Psalmen
Voor de koorleider: op de wijs van ‘Vernietig niet’. Van David. Een miktam.*
58 Kunnen jullie over rechtvaardigheid spreken als jullie zwijgen?+
Kunnen jullie eerlijk oordelen, mensenzonen?+
3 De slechten dwalen af* vanaf hun geboorte.*
Onhandelbaar zijn ze, leugenaars vanaf de dag dat ze zijn geboren.
5 Hij luistert niet naar de stem van bezweerders,
hoe bedreven ze ook zijn met hun bezweringen.
6 O God, sla de tanden uit hun mond!
Breek de kaken van die leeuwen,* o Jehovah!
7 Mogen ze verdwijnen als water dat wegvloeit.
Laat God* zijn boog spannen en ze met zijn pijlen ten val brengen.
8 Mogen ze zijn als een slak die al kruipend oplost,
als een doodgeboren kind dat de zon nooit ziet.
9 Voordat jullie kookpotten de hitte van de doornstruik voelen,
zal God* de vochtige en de brandende twijg wegvagen als door een storm.+
10 De rechtvaardige zal juichen omdat hij de wraak ziet,+
zijn voeten zullen baden in het bloed van de slechten.+
11 Dan zullen de mensen zeggen: ‘Er is toch een beloning voor de rechtvaardige.+
Er is inderdaad een God die op aarde oordeelt.’+