Psalmen
Voor de koorleider. Van David.
14 De dwazen* zeggen bij zichzelf:*
‘Er is geen Jehovah.’+
Hun daden zijn verdorven, wat ze doen is walgelijk.
Niemand doet het goede.+
2 Maar Jehovah kijkt vanuit de hemel naar de mensen
om te zien of er iemand is met inzicht, iemand die Jehovah zoekt.+
Niemand doet het goede,
helemaal niemand!
4 Begrijpt geen van de boosdoeners het dan?
Ze verslinden mijn volk alsof het brood is.
Ze roepen Jehovah niet aan.
6 Boosdoeners, jullie proberen de plannen van de zwakke te dwarsbomen,
maar Jehovah is zijn toevlucht.+
7 Laat er toch redding voor Israël komen uit Sion!+
Als Jehovah zijn volk terugbrengt uit gevangenschap,
laat Jakob dan blij zijn, laat Israël juichen.