Psalmen
Een gebed van de onderdrukte die wanhopig is* en zijn bezorgdheid voor Jehovah uitstort.+
2 Verberg uw gezicht niet voor mij nu ik in nood zit.+
Open uw oor voor* mij.
Antwoord mij snel als ik roep.+
6 Ik lijk op een pelikaan in de woestijn,
op een steenuil tussen de ruïnes.
8 De hele dag belasteren mijn vijanden me.+
Zij die me bespotten,* gebruiken mijn naam als een vloek.
en wat ik drink is vermengd met tranen+
10 vanwege uw woede en verontwaardiging,
want u hebt me alleen maar opgetild om me weg te werpen.
13 U zult beslist opstaan en Sion barmhartig zijn,+
want het is tijd om haar uw gunst te tonen,+
de vastgestelde tijd is gekomen.+
15 De volken zullen ontzag hebben voor de naam van Jehovah,
alle koningen van de aarde voor uw majesteit.+
18 Dit wordt opgeschreven voor de toekomstige generatie,+
zodat een volk dat nog voortgebracht* moet worden Jah zal loven.
19 Want hij ziet neer vanaf zijn heilige hoogte,+
vanuit de hemel kijkt Jehovah naar de aarde
20 om het gezucht van de gevangene te horen,+
om te bevrijden wie ter dood veroordeeld zijn.+
21 Dan wordt Jehovah’s naam bekendgemaakt in Sion+
en zijn lof in Jeruzalem
22 als de volken en koninkrijken
samenkomen om Jehovah te dienen.+
23 Hij heeft me vroegtijdig beroofd van mijn kracht,
hij heeft mijn dagen verkort.
24 Ik zei: ‘Mijn God,
vaag mij niet midden in het leven weg.
Uw jaren strekken zich over alle generaties uit.+
26 Die zullen vergaan, maar u zult blijven bestaan.
Ze zullen allemaal verslijten net als kleding.
Net als kleding zult u ze vervangen en ze zullen verdwijnen.
27 Maar u blijft dezelfde, en uw jaren zullen nooit eindigen.+