Spreuken
2 Gehoorzaam mijn geboden en blijf leven.+
Waak over mijn onderwijs* als je oogappel.
3 Bind ze om je vingers.
4 Zeg tegen de wijsheid: ‘Je bent mijn zus’
en noem het verstand ‘mijn familie’
6 Vanuit het venster van mijn huis,
door het traliewerk, keek ik naar beneden.
8 Hij liep door de straat, kwam bij haar hoek
en stapte in de richting van haar huis.
11 Ze is brutaal en uitdagend.+
Ze blijft* nooit thuis.
13 Ze grijpt hem vast en kust hem.
Met een schaamteloze blik zegt ze:
14 ‘Ik moest vredeoffers* brengen.+
Vandaag heb ik mijn geloften ingelost.
15 Daarom ben ik naar buiten gegaan, naar jou toe,
om je te zoeken, en nu heb ik je gevonden!
17 Ik heb mijn bed besprenkeld met mirre, aloë en kaneel.+
18 Kom, laten we ons aan de liefde bedrinken tot de morgen toe.
Laten we hartstochtelijk de liefde bedrijven.
19 Want mijn man is niet thuis,
hij is vertrokken voor een verre reis.
20 Hij heeft een buidel met geld meegenomen
en komt pas terug op de dag van de vollemaan.’
21 Met grote overredingskracht haalt ze hem over.+
Met gladde woorden verleidt ze hem.
22 Plotseling gaat hij haar achterna, als een stier naar de slacht,
als een dwaas die gestraft zal worden in het blok,*+
23 tot een pijl zijn lever doorboort.
Als een vogel die een vangnet in vliegt, beseft hij niet dat het hem zijn leven* zal kosten.+
24 En nu, mijn zonen, luister naar mij.
Heb aandacht voor wat ik zeg.
25 Laat je hart niet afdwalen naar haar wegen.
Dool niet rond op haar paden.+