Kan de mens het probleem oplossen?
HET is goed te weten wat het probleem is en hoe het is ontstaan. Het oplossen ervan is echter een andere zaak.
Is een oplossing mogelijk? Welnu, een wond in een gezond menselijk lichaam kan genezen als er maar voldoende zorg aan besteed wordt. Zo kunnen ook de wonden van de aarde genezen indien er maar de juiste soort van aandacht aan wordt besteed.
De mens moet echter met de reeds voor deze aarde geldende natuurwetten samenwerken. Deze wetten zullen niet veranderen, maar de mens dient zich aan te passen. Er is geen enkele andere keuze.
Wat zijn dan de vooruitzichten voor de mens om opnieuw in harmonie met de aarde te komen?
De vooruitzichten
Een paar rivieren, hier en daar een meer, de lucht boven een paar steden — dit is al het succes dat de mens heeft geboekt bij zijn pogingen de fatale loop der gebeurtenissen te keren. Hoe staat het echter met de algehele toestand?
Als wij de algehele toestand realistisch beschouwen, bestaat er weinig grond voor optimisme. Zie bijvoorbeeld eens naar wat er in de stad New York is gebeurd. In 1955 voorspelde een luchtverontreinigingsdeskundige aldaar: „Over 10 jaar zal onze stad een goede plaats zijn om te ademen.” Ook een onderzoeker voorspelde: „In 1965 zal de lucht die iemand bij het oversteken van de 42ste straat inademt even fris zijn als de lucht op een Zwitserse bergpas.”
Mensen die vandaag de dag in New York wonen, zouden deze voorspellingen belachelijk noemen. De lucht daar is zo sterk verontreinigd dat de toestand meestentijds ’onbevredigend’ of ’ongezond’ genoemd moet worden. Die optimistische voorspellingen waren niet op de werkelijkheid gebaseerd.
J. Shekan van Boston College maakte de volgende realistische opmerking: „De verontreiniging op aarde tot een aanvaardbare graad terug te brengen wordt zo langzamerhand even moeilijk als het doen ophouden van alle oorlogen die er ooit geweest zijn of er nog ooit zullen komen.” Heeft de mens oorlogen doen ophouden? Neen. In 1969 heeft de Noorse Academie van Wetenschappen berekend dat sedert 3600 v.G.T. de wereld slechts 292 jaren van vrede heeft gekend, maar 14.531 oorlogen waarin honderden miljoenen mensen zijn gedood. En in onze eeuw heeft men de allerergste meegemaakt.
Kunnen wetten er iets aan doen?
Kunnen nieuwe wetten of een strengere toepassing van wetten aan de vervuiling paal en perk stellen? Het zal ongetwijfeld helpen. Aan het eind van 1970 meldde U.S. News & World Report echter dat de lucht- en waterverontreiniging in de Verenigde Staten „ondanks strengere bepalingen en aanzienlijke uitgaven door regering en industrie” nog steeds toenam.
Er is in de Verenigde Staten een nieuwe wet op auto’s gekomen waarover al veel gepubliceerd is. Na 1 januari 1975 moeten het koolmonoxyde en de koolwaterstoffen in de uitlaatgassen van nieuwe auto’s met minstens 90 percent verminderd zijn, vergeleken met de modellen van 1970. Na 1 januari 1976 moeten eveneens de stikstofoxyden met minstens 90 percent omlaaggebracht zijn.
Alhoewel dit aanmoedigend is, doen wij er goed aan op te merken wat R. Train, presidentieel adviseur voor milieubeheer, zegt: „Wij hebben beraamd dat de verontreiniging door uitlaatgassen van auto’s tot ongeveer 1985 een dalende lijn zal vertonen. Daarna zal, zelfs met de meest vervuilingsvrije verbrandingsmotor die wij ons thans kunnen voorstellen, door de enorme toename van het aantal auto’s de curve weer gaan stijgen.”
Het materiaal opnieuw in omloop brengen?
Een praktisch idee om landverontreiniging tegen te gaan is het materiaal opnieuw in omloop te brengen, dat wil zeggen het materiaal weer te gebruiken in plaats van het weg te gooien.
Tegenwoordig wordt er in de Verenigde Staten minder dan 10 percent van textiel, rubber en glas opnieuw gebruikt. Slechts 20 percent van het papier en zink, 30 percent van het aluminium en ongeveer de helft van het koper, lood en ijzer worden opnieuw gebruikt. De toenemende produktie van al die dingen komt dus hoofdzakelijk uit nieuwe bronnen, zoals nieuwe katoen, nieuw hout en erts.
Waarom wordt er niet meer materiaal opnieuw in omloop gebracht? Een van de redenen wordt geïllustreerd door een firma die afval uitzoekt en de materialen verkoopt. The Wall Street Journal zegt over de eigenaar: „Op elke ton afval die hij verwerkt, verliest hij $2 omdat hij de meeste materialen die hij bergt, niet kan verkopen.” Een voorbeeld: van 1200 ton papier die hij opnieuw bewerkt had, kon hij slechts 200 ton verkopen. Niemand wilde de rest hebben.
Willen de mensen eraan?
Welke verbeteringen er ook worden voorgesteld, ze komen allemaal op één fundamenteel punt neer: willen ze succes hebben, dan moet de overgrote meerderheid van de mensen eraan meewerken. Is dat waarschijnlijk?
