Wat is de zienswijze van de bijbel?
Is er een vurige hel?
DE LEERSTELLING van pijniging na de dood wordt zowel door de grote religies van de christenheid als door de hindoes, boeddhisten en mohammedanen onderwezen. Bent u met een van deze religies verbonden?
Volgens de katholieke leer zullen de pijnigingen van de hel „de zondige ziel onmiddellijk na de dood kwellen” (The Catholic Encyclopedia for School and Home). Hebt u dit soms ook geleerd? Wist u dat de boeddhisten in het bestaan van zowel hete als koude hellen geloven? De voorstelling die wordt gegeven van hen die in een van de hete hellen zijn opgesloten, is dat zij in stukken worden gesneden en dan weer tot leven worden gebracht om opnieuw dezelfde straf te ontvangen. Over de mohammedaanse opvatting van degenen die in de hel worden gepijnigd, lezen wij: „Zij zullen ’in hete rukwinden, kokend water en in de schaduw van pikzwarte rook’ leven. Zij ’zullen roosteren op een brandend vuur, te drinken krijgen uit een kokende bron! en zij zullen alleen voedsel van de stinkende doornstruik te eten krijgen, dat noch dik maakt noch baat tegen de honger’. Zij zullen daar tot in eeuwigheid verblijven. Niets koels zullen zij proeven of drinken.” — Encyclopaedia of Religion and Ethics.
Dergelijke opvattingen over de hel zijn gebaseerd op de overtuiging dat iets, een „ziel”, na de dood van het lichaam voortleeft. Men denkt dat al naar gelang van het soort van leven dat iemand heeft geleid, zijn „ziel” naar een plaats van gelukzaligheid of van pijniging gaat.
Er is beweerd dat de straffen van de hel waarmee wordt gedreigd een afschrikwekkend middel vormen tegen misdadigheid. De Cyclopaedia van M’Clintock en Strong (waarin Knapps Christian Theology wordt aangehaald) zegt: „De mensen ervan te weerhouden een misdaad te begaan, lukt bij zowel beschaafde als onbeschaafde volken veel beter als er met positieve straf wordt gedreigd dan wanneer men hen alleen maar met de natuurlijke gevolgen van zonde bekend maakt of deze doet verwachten, hoe verschrikkelijk ze ook mogen zijn.”
Maar heeft de leerstelling van een hel van pijniging mensen ervan weerhouden misdaden te begaan? De geschiedenis toont aan dat de meest onbuigzame verdedigers van de hellevuurleer tot degenen hebben behoord die enkele van de ergste misdaden tegen de mensheid hebben begaan. De verschrikkelijke folteringen en wreedheden van de inquisities en de religieuze kruistochten werden bijvoorbeeld uitgevoerd door mannen die in de leerstelling van het hellevuur geloofden. En het geloof in een hellevuur heeft mensen er in geen enkel opzicht van weerhouden tijdens de twee wereldoorlogen van deze eeuw de grootste gruweldaden te begaan.
Hoe staat het dan met de basis voor het geloof in een hel van pijniging? Niemand kan wetenschappelijk of anderszins bewijzen dat een „ziel” na de dood van het lichaam blijft voortleven. Persoonlijke waarneming bevestigt de verklaring van de bijbel: „Er is een afloop met betrekking tot de mensenzonen en een afloop met betrekking tot de beesten . . . Zoals de één sterft, zo sterft de ander, en zij allen hebben slechts één geest . . . Allen gaan naar één plaats. Zij zijn allen uit het stof ontstaan, en zij keren allen tot het stof terug.” — Pred. 3:19, 20.
Het geloof in het voortleven van de „ziel” na de dood is dus een kwestie van „geloof”. Bestaat er echter een deugdelijke basis voor dit geloof?
Als de mens een onzichtbare, onsterfelijke ziel heeft die na de dood van het lichaam blijft voortleven, zou daar alleen door goddelijke openbaring achter te komen zijn. Degenen die de bijbel als Gods openbaring aan de mensheid aanvaarden, dienen derhalve in staat te zijn hun overtuiging aan de hand van dit boek te staven, niet waar? Kunnen zij die in de onsterfelijkheid van de menselijke ziel geloven dit? Beschouw de feiten eens en controleer ze in uw eigen bijbel.
De woorden „onsterfelijk” en „onsterfelijkheid” worden in de bijbel nooit in verband met de menselijke ziel gebezigd. Wij lezen echter wel: „De ziel die zondigt, die zal sterven.” — Ezech. 18:4.
