Jesaja
Mijn geliefde had een wijngaard op een vruchtbare helling.
2 Hij spitte die om en verwijderde de stenen.
Hij bleef hopen dat de wijngaard goede druiven zou opleveren,
maar die bracht alleen slechte druiven voort.+
3 ‘Nu dan, inwoners van Jeruzalem en mannen van Juda,
oordeel alsjeblieft tussen mij en mijn wijngaard.+
Ik hoopte op goede druiven,
maar waarom leverde hij alleen slechte druiven op?
5 Ik zal jullie vertellen
wat ik met mijn wijngaard ga doen:
Ik zal zijn heg verwijderen
en hij zal verbrand worden.+
Ik zal zijn stenen muur afbreken
en hij zal vertrapt worden.
6 Ik zal hem laten verwilderen.+
Er zal niet gesnoeid of gewied worden.
Hij zal overwoekerd worden door doornstruiken en onkruid+
en ik zal de wolken bevelen er geen regen op te laten vallen.+
7 Want het huis van Israël is de wijngaard van Jehovah van de legermachten.+
De mannen van Juda zijn de aanplant waarop hij gesteld was.
8 Wee degenen die het ene huis bij het andere voegen+
en het ene veld bij het andere trekken+
tot er geen ruimte meer is
en zij als enigen in het land wonen!
9 Ik hoorde Jehovah van de legermachten zweren
dat veel huizen, ook de grootste en de mooiste,
een verschrikkelijke aanblik zullen bieden,
zonder bewoners.+
11 Wee degenen die vroeg in de morgen opstaan om aan de drank te gaan,+
die tot laat in de avondschemering blijven hangen tot ze gloeien van de wijn!
12 Ze hebben harpen en snaarinstrumenten,
tamboerijnen, fluiten en wijn op hun feesten.
Maar ze hebben geen oog voor de daden van Jehovah
en ze zien het werk van zijn handen niet.
Hun voorname mannen zullen honger lijden+
en heel hun volk zal vergaan van de dorst.
En de pracht* van de stad, de luidruchtige menigten en de feestvierders
zullen er beslist in afdalen.
15 De mens zal zich neerbuigen,
hij zal worden verlaagd,
en wie trots is zal zijn ogen moeten neerslaan.
16 Jehovah van de legermachten zal worden verhoogd door zijn oordeel,*
de ware God, de Heilige,+ zal zich heiligen door rechtvaardigheid.+
17 De lammeren zullen er grazen als op hun eigen weide.
Vreemdelingen zullen eten op de verlaten plaatsen waar vette dieren ooit verbleven.
18 Wee degenen die hun schuld meeslepen met touwen van bedrog
en hun zonden met wagentouwen.
19 Ze zeggen: ‘Laat Hij toch opschieten.
Laat Hij voortmaken met zijn werk, zodat we het zien.
20 Wee degenen die zeggen dat goed slecht is en slecht goed,+
die duisternis vervangen door licht en licht door duisternis,
die bitter vervangen door zoet en zoet door bitter!
22 Wee degenen die een held zijn in het drinken van wijn
en mannen die meester zijn in het mengen van drank,+
23 die slechte mensen vrijspreken voor steekpenningen+
en die rechtvaardigen het recht ontzeggen!+
24 Daarom, zoals stoppels door vuurtongen worden verteerd
en dor gras in de vlammen verschroeit,
zo zullen hun wortels wegrotten
en hun bloesems verwaaien als stof,
omdat ze de wet* van Jehovah van de legermachten hebben verworpen
en het woord van de Heilige van Israël hebben geminacht.+
De bergen zullen beven,
hun lijken zullen als vuil op straat liggen.+
Vanwege dat alles is zijn woede niet bekoeld,
zijn hand is nog steeds opgeheven om hen te slaan.
26 Hij heeft een signaal* omhooggeheven voor een ver volk.+
Hij heeft gefloten om ze van de uiteinden van de aarde te laten komen.+
En kijk! Ze komen heel snel.+
27 Niemand van hen is moe of struikelt.
Niemand sluimert of slaapt.
De gordel om hun middel gaat niet los
en hun sandaalriemen breken niet.
De hoeven van hun paarden zijn als vuursteen
en de wielen van hun wagens als een stormwind.+
Ze zullen grommen en de prooi grijpen
en die meeslepen zonder dat iemand hen tegenhoudt.
Iedereen die het land bekijkt, ziet onheilspellende duisternis.
Zelfs het licht is donker geworden door de wolken.+