Duiken voor de kost
VOGELS komen op verschillende manieren aan de kost. Maar de soorten die door duiken aan de kost komen zijn waarschijnlijk het fascinerendst om naar te kijken.
Het lijkt wel of sommige vogels de lucht als een reusachtige glijbaan gebruiken; ze storten zich van grote hoogte steil naar beneden het water in om hun prooi te grijpen. Andere scheren over het oppervlak en pikken tijdens de vlucht hun maaltijd op. Weer andere laten zich langzaam zonder een rimpel achter te laten, onder het oppervlak zakken en overweldigen de vis dan tijdens een achtervolging onder water.
Hoogduikers
De onderscheiding voor het hoogduiken zou waarschijnlijk naar de bijna één meter lange jan-van-gent gaan. Deze witte bliksemschicht met zwarte vleugelpunten stort zich van verschillende hoogten op zijn vermoedelijke maaltijd; de hoogte hangt af van de diepte waarop de vis zich bevindt. Soms duikt hij maar van een paar meter hoogte het water in. Of hij giert van dertig meter hoogte steil naar beneden en sluit vlak voordat hij het water raakt zijn vleugels, die een spanwijdte van bijna twee meter hebben, strak tegen zijn lichaam. De klap waarmee hij op het water komt is zo krachtig dat dit soms wel drie meter omhoog spat. Wat een opwindend schouwspel om naar te kijken!
Hoe diep de jan-van-gent wel kan duiken, blijkt uit het feit dat hij dertig meter onder water in de netten van vissers is gevangen. Maar gewoonlijk komt hij na een paar seconden weer boven en blijft dan net lang genoeg op het water om zijn prooi te verzwelgen. Dan stijgt hij op, op zoek naar nog meer prooi.
Nog een hoogduiker is de pelikaan, hoewel dit, als u hem op het land ziet, misschien moeilijk te geloven is. Als hij op zijn korte, stevige poten probeert te lopen, doet hij even onhandig als een circusclown. En zijn reusachtige snavel met de eronder hangende, grote elastische zak, doet hem er alleen nog maar komischer uitzien. Maar in de lucht ziet hij er heel anders uit. Hij is dan bijzonder sierlijk, en op grote hoogte vertoont hij een macht en waardigheid die alleen door de adelaar geëvenaard wordt. Zijn anderhalve meter lange, witte lichaam en een vleugelspanwijdte van twee en een half tot drie meter maken hem in de vlucht inderdaad tot een zeldzame schoonheid!
De bruine pelikaan, die iets kleiner is dan zijn witte soortgenoot, is de duiker van de familie. Wanneer hij vis bespeurt, soms op vijftien meter hoogte, vouwt hij zijn vleugels op en snort met grote snelheid naar beneden. Maar ondanks de kracht waarmee hij duikt, komt hij niet dieper dan ongeveer een halve meter, vanwege de omvang van zijn lichaam. Niettemin komt hij zelden met een lege snavel terug.
De pelikaan komt niet alleen met vis in zijn schepnetvormige ondersnavel omhoog, maar er kan zich ook wel elf of meer liter water in bevinden. Vaak wachten andere, kleinere zeevogels zoals de meeuw hem al op. En als de reusachtige pelikaan zijn snavel opent om het water eruit te laten lopen, gaan ze op zijn kop of rug zitten en kunnen zo de vis eruit pikken. Als de pelikaan dus niet voorzichtig is, kan zijn harde werk voor niets zijn geweest.
Een andere hoogduiker, de visarend, heeft een zelfde probleem. Nadat hij zijn prooi heeft bemachtigd, zal de Amerikaanse zeearend, als hij in de buurt is, gebruik maken van zijn grotere omvang en lichaamskracht om hem te dwingen zijn vangst af te staan. Dit betekent niet dat de visarend klein is of een zwakkeling. Het is een grote knaap met een vleugelspanwijdte van soms bijna twee meter. Zijn duik is dus een schouwspel op zich, vooral als hij, wat niet ongewoon is, van 90 meter of hoger komt neerduiken.
Bij het waarnemen van een vis aan de oppervlakte, kiest de visarend positie, sluit zijn vleugels en duikt met de kop naar beneden gericht en met uitgestrekte poten naar beneden. Hij raakt met een grote plons het water en gaat vaak helemaal onder. Gewoonlijk komt hij weer snel boven met de prooi stevig in zijn klauwen geklemd. Maar het is bekend dat hij wel eens een misrekening maakt.
Men zag eens hoe een visarend zijn klauwen sloeg in een grotere vis dan hij aan kon. Dus in plaats van boven te komen, trok de vis hem onder. Uiteindelijk kon de visarend zijn klauwen vrijmaken en de oppervlakte bereiken voordat hij verdronk. Maar hij lag tien minuten uitgeteld voordat hij weer zover hersteld was dat hij verder kon vliegen.
Een aanzienlijk kleinere duiker maar met niet minder durf of gratie is de ijsvogel. Hij wacht doodstil op een dode tak van een grote boom terwijl zijn scherpe ogen het water aftasten dat zich misschien vijftien meter of meer beneden hem bevindt. Als dan een argeloos stekelbaarsje of andere kleine vis zich aan de oppervlakte waagt, stoot hij met zijn kop naar beneden op het water om de vis met zijn lange snavel te grijpen. Het is ook mogelijk dat de ijsvogel langs vliegt en als hij een maal in het oog krijgt stopt, even blijft zweven en dan als een pijl naar beneden duikt.