Met betrekking tot het gebruik van het woord „ziel” in de bijbel, erkent de New Catholic Encyclopedia: „De opvatting over de menselijke ziel is in het O[ude] T[estament] niet hetzelfde als in de Griekse en moderne filosofie. . . . De ziel in het O[ude] T[estament] betekent niet een deel van de mens, maar de gehele mens — de mens als een levend wezen. In het N[ieuwe] T[estament] duidt de ziel eveneens op menselijk leven: het leven van een afzonderlijke, bewuste persoon.”
In plaats van een onsterfelijke ziel te hebben, is de mens een ziel. „De eerste mens Adam,” zo zegt de bijbel, „werd een levende ziel” (1 Kor. 15:45). Daar dit het geval is, blijft geen enkele „ziel” na de dood van het lichaam voortleven en is er derhalve niets dat na de dood kan worden gepijnigd. Wat valt er echter te zeggen over het woord „hel”?
Is het niet merkwaardig dat het Nederlandse woord „hel” oorspronkelijk geen enkele gedachte inhield aan hitte of pijniging doch eenvoudig duidde op een ’geheel bedekte of verborgen plaats’? Wist u dat? De uitdrukking kwam wat de betekenis betreft heel veel overeen met het Hebreeuwse woord „Sjeool” en het Griekse woord „Hades”. Zo staat er in de verklarende woordenlijst van een Franse bijbel, gebaseerd op een vertaling van Louis Segond, (herziene uitgave van 1910) onder de uitdrukking „Verblijfplaats der doden”: „Deze uitdrukking is een vertaalde weergave van het Griekse woord Hades, hetwelk overeenkomt met het Hebreeuwse Sjeool. Het is de plaats waar de doden zich bevinden tussen [het tijdstip] van hun overlijden en hun opstanding (Luk. 16:23; Hand. 2:27, 31; Openb. 20:13, 14). Bepaalde vertalingen hebben dit woord ten onrechte met hel weergegeven.”
Verwijzingen in de Schrift naar Hades en Sjeool ondersteunen dus niet het bestaan van een plaats van pijniging na de dood. Evenmin kunnen verwijzingen naar „Gehenna” (in verschillende vertalingen weergegeven met „hel”) gebruikt worden ter ondersteuning van het denkbeeld van bewuste pijniging na de dood. De bijbel zegt niet dat God degenen die in Gehenna worden geworpen, zal pijnigen, maar dat Hij „én ziel én lichaam kan vernietigen in Gehenna” (Matth. 10:28). Daar vuur het grondigste vernietigingsmiddel is dat in bijbelse tijden werd gebruikt, vormt het „vuur” van Gehenna een uitstekend beeld van volkomen vernietiging.
Wat het „meer van vuur” betreft waarvan in Openbaring 20 melding wordt gemaakt, in vers 14 wordt verklaard dat dit „meer” niet letterlijk is maar een symbool vormt van „de tweede dood”. Allen die „de tweede dood” ondergaan, zullen „tot in alle eeuwigheid” in de greep daarvan blijven (Openb. 20:10). Merk op dat vers 14 zegt dat „de dood en Hades” zelf „in het meer van vuur geslingerd” worden (Openb. 20:14). Vanzelfsprekend hebben de dood en Hades geen bewustzijn, maar kunnen ze wel worden vernietigd, wat wordt afgebeeld door vuur.
De leerstelling van een vurige hel blijkt dus niet op de bijbel gebaseerd te zijn. Ze is louter een uitvloeisel van het feit dat de mens niet wil accepteren dat met de dood alle bewuste bestaan een einde neemt. Deze leerstelling heeft God ten onrechte als wreed voorgesteld en heeft verborgen wat hij verlangt van degenen die hij goedkeurt. Jehovah God wil niet dat mensen hem alleen maar dienen uit angst voor een vreselijke straf maar uit diepe liefde voor hem (Jer. 9:24; Ps. 97:10; 119:104, 128, 163; 1 Joh. 4:8-12). Liefde is een veel afschrikwekkender middel tegen zondigen dan vrees voor straf (Rom. 13:8-10). Jehovah stelt degenen die hem wensen te behagen, de gelegenheid in het vooruitzicht eeuwig leven te verwerven. Miljoenen zullen door middel van een opstanding uit de doden in staat zijn die gelegenheid aan te grijpen. — Joh. 5:28, 29; 17:3.