besloten.+
10 Zijn in het huis van de slechte nog altijd de schatten van slechtheid
en die afschuwelijke ondermaatse efa?*
Hun tong is bedrieglijk in hun mond.+
14 Je zult eten maar niet verzadigd worden.
Je zult leeg zijn vanbinnen.+
Wat je meeneemt, kun je niet behouden,
en wat je wel behoudt, geef ik aan het zwaard.
15 Je zult zaaien maar niet oogsten.
Je zult olijven treden maar de olie niet gebruiken.
Je zult druiven treden maar geen wijn drinken.+
16 Want jullie leven naar de voorschriften van O̱mri en alle praktijken van het huis van Achab.+
Jullie volgen* hun advies.
Daarom maak ik van jullie een schrikbeeld
en van haar inwoners een aanfluiting.+
Jullie zullen de schande van de volken dragen.’+