Het tijdschrift Audubon berichtte dat een limonadefabriek in het gebied van de stad New York 600.000 kisten limonade aan de markt bracht in flessen die konden worden teruggegeven. Voor elke teruggebrachte fles werd meteen geld uitbetaald. Binnen zes maanden waren echter alle flessen weggegooid. De mensen in New York hadden $720.000 statiegeld verspeeld. Ze hadden gewoon geen zin om de flessen terug te brengen.
Om de luchtverontreiniging als gevolg van te veel auto’s in de steden tegen te gaan, heeft men voorgesteld dat de steden een snelvervoersysteem zouden bouwen — zoals sneltreinen die de forensen naar hun werk zouden brengen zodat zij hun auto’s kunnen thuislaten. Hierover zegt M. Gordon echter in zijn boek Sick Cities: „Uit een onlangs gehouden enquête onder de forensen te Chicago is gebleken dat, zelfs als de ritten gratis zouden zijn, slechts 18 percent van hen de auto zouden laten staan.” Hij zei ook: „De helft van hen zou de reis niet in een openbaar vervoermiddel willen maken, zelfs als zij elke keer wanneer zij instapten, nog 35 cent toe zouden krijgen.”
Zouden de mensen dan tenminste willen meewerken door geen rommel rond te strooien, dus geen afval neer te gooien waar het niet hoort? T. Keatley, een bestuurslid van een Newyorkse hengelaars- en jachtvereniging, merkte vermoeid op: „Ik kan niets meer bedenken om die manie tot rommel maken te stoppen. De laatste toevlucht is een beroep op het zelfrespect, maar ook in die richting koester ik niet veel hoop.”
Ongetwijfeld is er van de zijde van de mensen een belangrijke mentaliteitsverandering nodig. Toch geeft de schrijver E. Banfield in The Unheavenly City het volgende commentaar: „Hoe moet zo’n verandering tot stand komen? Tenzij de middelen nauwkeurig worden uiteengezet, moet deze ’oplossing’ als een utopie van de hand worden gewezen. . . . Het is echter een feit dat niemand weet hoe de mentaliteitsontwikkeling van welk deel der bevolking ook, veranderd moet worden.”
Om de moeilijkheid te illustreren, vermelden wij het geval van een televisieverslaggever in Florida die de sterke verontreiniging door een bepaalde firma aan de kaak stelde. Spoedig ontving hij telefoontjes van werknemers bij de firma die hem met lichamelijk letsel bedreigden als hij er zich nog verder ’mee zou bemoeien’. Zij waren bang dat zij hun baantje zouden verliezen als het bedrijf zou moeten sluiten.
Terwijl dus veel mensen wellicht spreken over het doen ophouden van de vervuiling, is de overgrote meerderheid toch meer op zijn eigen zelfzuchtige doelstellingen gericht en voelt men er niets voor, ter wille van anderen iets van het eigen voordeel op te geven.
Zo wordt, terwijl de besprekingen voortduren, het probleem steeds erger aangezien de industrialisatie toeneemt en de wereldbevolking ’explodeert’. En zij die het kunnen weten, moeten toegeven dat zij geen antwoord hebben! Deskundigen van het Hawaiiaanse ministerie van volksgezondheid bijvoorbeeld zeggen: „Er ligt geen vlot antwoord voor de hand. . . . er bestaat op het ogenblik geen aanvaardbaar alternatief.”
Wat zou werkelijk nodig zijn?
Het op menselijke wijze oplossen van het probleem zou in feite een verregaande ontmanteling van de moderne industriële levenswijze betekenen. Het zou een blijvende ommekeer in de neiging tot verdere industrialisatie betekenen.
Is zoiets waarschijnlijk? Zullen de mensen allen samenwerken om een groot deel van de gemakken, produkten, het geld en de genoegens van een industriële maatschappij op te geven en ze in te ruilen voor frisse lucht, schoon water en land? Nu, hebben zij ooit samengewerkt om de aarde van oorlog, vooroordeel, misdaad, armoede en honger te bevrijden? Is iedereen ermee opgehouden sigaretten te roken of te verkopen of tabak ervoor te verbouwen omdat ze dodelijk bleken te zijn? Zijn mensen opgehouden te hoereren omdat de geslachtsziekten toenemen?
Bent u daarom werkelijk van mening dat de regering, de industrie en de gewone man plotseling op grote schaal een verandering van hart zullen ondergaan en een ommekeer in deze industriële levenswijze zullen teweegbrengen? Dr. R. Dubos, een deskundige op het gebied van milieubeheer, zegt: „Naar mijn mening bestaat er geen kans het verontreinigingsprobleem — of de andere bedreigingen voor het menselijk leven — op te lossen, zolang wij de gedachte koesteren dat onze toekomst door de technologie beheerst moet worden.”
De deskundigen zijn werkelijk ten einde raad. Wat is er dan feitelijk nodig? De publikatie Let’s Live van maart 1970 oppert: „Het schijnt dat de wijsheid van een Salomo nodig is om al de verontreinigingsproblemen van onze tijd op te lossen.”
Bestaat er zulk een wijsheid? En wat is dan de oplossing?