Voor vissers is een zwerm duikende en stijgende sternen een welkom gezicht. Ze voeden zich met kleine vissen die vaak door scholen grotere, dieper zwemmende vissen naar de oppervlakte worden gedreven, en deze grote vissen zijn voor de visser van belang. Deze verwanten van de meeuw zijn zo sierlijk in hun vlucht dat ze ook wel zeezwaluwen worden genoemd.
Oppervlakteduikers
Een werkelijk unieke visser is de schaarbek, een zwartwitte zeevogel die in verschillende opzichten op de stern lijkt. Maar in tegenstelling tot andere vogels heeft de schaarbek een verticaal afgeplatte, op een mes gelijkende snavel, waarvan de onderhelft aanzienlijk langer is dan de bovenhelft. Vandaar de naam „schaarbek”. Deze ongebruikelijke snavel wordt voor een bijzondere manier van vissen gebruikt.
De schaarbek vliegt misschien honderd meter over het water waarbij zijn ondersnavel door het water snijdt. Hierdoor worden kleine zeedieren aangetrokken. Dan keert hij terug en terwijl hij over het water scheert, haalt hij met zijn ondersnavel deze zeedieren binnen. De snavel sluit zich nu als een schaar; de schaarbek lijkt dus een beetje op een naaister die bezig is met knippen.
Diepduikers
Een van de interessantste diepduikers is de zestig tot negentig centimeter lange, krachtig gespierde aalscholver. Zijn verentooi is overheersend donker van kleur, vaak zwart met een groenachtige, blauwe glans. Zijn snavel is lang en aan het eind haakvormig. Hij is verwant aan de pelikaan.
Maar in tegenstelling tot de pelikaan en andere hoogduikers, duikt de aalscholver vanaf het oppervlak of van een lage zitplaats. Onder het zwemmen springt hij omhoog en naar voren en verdwijnt met een sierlijke boog onder water, waarbij zijn vleugels strak tegen zijn lichaam zijn gedrukt. Soms ziet hij zijn prooi voordat hij duikt, een andere keer duikt hij eerst en kijkt dan onder water naar vis. Door zijn vleugels en poten voor de voortstuwing te gebruiken, kan hij zijn prooi achterhalen en overweldigen. Soms duikt hij tot grote diepten. Voor de kust van Engeland werd er eens een aalscholver gevangen in een krabbenfuik, zevenendertig meter onder het oppervlak!
Jong gevangen aalscholvers zijn door vissers getraind om voor hen vis te vangen. Dit gebruik was eens in Engeland gewoon en in de oriënt bestaat het al heel lang. Er wordt een tamelijk losse band om de nek van de aalscholver gedaan zodat hij alleen maar hele kleine vissen kan doorslikken.
De fuut en de ijsduiker behoren tot de beste duikers. Ze hebben beide enkele kenmerken gemeen, een opmerkenswaardige behendigheid in het water en een grote onbeholpenheid op het land. Hun poten zijn ver aan de achterkant van hun lichaam geplaatst, wat hen uitstekend geschikt maakt voor duiken en zwemmen, maar waardoor ze op het land bijna hulpeloos zijn. En omdat de ijsduikers niet van land kunnen opstijgen, betekent een gedwongen landing ver van water gewoonlijk de dood voor hen.
De duikbewegingen van de kleinere futen zijn fascinerend om gade te slaan. Ze laten zich snel en rustig wegzinken uit het gezicht, zonder enig geluid of rimpel te maken. Het ene ogenblik bevinden ze zich nog op het water en het volgende ogenblik zijn ze verdwenen. Iemand die ze heeft gezien, zal zich afvragen of hij ze wel echt heeft gezien. En als hij blijft wachten, komt hij misschien tot de conclusie dat hij ze inderdaad niet gezien heeft, want soms komen ze in het geheel niet meer terug. Ze kunnen heel lang onder water blijven, waarbij ze een grote afstand afleggen. Dan komen ze heel omzichtig naar boven en steken alleen hun snavel en ogen boven water zodat ze moeilijk zijn waar te nemen.
De ijsduiker is groter, ongeveer negentig centimeter lang, en waarschijnlijk de kampioen diepduiker onder de vogels. Hij vliegt letterlijk onder water, waarbij hij als een pijl uit de boog vooruitschiet, voortgestuwd door zijn krachtige vleugels. De ijsduiker kan de snelste vis inhalen. En hij kan verscheidene minuten onder water blijven om zijn prooi tot op ongelooflijke diepten te achtervolgen. Er zijn ijsduikers gevangen in netten die op meer dan vijftig meter onder water waren uitgezet! En men neemt aan dat ze zelfs nog veel dieper gaan.
Misschien hebben wij gedacht dat vogels zich alleen in de lucht thuis voelen. Hoewel de stern, de visarend, de pelikaan en andere watervogels echter tot de beste vliegers gerekend moeten worden, zijn sommige toch ook opmerkelijke duikers. Er zijn er zelfs die vissen naar de kroon steken wat hun snelheid in het water betreft! Het is daarom niet verwonderlijk dat ze zo goed door duiken aan de kost kunnen komen.