Psalmen
Een gebed van de ellendige ingeval hij zwak wordt en voor Jehovah zijn bezorgdheid uitstort.+
2 Verberg uw aangezicht niet voor mij op de dag dat ik erg in benauwdheid verkeer.+
Neig uw oor tot mij;+
Op de dag dat ik roep, haast u, antwoord mij.+
3 Want mijn dagen zijn ten einde gelopen net als rook,+
En mijn beenderen zelf zijn roodgloeiend gemaakt als een vuurhaard.+
8 De gehele dag hebben mijn vijanden mij gesmaad.+
Zij die mij voor de gek houden, hebben zelfs bij mij gezworen.+
9 Want as heb ik gegeten net als brood;+
En al wat ik drink, heb ik zelfs met geween vermengd,+
10 Vanwege uw openlijke veroordeling en uw verontwaardiging;+
Want gij hebt mij opgenomen, opdat gij mij zoudt kunnen wegwerpen.+
12 Wat u betreft, o Jehovah, tot onbepaalde tijd zult gij blijven,+
En uw gedachtenis zal zijn van geslacht tot geslacht.+
13 Gijzelf zult opstaan, gij zult Si̱on barmhartig zijn,+
Want het is het tijdperk om haar gunstig gezind te zijn,
Want de bestemde tijd is gekomen.+
14 Want uw knechten hebben een welgevallen gevonden in haar stenen,+
En op haar stof richten zij hun gunst.+
17 Hij zal zich stellig wenden tot het gebed van hen die berooid zijn,+
En hun gebed niet verachten.+
19 Want hij heeft neergezien uit zijn heilige hoogte,+
Ja, uit de hemel heeft Jehovah* zelf naar de aarde gezien,+
20 Om het gezucht van de gevangene te horen,+
Om de ten dode gedoemden* los te maken;+
21 Opdat de naam van Jehovah* wordt bekendgemaakt* in Si̱on+
En zijn lof in Jeru̱zalem,+
Neem mij niet weg op de helft van mijn dagen;+
25 Lang geleden hebt gij de grondvesten gelegd van de aarde,+
En de hemelen zijn het werk van uw handen.+
26 Díé zullen vergaan, maar gíȷ́ zult standhouden;*+
En net als een kleed zullen ze alle verslijten.+
Net als kleding zult gij ze verwisselen, en ze zullen op hun beurt eindigen.+
27 Maar gij zijt dezelfde,* en úw jaren zullen niet voltooid worden.+